als de sleutel eenmaal verwijderd is,
onderste afdekking C
fig. 156 terugzetten, controleren of deze
goed vastzit en de bevestigingsbouten
B stevig vastdraaien.
AVVERTENZA
78)Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om
deze hermontageprocedure te laten
uitvoeren. Indien u zelfstandig te werk wilt
gaan, dient u vooral op te letten op de
juiste bevestiging van de borgklemmen.
Anders kan een verkeerde bevestiging van
de onderste en bovenste afdekking lawaai
veroorzaken.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
MET DUBBELE
KOPPELING -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN
Ga in geval van storingen of een lege
accu als volgt te werk om de
keuzehendel te ontgrendelen:
zet de motor af;
schakel de elektrische parkeerrem in;
ga voorzichtig te werk op het met de
pijl aangegeven punt, verwijder de
sierlijst A fig. 158 (compleet met
stofkap) door deze omhoog te tillen (zie
ook fig. 159 );
157F1B0222C
158F1B0741
188
NOODGEVALLEN
wanneer de sleutel eenmaal
verwijderd is, de onderste bekleding C
fig. 162 terugplaatsen, controleren of
deze goed bevestigd is en de
bevestigingsbouten B stevig
aanscherpen.
AVVERTENZA
79)Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om
deze hermontageprocedure te laten
uitvoeren. Indien u zelfstandig te werk wilt
gaan, dient u vooral op te letten op de
juiste bevestiging van de borgklemmen.
Anders kan een verkeerde bevestiging van
de onderste en bovenste afdekking lawaai
veroorzaken.
SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
MONTAGE VAN HET
SLEEPOOG
163) 164) 165)
Het bijgeleverde sleepoog bevindt zich
in de gereedschapstas in de
bagageruimte.
Voor
Ga als volgt te werk:
maak, op het punt dat door de pijl
aangewezen wordt, de dop A
(fig. 164offig. 165, afhankelijk van de
versies) los;
neem sleepoog B en draai deze
helemaal vast op de voorste pen met
schroefdraad.
163F1B0222C
164F1B0716
190
NOODGEVALLEN
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van de auto onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Fiat een reeks controles
en onderhoudsbeurten opgesteld die
op vaste afstandsintervallen en/of op
vaste tijdsintervallen uitgevoerd moeten
worden, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Om de auto in topconditie te houden,
worden op de volgende pagina's van
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema een aantal
aanvullende controles genoemd die
vaker moeten worden uitgevoerd ten
opzichte van de normale intervallen.
Geprogrammeerde Onderhoudsbeurten
worden door alle werkplaatsen van het
Fiat Servicenetwerk uitgevoerd op basis
van de vaste intervallen in tijd of
kilometers/mijlen. Eventuele reparaties
die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar. Als de auto dikwijls gebruikt
wordt voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
geprogrammeerde onderhoudsbeurten
worden aangehouden.
BELANGRIJK De onderhoudsbeurten
van het Geprogrammeerde Onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben. Wij adviseren bij twijfel over de
werking van uw auto contact op te
nemen met uw Fiat-dealer en de
volgende beurt niet af te wachten.
193
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
●
Ververs de motorolie en vervang het filter (uitvoeringen
1.0 en 1.3)(5)
De motorolie verversen en het oliefilter vervangen
(1.4 Turbo Multi Air versies)(6) (O) (●)
●●●●●
Vervang de bougies (uitvoeringen 1.0 en 1.3)(7)●●
Ontstekingsbougie vervangen (1,4 Turbo MultiAir
versies)(7)●●●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(3)
Getande aandrijfriem distributie vervangen (alleen
1.4 Turbo Multi Air-versies)(3)
(4) Jaarlijks uit te voeren controle voor auto's in landen met zeer strenge klimaten (koude landen).
(5) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van het voertuig en wordt aangegeven
met een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Het mag echter nooit meer dan 1 jaar bedragen.
(6) Als het voertuig jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, moeten de motorolie en het filter elk jaar vervangen worden.
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
(7) Om de correcte werking te waarborgen en ernstige schade aan de motor te voorkomen, is het essentieel gebruik te maken van uitsluitend specifiek voor deze
motoren goedgekeurde bougies; alle bougies moeten van hetzelfde type en merk zijn (zie paragraaf “Motor” van het hoofdstuk “Technische gegevens”);neem
de vervangingsintervallen van de bougies volgens het Geprogrammeerde Onderhoudsschema strikt in acht. Het is raadzaam om voor de vervanging van de
bougies contact op te nemen met het FIAT Servicenetwerk. (3) Maximum aantal kilometers 120.000 km. De riem moet elke 6 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand. Als het voertuig wordt gebruikt onder
veeleisende omstandigheden (stoffige omgevingen, koude klimaten, veel stadsritten, langdurig stationair lopen van de motor): aanbevolen maximum aantal
kilometers is 60.000 km. De riem moet elke 4 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand.
196
ONDERHOUD EN ZORG
Controleer oliepeil van elektrohydraulische actuator en
bijvullen indien nodig (uitvoeringen met automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling) (4)
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor en
achter visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren
●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren●●●●●●●●●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)●●●●●●●●●●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen●●●●●●●●●●
Bougie vervangen(3)●●●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen●
Luchtfilterelement vervangen(4)●●●●●
Remvloeistof verversen(5)
(3) Om de correcte werking te waarborgen en ernstige schade aan de motor te voorkomen, is het essentieel gebruik te maken van uitsluitend specifiek voor deze
motoren goedgekeurde bougies; alle bougies moeten van hetzelfde type en merk zijn (zie paragraaf “Motor” van het hoofdstuk “Technische gegevens”);neem
de vervangingsintervallen van de bougies volgens het Geprogrammeerde Onderhoudsschema strikt in acht. Het is raadzaam om voor de vervanging van de
bougies contact op te nemen met het FIAT Servicenetwerk.
(4) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15.000 km vervangen worden.
(5) Remvloeistof moet om de 2 jaar vervangen worden, ongeacht de afgelegde afstand.
199
OLIE AANDRIJFSYSTEEM
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK /
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING
4)
Het olieniveau van de versnellingsbak
mag uitsluitend gecontroleerd worden
bij een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
ACCU
174) 175) 176)
85)
5)
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water.
Een periodieke controle bij het Fiat
Servicenetwerk is echter noodzakelijk
om de efficiëntie te verifiëren.
De accu vervangen
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Nuttig advies om de levensduur van
de accu te verlengen
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer het voertuig geparkeerd
wordt, controleer dan of de portieren,
de motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting
blijft branden.
schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz..) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
Als men na aanschaf van het voertuig
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk; hetgekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik beoordelen.
86)
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden (of
het symbool verschijnt op het display)
om dit aan te geven. Ga hiervoor als
volgt te werk: draai het stuurwiel van
het ene uiteinde naar het andere terwijl
op een rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen. De
accu is ook gevoeliger voor bevriezing
(dit kan reeds bij temperaturen van
-10°C gebeuren). Als het voertuig
langere tijd niet gebruikt wordt, zie dan
"Langdurige stilstand van het voertuig”
in het hoofdstuk "Starten en rijden".
214
ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJK
166)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
167)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden.
168)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
169)Het koelsysteem staat onder druk. Als
de dop vervangen moet worden, doe dit
dan alleen door een origineel exemplaar;
anders kan dit de werking van het systeem
negatief beïnvloeden. Draai bij warme
motor de dop van het reservoir niet los:
gevaar voor brandwonden.
170)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
171)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.172)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
173)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
174)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
175)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
176)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
80)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
81)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.82)Vul motorolie bij met dezelfde
kenmerken als de motorolie waarmee de
motor reeds is gevuld.
83)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met het beschermende PARAFLU
UPantivries. Vul koelvloeistof bij met
dezelfde kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen
vloeistoffen worden gemengd. Mocht dit
toch gebeuren, start de motor dan in geen
geval en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
84)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
85)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
86)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als men na
aanschaf van het voertuig accessoires wil
monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
215
BELANGRIJK
3)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de
vloeistof te laten vervangen.
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
deze handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
startinrichting op STOP is gezet en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een laag
amperage gedurende ongeveer 24 uur
op te laden. De accu langer opladen,
kan de accu beschadigen.
BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op hetdeksel van de accu. De kabelklemmen
moeten ook corrosie-vrij en stevig
vastgemaakt worden aan de klemmen.
Indien gebruik gemaakt wordt van een
acculader van het type "snellader"
terwijl de accu in het voertuig
gemonteerd is, alvorens de lader aan te
sluiten eerst de kabels van de accu zelf
loskoppelen. Gebruik geen "snellader"
voor de levering van startspanning.
VERSIES ZONDER
START&STOPSYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los.
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
sluit de minklem aan op de accu.
216
ONDERHOUD EN ZORG