Page 225 of 244

INSTELLINGEN
OPMERKING: Afhankelijk van de
kwaliteit en specificatie, kan het
schermdisplay afwijken.
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven. Gebruik
het tabblad en selecteer de instelling
van het onderdeel dat u wilt wijzigen.
U kunt de instellingen in het
configuratiescherm als volgt
aanpassen:
"Display": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Sound": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Klok": "Tijd aanpassen", "GPS
Sync", "Tijdformat", "Tijd zone
geselecteerd", "Zomertijd";
“Voertuig”: Regensensor
ruitenwisser/Deurvergrendeling/Andere;
“Apparat.”: selecteerBluetooth®
of "Network Management";
“Systeem”: "Tooltips", "Taal",
"Temperatuur", "Afstand",
"Muziekdatabase updaten",
"Fabrieksreset", "Systeem informatie
(overeenkomsten en rechten)",
"Systeem informatie (Versie-informatie)"
AUX / USB / iPod
Door een in de handel verkrijgbare
draagbaar audioapparaat op de
AUX-aansluiting aan te sluiten kan de
audio via de luidsprekers van het
voertuig worden weergegeven.
Daarvoor is een in de handel
verkrijgbare stereo minikabel zonder
impedantie (3,5 Ø) nodig.
Bovendien kan het audiosysteem van
het voertuig audio weergeven door een
iPod of USB-apparaat op de
USB-poort fig. 168 (1= USB-poorten/
2= hulpaansluiting) aan te sluiten.
Aansluiten op de USB-poort /
AUX-aansluiting
Een apparaat aansluiten: verwijder
het klepje als de AUX-aansluiting of de
USB-poort door een klepje wordt
afgesloten. Sluit de connector van het
apparaat aan op de USB-poort.Aansluiten met een
verbindingskabel: verwijder het klepje
als de AUX-aansluiting of de USB-poort
door een klepje wordt afgesloten. Sluit
de stekker van het apparaat/de
verbindingskabel aan op de
AUX-aansluiting/USB-poort
De AUX-modus gebruiken
Selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm
"Entertainment" weer te geven. Schakel
over naar de AUX-modus doorAUXte
selecteren.
Gegevens die afgespeeld kunnen
worden: MP3/WMA/AAC/OGG-
bestand.
OPMERKING De AUX-modus wordt
niet ingeschakeld als geen apparaat op
de AUX-aansluiting is aangesloten.
OPMERKING Regel het geluidsvolume
op het draagbare audio-apparaat, met
de bedieningsschakelaar of met de
audioregelschakelaar. Het geluid kan
ook worden geregeld met behulp van
de volume-instelling van het
audio-apparaat.
OPMERKING Het is mogelijk dat u
geluid hoort wanneer de stekker uit de
AUX-aansluiting wordt gehaald terwijl
de AUX-modus is ingeschakeld.
OPMERKING Dit systeem ondersteunt
geen USB 3.0-apparaat. Afhankelijk van
16806020700-122-001
223
Page 226 of 244

het model of de versie van het
besturingssysteem is het bovendien
mogelijk dat andere apparaten niet
worden ondersteund. USB-apparaten
met een FAT32-formattering worden
ondersteund (USB-apparaten met een
andere formattering, zoals NTFS,
worden niet ondersteund).
Bluetooth® HANDSFREE
Koppelen van het apparaat
OmBluetooth®
-audio en de
handsfree te kunnen gebruiken moet de
Bluetooth®
-apparatuur aan de hand
van de volgende procedure met het
systeem gekoppeld worden. In totaal
kunnen zeven apparaten, inclusief
Bluetooth®
-audio-apparaten en
handsfree mobiele telefoons worden
gekoppeld.
OPMERKING Het is mogelijk dat het
Bluetooth®
-systeem 1 of 2 minuten
lang niet werkt nadat het contact naar
ACC of ON is gedraaid. Dit duidt echter
niet op een probleem. Als het
Bluetooth®
-systeem niet automatisch
ingeschakeld wordt nadat 1 of
2 minuten verstreken zijn, verzeker u
ervan dat de
Bluetooth®
-instelling op
het apparaat in orde is en probeer het
Bluetooth®
-apparaat weer vanaf het
voertuig aan te sluiten.
OPMERKING Als apparaten die via
Bluetooth®
werken, op de volgende
plaatsen of in de volgende
omstandigheden worden gebruikt, kanverbinding via
Bluetooth®
mogelijk
niet lukken: het apparaat is verborgen
voor het middelste scherm, zoals achter
of onder een stoel of in het
dashboardkastje / het apparaat raakt of
wordt afgeschermd door een metalen
voorwerp of lichaam / het apparaat
staat in de spaarstand.
OPMERKING Om de lijst van
compatibele mobiele telefoons te
raadplegen, bezoek de website
http://124spiderinfotainment.nl.
Koppelprocedure
Ga als volgt te werk:
selecteer het pictogramop het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven;
selecteer de tabApparat.;
selecteerBluetooth®
en zet de
Bluetooth®
-instelling aan;
selecteerNieuw apparaat
toevoegenvoor de weergave van het
bericht en om naar de werking van het
apparaat over te schakelen. Zoek met
uw apparaat naar het
Bluetooth®
-
apparaat (randapparaat);
selecteer “124 Spider” uit de lijst
met de apparaten die door het
apparaat zijn gevonden;
Apparaat metBluetooth®
-versie
2.0: voer de weergegeven 4-cijferige
koppelcode op het apparaat in.
Apparaat met
Bluetooth®
-versie
2.1 of recenter: controleer of de
6-cijferige code op het audiosysteemook op het apparaat weergegeven
wordt en druk opJa. Afhankelijk van
het mobiele apparaat kan toestemming
voor de verbinding en toegang tot het
telefoonboek van uw mobiele apparaat
vereist zijn. Als het koppelen is gelukt,
zullen de functies van het apparaat dat
met
Bluetooth®
is gekoppeld worden
weergegeven;
apparaten compatibel met
sms-functie: de sms-berichten worden
automatisch gedownload. Afhankelijk
van het apparaat kan het zijn dat er
voor uw apparaat een
downloadtoestemming vereist is.
Het systeem herkent het apparaat
automatisch nadat een apparaat
geregistreerd is.
Apparaat selecteren
Als diverse apparaten gekoppeld zijn,
zal het
Bluetooth®
-systeem het
laatste gekoppelde apparaat verbinden.
Als u echter een koppeling wilt maken
met een ander gekoppeld apparaat, is
het noodzakelijk om de koppeling te
wijzigen. De volgorde van de prioriteit
van de apparaten na de wijziging van
de verbinding blijft behouden, ook al
wordt het contact uitgeschakeld.
Andere apparaten aansluiten
Ga als volgt te werk:
selecteer het pictogramop het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven;
224
MULTIMEDIA
Page 227 of 244

selecteer de tabApparat.en
vervolgens
Bluetooth®
. Schakel de
Bluetooth®
-instelling aan en selecteer
de naam van het apparaat dat u wilt
verbinden;
Selectie telefoon en audiosluit de
beide apparaten als handsfree en
Bluetooth®
-audio aan.Selectie
alleen telefoonsluit een apparaat
alleen als hand-free aan.Selectie
alleen audiosluit een apparaat als
Bluetooth®
-audio aan.
Een nummer bellen
Het bellen van een nummer is mogelijk
met een van de volgende zes
methodes:
Telefoonboek gedownload van het
Bluetooth®
-apparaat (mobiele
telefoon) (spraakherkenningsfunctie kan
worden gebruikt);
Favorieten;
Oproepregistratie;
Een telefoonnummer kiezen
(spraakherkenningsfunctie kan worden
gebruikt);
“Opnieuw kiezen” -
spraakherkenningsopdracht om het
laatste uitgaande gesprek dat is
vastgelegd opnieuw te kiezen;
“Terugbellen” -
spraakherkenningsopdracht om het
laatste inkomende gesprek dat is
vastgelegd opnieuw te kiezen.Door de naam van het contact in het
gedownloade telefoonboek of de naam
van een persoon wiens nummer in de
Bluetooth®
-handsfree is opgeslagen
uit te spreken, kan een nummer worden
gebeld.
Ga als volgt te werk:
druk op de spreekknop;
wacht op de pieptoon;
zeg: "Bel XXXXX... (bijv. “John”)
Mobiel” (u kunt ook zeggen, “Thuis”,
“Werk” of “Anders” in plaats van
“Mobiel”, afhankelijk van hoe uw
contactinformatie is ingesteld);
volg de spraakassistentie om een
oproep te doen of druk gewoon op de
antwoordknop op het stuur tijdens of
na de assistentie om een oproep te
doen.
Een contact importeren
(gedownload telefoonboek)
De gegevens van het telefoonboek van
uw apparaat (mobiele telefoon) kan via
Bluetooth®
naar uwBluetooth®
-
handsfree telefoonboek worden
gezonden en erin worden opgeslagen.
Automatisch downloaden:de
instelling "Autom. download
contactpersonen" moet zijn aangezet.
Als handsfree met het apparaat is
verbonden, wordt het telefoonboek
automatisch gedownload.
Handmatig downloaden: als "Autom.download contactpersonen" niet is
aangezet, kan het telefoonboek met de
volgende procedure worden
gedownload:
selecteer het pictogramop het
startscherm om het scherm
"Communicatie" weer te geven;
selecteerContactpersonenom de
lijst met contacten weer te geven;
selecteerContactpersonen
Bewerken;
selecteerAlle Contactpersonen
ImporterenofGeselecteerde
Contact Importerenom de werking
van het apparaat te bepalen. Selecteer
DownloadalsAlle Contactpersonen
Importerenis geselecteerd. Het
downloaden van de mobiele telefoon
wordt gestart.
OPMERKING In het telefoonboek
kunnen maximaal 1000 contacten
worden opgeslagen.
Een inkomend gesprek ontvangen
Het informatiescherm dat een
inkomend gesprek aangeeft wordt
weergegeven. De instelling
"Binnenkomende gespreksinformatie"
moet zijn aangezet.
Accepteer het gesprekdoor op de
audioregelschakelaar op het stuurwiel
te drukken of selecteerBeantwoorden
op het scherm.Negeer het gesprek
door op de verbreekknop op het
225
Page 228 of 244

stuurwiel te drukken of selecteer
Negerenop het scherm.
NAVIGATIE
SD-KAART
Om het navigatiesysteem te gebruiken,
moet de SD-kaart met de
kaartgegevens in het SD-kaartslot
worden gestoken fig. 169.
Zet de schuif aan de zijkant van de
SD-kaart nooit in de stand LOCK
(VERGRENDELD), als u de SD-kaart
erin steekt. Als de schuif op LOCK is
gezet, kan de SD-kaart niet worden
gelezen en werkt het navigatiesysteem
niet.
Deze SD-kaart is alleen geldig voor
gebruik in één voertuig. Gebruik de
SD-kaart nooit in een ander voertuig.
Als de SD-kaart eerst in een voertuig
wordt gebruikt en dan in een ander
voertuig, kan het navigatiesysteem voorbeide voertuigen onbruikbaar worden.
OPMERKING Voor updates van
navigatiekaarten bezoek de website
http://124spiderinfotainment.nl of neem
contact op met een Abarth
Servicenetwerk.
NAVIGATIEMENU
Selecteeren open het
navigatiemenu.
U beschikt over de volgende opties
fig. 170:
/Open/sluiten. Opent en
sluit de UMP (menubalk). De UMP
(menubalk) wordt onderaan op het
scherm weergegeven.
Voegt een bestemming toe.
Selecteer uw bestemming door een
adres of een POI (plaats van interesse),
een plaats op de kaart of een van uw
favoriete bestemmingen in te voeren. U
kunt ook uw recente bestemmingen in
de smart-geschiedenis bekijken doorde coördinaten in te voeren. Als een
internetverbinding beschikbaar is, kunt
u met lokaal zoeken uw bestemming
verder vinden.
iGeeft het scherm met
verkeersinformatie weer en waarop de
GPS-ontvangst kan worden ingesteld
en geverifieerd.
Annuleert de waypoint/route.
Vind plaatsen in de buurt.U
kunt naar POI's (plaatsen van interesse)
in de buurt van de positie van het
voertuig zoeken.
Geeft de parameters van de
route en de volledige lengte van de
route op de kaart weer. U kunt ook
handelingen verbonden aan de route
verrichten, zoals het bewerken of
annuleren van de route, alternatieve
routes vinden, delen van de route
vermijden, de navigatie simuleren of de
bestemming aan uw Favorieten
toevoegen.
2D/3DWijzigt de weergave.De
weergave van de kaart kan worden
gewijzigd (2D met Noord boven/2D
vooruit/3D).
Schakelt over naar het scherm
"Instellingen" waarop u de instellingen
van de navigatie kunt wijzigen.
OPMERKING Afhankelijk van de landen
en regio's zijn bepaalde functies niet
beschikbaar.16906020777-177-077AB
17011000001-121-112
226
MULTIMEDIA
Page 229 of 244

NAVIGEREN OP DE KAART
De gegevensvelden fig. 171 verschillen
wanneer u een actieve route navigeert
en wanneer u geen bestemming heeft
gespecificeerd (de donkerrode lijn wordt
niet weergegeven).
48: toont de snelheidslimiet van de
actuele weg als de kaart deze weg
bevat.
2,0km/8:31: geeft de afstand van de
route die u nog moet afleggen om uw
eindbestemming te bereiken en de
geschatte aankomsttijd op de
eindbestemming van de route.
OPMERKING Afhankelijk van de landen
en regio's zijn bepaalde functies niet
beschikbaar.
VOORWERPEN OP DE KAARTStraten en wegen: het
navigatiesysteem toont de wegen in
verschillende breedtes en kleuren,
zodat ze gemakkelijk kunnen wordenherkend. Een snelweg wordt breder en
met een andere kleur dan een smalle
straat weergegeven.
Instructie volgende afslag en
Volgende straat: tijdens het navigeren
van een route zal aan de bovenkant van
het scherm informatie over de volgende
manoeuvre, straat of plaats worden
weergegeven. In een deel links
bovenaan op het scherm wordt de
volgende handeling weergegeven.
Geeft het type evenement (zoals
afslaan, omrijden, een snelweg verlaten)
en de afstand vanaf de actuele positie
weer.
Rijstrookinformatie en
Wegwijzers: tijdens het navigeren over
wegen met meerdere rijstroken is het
belangrijk dat de juiste rijstrook gekozen
wordt om de aanbevolen route te
volgen. Als de rijstrookinformatie in de
kaartgegevens aanwezig is, zal het
navigatiesysteem de rijstroken en hun
richtingen met kleine pijlen onderaan op
de kaart aangeven. De gemarkeerde
pijlen geven de rijstroken en de richting
die u moet kiezen.
Kruispuntweergave: als u de afrit
van een snelweg of een ingewikkelde
kruising nadert en de benodigde
informatie beschikbaar is, zal de kaart
door een 3D-weergave van het
kruispunt worden vervangen.
Afrit snelweg services: tijdens uw
reis kunt u een tankstation of een
restaurant nodig hebben. Deze functie
toont een nieuwe knop op de kaart
wanneer u op een snelweg rijdt. Druk
op deze Open-knop om een paneel
met informatie over de volgende afritten
of tankstations te openen.
Elementen van de actieve route:
het navigatiesysteem toont de route op
de volgende manier.
DE BESTEMMING VAN EEN ROUTE
KIEZEN
Een adres invoeren
Voer als volgt een adres als een
bestemming in:
Selecteerop het KAART-scherm
en selecteer
.
SelecteerFind Address[adres
vinden]. Het navigatiesysteem zal
standaard het land en de stad waar u
zich bevindt geven. SelecteerCountry
[land] wanneer dit nodig is en voer de
eerste letters van de naam van het land
op het toetsenbord in. Selecteer het
land uit de lijst met resultaten.
Selecteer een nieuwe plaats wanneer
dit nodig is: selecteerTown[plaats] en
begin de naam van de plaats op het
toetsenbord in te voeren. Vind de
benodigde plaats: zeer waarschijnlijk
wordt de plaatsnaam al op het
invoerveld weergegeven. Accepteer de
17111000001-121-111
227
Page 230 of 244

plaatsnaam door te selecteren. Als de
gewenste naam niet wordt
weergegeven, zullen de namen die met
de ingevoerde string overeenstemmen
in een lijst worden weergegeven nadat
een aantal letters zijn ingevoerd (open
de lijst met resultaten voordat deze
automatisch weergegeven wordt door
te selecteren. Selecteer
vervolgens de plaatsnaam uit de lijst).
Voer de straatnaam in: selecteer
[straatnaam] en begin
de straatnaam op het toetsenbord in te
voeren. Vind de benodigde straatnaam:
zeer waarschijnlijk wordt de straatnaam
al op het invoerveld weergegeven.
Accepteer de plaatsnaam door te
selecteren. Als de gewenste naam niet
wordt weergegeven, zullen de namen
die met de ingevoerde string
overeenstemmen in een lijst worden
weergegeven nadat een aantal letters
zijn ingevoerd (open de lijst met
resultaten voordat deze automatisch
weergegeven wordt door
te
selecteren. Selecteer vervolgens de
straatnaam uit de lijst).
Voer het huisnummer in: selecteer
House Number[huisnummer] en voer
het huisnummer op het toetsenbord in
(voer letters in doorQWEte selecteren).
Selecteer om het invoeren van het
adres te beëindigen. (Als het
huisnummer niet gevonden kanworden, zal het middelpunt van de
straat als de bestemming worden
gekozen).
De gekozen locatie wordt op de
kaart weergegeven. De navigatie wordt
gestart wanneerStartwordt
geselecteerd, of nadat 10 seconden
lang geen handeling wordt verricht. U
kunt de route verifiëren door op de
locatie op het scherm te drukken. De
route kan ook gewijzigd worden door
andere opties te selecteren.
De bestemming van de POI
selecteren
(Plaats van interesse)
Als de naam van een POI (plaats van
interesse) ingevoerd wordt, zal een
zoeklijst worden weergegeven.
Ga als volgt te werk:
Selecteerop het KAART-scherm
en selecteer
.
SelecteerFind Places[plaatsen
vinden].
SelecteerFilter by Name[op naam
filteren].
Voer de naam van de POI (plaats van
interesse) in op het toetsenbord. Kies,
nadat u een aantal letters heeft
ingevoerd, ervoor om de lijst van POI's
met namen die de letters in de
ingevoerde volgorde bevatten te
openen.
De gekozen locatie wordt op de
kaart weergegeven. Het systeem
schakelt over naar het volgende scherm
doorNavigate To[navigeer naar] te
selecteren, of keert naar het vorige
scherm terug door de knop
selecteren. U kunt de bestemming naar
elk gewenst punt op de kaart wijzigen
door op de locatie op het scherm te
drukken.
De bestemming uit uw Favorieten
selecteren
Ga als volgt te werk:
Selecteerop het KAART-scherm
en selecteer
.
SelecteerFavourites[favorieten] in
het menu "Navigatie". Het scherm
schakelt over naar het scherm
"Favorieten" alsFavourites[favorieten]
is geselecteerd. Selecteer uw
opgeslagen favoriet.
De gekozen locatie wordt op de
kaart weergegeven. Het systeem
schakelt over naar het volgende scherm
doorNavigate To[navigeer naar] te
selecteren, of keert naar het vorige
scherm terug door de knop
selecteren. U kunt de bestemming naar
elk gewenst punt op de kaart wijzigen
door op de locatie op het scherm te
drukken.
De navigatie wordt gestart wanneer
Startwordt geselecteerd, of nadat
228
MULTIMEDIA
Page 231 of 244

10 seconden lang geen handeling
wordt verricht. U kunt de route
verifiëren door op de locatie op het
scherm te drukken. De route kan ook
gewijzigd worden door andere opties te
selecteren.
EEN NIEUWE BESTEMMING
SELECTEREN
Ga als volgt te werk:
Plan een nieuwe route naar de
gekozen nieuwe locatie doorNew
Route[nieuwe route] te selecteren. De
vorige bestemming en de waypoint(s)
worden gewist.
SelecteerWaypoint[waypoint] om
een gekozen nieuwe locatie als een
tussenbestemming aan uw route toe te
voegen. De andere bestemmingen van
de route blijven behouden. Opmerking:
een nieuwe waypoint wordt tussen de
andere bestemmingen geplaatst om de
route optimaal te houden. Gebruik de
functie Edit Route [route bewerken] om
te bepalen waar een waypoint moet
worden weergegeven.
SelecteerFinal Destination
[eindbestemming] om de gekozen
nieuwe bestemming aan het einde van
de route te plaatsen. De andere
bestemmingen van de route blijven
behouden. De vorige eindbestemming
is nu de laatste waypoint.
MENU INSTELLINGEN
Selecteerop het KAART-scherm en
selecteer de icoon
.
Opties menu "Instellingen":
Map Settings[kaartinstellingen]: u
kunt de weergave van het kaartscherm
nauwkeurig instellen. Pas de
kaartweergave aan uw behoeften aan,
verberg 3D-gebouwen of geef ze weer
en beheer de displayinstellingen (welke
POI moet op de kaart worden
weergegeven) van het POI (point of
interest).
Guidance Settings[instellingen
begeleiding]: tijdens het afleggen van
een route is de aanverwante instelling
beschikbaar.
Warning Settings
[waarschuwingsinstellingen]: een
instelling verbonden aan de
waarschuwingen is beschikbaar.
Route Settings[Route-instellingen].
Traffic Settings
[verkeersinstellingen]: een instelling voor
de verkeersinformatie is beschikbaar.
Connected Settings[verbonden
instellingen]: een instelling voor de
online services is beschikbaar
OPMERKING: Sommige functies zijn
afhankelijk van sommige landen en
regio's niet beschikbaar.
KAARTINSTELLINGEN
De kaart wordt altijd op het scherm
weergegeven. Scroll omlaag over het
scherm om de instelling achter het
onderste deel van het scherm weer te
geven:
View Mode[weergavewijze]: de
weergavewijze van de kaart kan
gewijzigd worden wanneer deze knop
geselecteerd is.3Dgeeft voorwerpen
zoals actuele constructies
driedimensionaal op de kaart weer.2D
de kaart wordt zo gedraaid dat de
rijrichting naar boven is gericht/2D N
de kaart wordt zo weergegeven dat het
noorden naar boven wijst, ongeacht de
richting waarin wordt gereisd.
Viewpoint[gezichtspunt]: regelt het
normaal zoomen en kantelt niveaus
naar uw wens. Er zijn drie niveaus
beschikbaar.
Automatic Zoom[automatisch
zoomen]: bij de routebegeleiding in elke
weergavewijze van de kaart wordt de
zoomfunctie bij benadering van
kruispunten automatisch
in-/uitgeschakeld.
Buildings[gebouwen]: toon of
verberg 3D-modellen van steden, de
artistieke 3D- weergave of
blokweergave van alle gebouwen van
een stad met de gegevens over de
actuele afmeting van de gebouwen en
hun plaats op de kaart.
229
Page 232 of 244
Motorway Overview[overzicht
snelweg]: wanneer deze functie is
ingeschakeld, zal de kaart uitzoomen
om een overzicht van de omringende
omgeving te tonen als het volgende
evenement (manoeuvre) ver weg is. Het
systeem zal de normale kaartweergave
hervatten wanneer u het volgende
evenement benadert.
Place Markers
[plaatsaanduidingen]: selecteer welke
plaatsen tijdens de navigatie op de
kaart zullen worden weergegeven. Te
veel plaatsen maken de kaart druk. Het
is daarom een goed idee om zo min
mogelijk plaatsen te laten weergeven.
U beschikt over de volgende
mogelijkheden: vink het hokje aan om
de categorie van een plaats te tonen of
te verbergen, of selecteer de naam van
de categorie van een plaats om de lijst
met subcategorieën te openen.
230
MULTIMEDIA