17
Onderhoudsindicator op nul
zetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Doe dit als volgt:
F
Z
et het contact af (contact in de stand
LOCK of ACC).
F
D
ruk herhaaldelijk op de knop voor het
resetten A tot de onderhoudsindicator
verschijnt.
F
H
oud de knop voor het resetten enkele
seconden ingedrukt tot de sleutel
knippert .
F
D
ruk ter wijl de sleutel knippert op de knop
voor het resetten waarna " CLEAR" wordt
weergegeven in plaats van " ---".
De afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt wordt weergegeven. De weergave "
---" die aangeeft dat de
auto toe is aan een onderhoudsbeurt
wordt automatisch gereset nadat er
een bepaalde tijd is verstreken of een
bepaalde afstand is afgelegd. Het display
toont dan de reseterende tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Bandenspanningscontrole
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Voer dit als volgt uit:
F
d
ruk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F
h
oud de knop A gedurende ten minste
3
seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en het lampje
van de bandenspanningscontrole knippert
langzaam tot het systeem is gereset.
1
Instrumentenpaneel
27
BinnenspiegelVoorzieningen interieur
1.Dashboardkastje
2. Wegklapbare bekerhouders
Druk op het deksel om de bekerhouder
te openen.
3. 12V-aansluiting (120
W)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan uw apparatuur
te voorkomen.
Verstellen van de binnenspiegel: zet de spiegel
in de gewenste positie door deze omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts te draaien.
De binnenspiegel kent 2 standen:
-
dag
stand (normaal),
-
na
chtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Elektrisch inklappen/uitklappen
van de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering).
F
C
ontact in de stand "ON" of "ACC": druk
op de knop C om de buitenspiegels uit te
klappen.
F
C
ontact in de stand "LOCK": druk binnen
30
seconden op de knop C om de
buitenspiegels in te klappen.
De buitenspiegels kunnen ook handmatig
worden ingeklapt.
De buitenspiegels mogen echter nooit
handmatig worden uitgeklapt , omdat
ze anders tijdens het rijden weer kunnen
inklappen.
Gebruik altijd de knop C om de spiegels
uit te klappen.
3
Ergonomie en comfort
34
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Draai de knop voor de regeling van
de luchtverdeling naar deze stand.
De toevoer van buitenlucht wordt geselecteerd
(lampje uit) en, afhankelijk van de uitvoering,
wordt de airconditioning ingeschakeld (lampje
brandt). Zet de knop voor de regeling van de
temperatuur
tussen "●" en "H ".
Zet de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de gewenste
stand.
Voor snel ontwasemen/ontdooien kunt u
tevens op de toets " MAX" drukken.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Inschakelen
F Druk op deze toets om de
achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets
gaat aan.
Uitschakelen
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming
ook eerder uitschakelen
door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit. Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik de actieradius
van de auto vergroot.
Afstandsbediening
(Afhankelijk van de uitvoering).
De afstandsbediening kan worden gebruikt om
de volgende functies op afstand te bedienen:
-
C
ontroleren van de laadtoestand van de
auto.
-
P
rogrammeren van het laden: starttijd en
laadduur.
-
A
ctiveren van de functies ten behoeve
van de klimaatregeling (verwarming,
airconditioning, ontwaseming).
Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om het laden te kunnen
programmeren.
-
Z
et de selectiehendel in de stand P .
-
Z
et het contact in de stand LOCK .
-
S
luit de kabel voor normaal laden op
de auto aan.
Het bereik van de afstandsbediening is
ongeveer 100
meter.
Ergonomie en comfort
36
Als de starttijd wordt geprogrammeerd
zonder de laadduur te programmeren,
wordt de tractiebatterij volledig opgeladen.
Programmeren van de
laadduur
Deze functie wordt gebruikt om de laadduur
voor uw auto in te stellen.
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van de laadduur te selecteren.Op het display verschijnt dit
symbool.
Stel de laadduur in door de pijltoetsen in te
drukken: dit gaat in stappen van 0,5 uur per
keer dat de toets wordt ingedrukt.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
U kunt een laadduur van 0,5 tot 19,5 uur
instellen. U kunt echter ook de duur "-h"
selecteren: in dit geval stopt het laden,
zodra de tractiebatterij volledig opgeladen
is. Deze duur is standaard ingesteld. Als de laadduur wordt geprogrammeerd
zonder de starttijd voor het laden te
programmeren, begint het laden van de
tractiebatterij onmiddellijk en duurt het
laden voort tot de geprogrammeerde
laadduur is verstreken.
Annuleren van de
geprogrammeerde waarden
Met de afstandsbediening
Druk op de toets voor het direct
beginnen met laden en druk
ver volgens kort op de A AN/UIT-
toets om de gegevens naar de auto
te versturen.
Met het contactslot
Zet het contact in de stand ON
en ver volgens in
de stand LOCK .
De met de afstandsbediening
geprogrammeerde waarden, worden
elke keer dat de auto wordt gestart
automatisch geannuleerd.
Programmeren van het
thermische comfort
Deze functie wordt gebruikt voor het
programmeren van de werking van de:
-
verwarming,
-
airconditioning,
-
ontwaseming.Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om de werking van
de verwarming, airconditioning en
ontwaseming te programmeren.
-
D
e selectiehendel staat in de stand P .
-
H
et contact staat in de stand LOCK .
-
D
e kabel voor normaal laden is
aangesloten op de auto.
-
A
lle portieren zijn goed gesloten.
-
D
e laadtoestand van de tractiebatterij
is voldoende (minimaal 1 streepje).
Voor maximale efficiëntie van de
programmering van het thermische
comfort moeten alle ruiten van de auto
gesloten zijn.
Ergonomie en comfort
38
Storingen
Afstandsbediening
IndicatorenStatus OorzakenActies/Opmerkingen
Knippert binnen circa tien seconden na
inschakelen van de afstandsbediening. Er is een storing.
Schakel de afstandsbediening uit en
vervolgens weer in.
Knipperen binnen circa één seconde na
inschakelen van de afstandsbediening. De werking van de afstandsbediening
of de overdracht van gegevens wordt
verstoord door elektrische interferentie.Ga op een plaats staan waar dit probleem
zich niet voordoet.
Knipperen binnen circa tien seconden na
inschakelen van de afstandsbediening. De antenne is niet uitgeschoven.
Schuif de antenne uit.
De afstandsbediening bevindt zich te ver
van de auto. Ga dichter bij de auto staan.
Het contact staat niet in de stand LOCK . Zet het contact in de stand LOCK.
Ergonomie en comfort
42
Automatische verlichting
Automatische verlichting
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand
AUTO staat, worden het parkeerlicht en het
dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende
is.
De sensor bevindt zich onderaan de voorruit.
Dek de lichtsensor niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan
niet meer geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Automatisch uitschakelen
Als de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat, ter wijl het contact in de stand "LOCK"
of "ACC" staat of als de sleutel uit het contact
wordt ver wijderd, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend .
Koplampen in hoogte
verstellen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0.Alleen bestuurder of bestuurder +
1
passagier voorin.
1 of 2. 4 personen (inclusief bestuurder).
3. 4 personen (inclusief bestuurder) +
maximaal toegestane belading.
4. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
De stand " 0" is de basisinstelling.
Ruitenwisserschakelaar
De ruitenwisserschakelaar bestaat uit de
hendel A en de ring B .
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Verlichting en zicht
68
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
bij draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
selectiehendel in de stand N of P.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet dieper is dan 15 cm,
houd daarbij rekening met golven die door
andere weggebruikers kunnen worden
veroorzaakt,
-
R
ijd zo langzaam mogelijk. Rijd in elk geval
niet sneller dan 10
km/h,
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Starten – afzetten van de
auto
Contactslot
- Stand 1: LOCK .
De stuurinrichting wordt vergrendeld.
-
S
tand 2: ACC .
De accessoires (autoradio, 12V-aansluiting,
enz.) kunnen worden gebruikt.
-
S
tand 3: ON .
Contact AAN.
-
S
tand 4: S TA R T .
Lampje "Ready" gaat branden.
Elektromotor ingeschakeld.
Als u langere tijd accessoires gebruikt
(met het contactslot in de stand ACC ),
dan loopt u het risico dat de 12V-accu
ontladen raakt. Starten van uw auto is dan
niet meer mogelijk. Wees voorzichtig.
Rijden
69
Starten
F Controleer of de selectiehendel in de stand P staat.
F
S
teek de sleutel in het contactslot.
F
Z
et de sleutel in de stand 4 (S TA R T ) .
F
H
oud de sleutel enkele
seconden in deze stand tot het
" RE ADY "-lampje gaat branden
en een geluidssignaal klinkt.
F
L
aat de sleutel los.
Het contactslot keert automatisch terug
naar de stand 3 (ON) .
AfzettenF Breng de auto tot stilstand.
F
H oud uw voet op het rempedaal.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P .
F
T
rek de parkeerrem aan.
F
Z
et de sleutel in de stand 1 (LOCK) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan het
contactslot veroorzaken.
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de parkeerremhendel volledig aan om uw auto tegen wegrollen te beschermen.
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Als dit lampje tijdens het rijden brandt,
geeft dit aan dat de parkeerrem nog
(iets) is aangetrokken.
Blokkeer bij het parkeren op een helling
de voor wielen tegen het trottoir, trek de
parkeerrem aan, zet de selectiehendel in
de stand P en zet het contact uit.
Selectiehendel
Te selecteren standen
P. Park (Parkeerstand).
In deze stand kunt u de auto altijd starten.
U moet uw voet op het rempedaal hebben
om de selectiehendel uit de stand P te
halen.
R. Reverse (Achteruitversnelling).
N. Neutral (Neutraalstand).
D. Drive (Rijstand).
Weergave op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
6
Rijden