109
- Bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak :
•
a
ls u, met de selectiehendel in de stand
D , het rempedaal loslaat,
•
o
f als u, met de selectiehendel in de
stand N en het rempedaal losgelaten, de
selectiehendel in de stand D zet,
•
o
f als u de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Uit veiligheids- of comfortover wegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is vastgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
11
km/h bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, omgevingstemperatuur
enz.) zijn die dat niet toelaten.
Uitschakelen/weer inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in het interieur op peil te
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet in de STOP-stand,
wordt hij onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch
weer ingeschakeld als het contact wordt
aangezet.
F
S
electeer in het menu
Rijverlichting/Auto van
het touchscreen het tabblad
" Snelkoppelingen " en dan
" Stop & Star t ".
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te
voorkomen. Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen
, met name over het
rijden op overstroomde wegen.
Storing
Bij een storing in het systeem
gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan
het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct
afslaat.
Alle lampjes op het instrumentenpaneel gaan branden.
Zet in dat geval het contact af en start de motor
vervolgens weer.
Afhankelijk van de modelversie kan er ook
een waarschuwingsmelding verschijnen,
waarin u verzocht wordt de neutraalstand
(stand N ) te selecteren en het rempedaal
in te trappen.
U moet het contact uitzetten en de motor
opnieuw starten.
Dit verklikkerlampje knippert een
paar seconden en gaat dan uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
6
Rijden