Page 77 of 136

75
Laden van de
tractiebatterij
U hebt de keuze uit twee laadtypen: normaal
of snel.
Normaal laden is de voorkeursprocedure; dit
wordt uitgevoerd via een lichtnet thuis.
Snel laden wordt uitgevoerd via een compatibel
snellaadpunt.
Normaal laden
* (bijvoorbeeld voor Frankrijk: Norm NF C 15 -100)
Tijdens het laden: als u
een pacemaker of ander
elektronisch medisch apparaat
draagt, moet u niet in de auto
of in de buurt van de auto, de
laadkabel, de laadeenheid of
het laadpunt blijven (ook niet
gedurende een korte periode).
Raadpleeg een arts,
vraag naar de te nemen
voorzorgsmaatregelen en neem
deze in acht. Controleer alvorens een aansluiting te
maken of de elektrische installatie die u
wilt gebruiken voldoet aan de normen* en
compatibel is met de stroomsterkte van
uw controle-eenheid.
Neem bij twijfel contact op met een
professionele installateur.
Er zijn stopcontacten verkrijgbaar die
speciaal zijn ontworpen voor het laden
van elektrische auto's.
Raadpleeg de desbetreffende installatie-
aanbevelingen voor laadaansluitingen die
speciaal zijn ontworpen voor het laden
van een elektrische auto.
In alle gevallen wordt een eerste
controle en vervolgens regelmatige
controles van uw installatie
aanbevolen door een professionele
installateur.
In de meeste Europese landen heeft
PEUGEOT een overeenkomst gesloten
met een bedrijf dat uw elektrische
installatie kan controleren en aanpassen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk voor
meer informatie.
Gebruik uitsluitend de originele
PEUGEOT-laadkabel.
F
T
rek de parkeerrem aan en zet de
selectiehendel in de stand P .
F
S
chakel de elektrische verbruikers uit en
draai het contactslot naar de stand " LOCK".
Bij beschadiging van de laadkabel of de
controle-eenheid moet gebruik onmiddellijk
worden gestopt. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk voor ver vangingen of bij twijfel.
F Trek aan hendel 1 onder aan het dashboard
(bestuurderszijde) om de klep van de
normale laadaansluiting (rechterzijde van
de auto) te openen.
7
Praktische informatie
Page 83 of 136

81
(afhankelijk van de uitvoering).Als u een pacemaker of ander
elektronisch medisch apparaat
draagt, mag u geen gebruik
maken van snel laden.
Kom niet in de buurt van een
snellaadpunt. Gebeurt dit achter
wel, verlaat het gebied dan zo
snel mogelijk.
Vraag indien nodig een andere
persoon voor het laden van de
auto.
Controleer of het snellaadapparaat en de
bijbehorende kabel geschikt zijn voor uw
auto.
F
T
rek de parkeerrem aan en zet de
selectiehendel in de stand P .
F
S
chakel de elektrische verbruikers uit en
draai het contactslot naar de stand " LOCK".F
T
rek aan hendel 3 onder de
bestuurdersstoel aan de portierzijde om de
klep van de snellaadaansluiting (linkerzijde
van de auto) te openen.
F
D
ruk op de vergrendeling 4 om het deksel
van de aansluiting te openen.
F
C
ontroleer of er geen vuil in de
laadaansluiting van de auto zit. Raak de metalen uiteinden van de
snellaadaansluiting en de kabel niet aan.
Anders bestaat kans op elektrocutie en/of
storingen.
F
S
luit de kabel van het snellaadapparaat
aan op de aansluiting van de auto en
volg daarbij de op het snellaadapparaat
vermelde aanwijzingen.
F
C
ontroleer of het lampje "laden"
op het instrumentenpaneel
constant brandt.
Als dit niet het geval is, is het laden niet
begonnen. Controleer de gebruiksaanwijzing
van het laadpunt.
Snelladen
7
Praktische informatie
Page 91 of 136

89
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en ver volgens op
de pluspool ( +) van de hulpaccu B .
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op de
(-) pool van de hulpaccu B .
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
uw auto. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
Z
et het contact van uw auto aan en wacht
tot het lampje "Ready" gaat branden.
F
N
eem de kabels in de omgekeerde volgorde
los.
F
P
laats de afdekplaat van de accu terug en
draai de moer vast.
Als het lampje "Ready" niet gaat branden:
F
L
aat de kabels aangesloten.
F
Z
et het contact van uw auto in de stand
" LOCK ".
F
L
aad de tractiebatterij via de normale
laadprocedure op.
F
A
ls het lampje "laden" op het
instrumentenpaneel constant brandt, kunt u
de kabels losnemen.
F
W
acht nog minstens één uur.
F
Z
et het contact van uw auto aan en wacht
tot het lampje "Ready" gaat branden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem
blijft bestaan.
Laden met behulp van een
acculader
F Verwijder de afdekplaat van de accu.
Controleer of de elektrolyt niet bevroren is.Controleer het elektrolytniveau en vul dit
indien nodig bij met gedestilleerd water.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
F
D
raai de moer 1 los en til de beugel op.
8
Storingen verhelpen
Page 103 of 136

101
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
Om deze te bereiken:
F
K
lik het deksel los en ver wijder het door het
in zijn geheel naar u toe te trekken.
F
N
eem de tang los.
Zekering vervangen
Goed Defect
Ta n g
Voordat u een zekering ver vangt, dient u eerst
de oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
C
ontroleer of het contact in de stand
" LOCK " staat.
F
U k
unt aan de draad van een zekering zien
of deze defect is.
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering uit
de zekeringkast te verwijderen.
F
V
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
S
electeer de zekering aan de hand van
het nummer op de zekeringkast, de op de
zekering aangegeven stroomsterkte en de
onderstaande overzichten.
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen of geleverd worden, en
niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
F
D
raai de lamphouder en verwijder deze.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
Storingen verhelpen