
54
Vergrendelen
Vervangen van de batterij
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat u de batterij moet
vervangen. Uitvoering zonder Keyless entr y and star t
Batterijtype: CR1620/3
V.
Uitvoering met Keyless entr y and star t
Batterijtype: CR2032/3 V.F
P
laats een nieuwe batterij met de juiste polariteit
in de houder.
F
D
ruk het deksel vast.
Na het ver vangen van de batterij moet de
afstandsbediening worden gesynchroniseerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het synchroniseren van de
afstandsbediening.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Open de portieren.
F C ontroleer of het kinderslot van de
achterportieren niet geactiveerd is.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek.
F
V
er wijder de zwarte dop op de zijkant van het
portier met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel zonder te forceren in het gat
en beweeg, zonder de sleutel te draaien, de pal
zijwaarts richting de binnenzijde van het portier.
F
V
er wijder de sleutel en breng de zwarte dop aan.
F
S
luit de portieren en controleer van buitenaf of
de auto goed is vergrendeld. Na het ver vangen van de batterij of in het geval
van een storing moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden.
Uitvoering zonder Keyless entry and
start
F Wip het deksel met een kleine schroevendraaier
bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
er wijder de lege batterij uit de houder. F
Z et het contact af.
F
Z
et de sleutel in de stand 2
(Contact).
Toegang tot de auto

55
Uitvoering met Keyless entry and
start
F Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P en trap ver volgens het
rempedaal stevig in. F
Z
et het contact aan door op de START/STOP
-
knop te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer volledig.
Raadpleeg als de storing na het resetten niet is
verholpen zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Centrale vergrendeling
Met deze functie kunnen de portieren en de
achterklep van binnenuit worden vergrendeld of
ontgrendeld.
Handbediening
Vergrendelen
F Druk op deze knop om de auto te vergrendelen.
Het rode lampje in de knop gaat branden.
Als één van de portieren is geopend, werkt de
centrale vergrendeling van binnenuit niet.
Ontgrendelen
F Druk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje in de knop gaat uit.
Bij vergrendeling/supervergrendeling van
buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het rode lampje en is de knop inactief.
F
A
ls de auto vergrendeld is, trek dan aan
de binnenportiergreep van een van de
portieren om de auto te ontgrendelen.
F
A
ls de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u
het Keyless entry and start-systeem
of de geïntegreerde sleutel gebruiken om
de auto te ontgrendelen.
Automatisch
Deze functie, ook wel carjackbeveiliging genoemd,
vergrendelt de auto automatisch tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de carjackbeveiliging .
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op het
gesloten hangslot.
F
Z
et het contact uit en ver wijder de sleutel uit het
contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
F
S
teek eerst de mechanische sleutel
(ondergebracht in de afstandsbediening) in het
slot om de auto te ontgrendelen.
F
H
oud de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom tot u
het
contact aanzet.
2
Toegang tot de auto

57
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
De uitwendige beveiliging wordt 5 seconden
nadat de auto is vergrendeld, ingeschakeld.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
45
seconden nadat de auto is vergrendeld,
ingeschakeld. Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto
niet vergrendeld, maar worden de uitwendige
beveiliging, de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging na 45
seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entry and
start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het lampje
van de knop gaat uit en de richtingaanwijzers
knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30
seconden één van
de portieren of de achterklep niet is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Deactiveer de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging om vals alarm te voorkomen,
bijvoorbeeld wanneer:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F V ergrendel de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het rode lampje
van de knop knippert één keer per seconde en
de richtingaanwijzers gaan gedurende ongeveer
2
seconden branden. -
e
en ruit of het schuifdak op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
F
Z
et het contact af en druk binnen 10 seconden
op de knop tot het lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het Keyless entry and start-
systeem.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld;
het lampje van de knop zal één keer per seconde
knipperen.
2
Toegang tot de auto

58
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke
keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-systeem.
Het indicatielampje in de knop gaat uit.
F
S
chakel alle beveiligingen weer in door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje van de knop zal opnieuw
één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
o ntgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier;
F
o
pen het portier; het alarm gaat af;
F
z
et het contact aan: het alarm stopt en het lampje
in de knop gaat uit.
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30
seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de
alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening
of het Keyless entry and start-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt
met knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode lampje
van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in
het systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd
en één keer op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen
het bestuurdersportier worden geopend.
F
O
ntgrendel de auto of houd de elektronische
sleutel van het Keyless entry en start-systeem in
het detectiegebied en trek aan de portiergreep.
Toegang tot de auto

59
Van binnenuit
F Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd:
-
w
ordt bij het openen van het
bestuurdersportier alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld (als de auto
nog niet volledig ontgrendeld was);
-
w
ordt bij het openen van een van de
andere portieren de auto volledig
ontgrendeld.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
Achterklep
Openen van de achterklep
Met de knop aan de buitenzijde van
de achterklep
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd,
moet de elektronische sleutel zich bij de
achterzijde van de auto bevinden.
De achterklep is niet geschikt voor de
bevestiging van een fietsendrager.
Sluiten van de achterklep
F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgrepen aan de binnenzijde van de klep.
F
L
aat de handgrepen los en duw de achterklep
dicht.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
Als de achterklep moeilijk opent of sluit,
laat hem dan zo snel mogelijk controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats om te
voorkomen dat het probleem verergert en
dat de achterklep dichtvalt en daardoor letsel
veroorzaakt.
-
g
aat bij draaiende motor of tijdens
het rijden (snelheid lager dan
10
km/h), dit lampje branden en wordt
gedurende enkele seconden een
waarschuwingsmelding weergegeven.
-
k
linkt tijdens het rijden, als de
snelheid hoger is dan 10
km/h, ook
nog gedurende enkele seconden een
geluidssignaal.
F
D
ruk op de middelste knop van de achterklep
ter wijl de auto ontgrendeld is of de elektronische
sleutel van het Keyless entry and start-systeem
zich in de detectiezone bevindt.
F
B
eweeg de achterklep omhoog. -
b
ij draaiende motor wordt u
hier
gedurende enkele seconden door
dit lampje en een melding op het
instrumentenpaneel op geattendeerd,
-
ti
jdens het rijden (wagensnelheid
hoger dan 10
km/h) wordt u hier
gedurende enkele seconden
door dit lampje, een melding op
het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal op geattendeerd.
2
Toegang tot de auto

61
A.met de elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem,
B. met de knop aan de buitenzijde van de
achterklep;
C. met de knop aan de binnenzijde van de
achterklep;
D. met de toets op het dashboard;
E. door een 'trapbeweging' te maken onder de
achterbumper.
Openen/Sluiten
F Houd de middelste knop A van de elektronische
sleutel ingedrukt.
of De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep is
uitgeschakeld, wordt de achterklep door deze
acties op een kier gezet.
Als u
op de knop A of B drukt, of als u de
methode E gebruikt, kunt u de de gehele
auto ontgrendelen of alleen de achterklep
ontgrendelen als de selectieve ontgrendeling
van de achterklep is geactiveerd.
Door de achterklep handsfree te sluiten kunt
u
de gehele auto vergrendelen.U kunt het openen of sluiten van de achterklep
op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals op een van deze knoppen of
toetsen drukt, wordt de beweging onderbroken.
Als u na het onderbreken van de beweging
weer op een van de knoppen of toetsen drukt,
wordt de beweging omgekeerd.
Handsfree toegang
De functie "Handsfree toegang" kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.
Zorg er voor dat u
stabiel staat wanneer u de
snelle voetbeweging onder de achterbumper
maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem niet
aan – Kans op brandwonden!
U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten: F
D
ruk op de knop B aan de buitenzijde van de
achterklep ter wijl u
de elektronische sleutel bij
u
hebt.
of
F
D
ruk op de knop C aan de binnenzijde van de
achterklep (alleen voor sluiten).
of
F
D
ruk twee keer kort achter elkaar op de
bedieningsknop D op het dashboard.
of
F
B
edien de achterklep handsfree E door een
snelle trapbeweging te maken onder de
achterbumper ter wijl u
de elektronische sleutel
bij u
hebt.
De actie wordt bevestigd door een geluidssignaal.
2
Toegang tot de auto

64
Blokkering van de
ruitbediening achter
Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening
uitgeschakeld.
Ter bevestiging gaat het rode lampje in de knop
branden en wordt er een melding weergegeven.
Het lampje blijft branden zolang de blokkering is
ingeschakeld.
Het blijft mogelijk om de achterportierruiten via
het bedieningspaneel op het bestuurdersportier te
bedienen.
Resetten van de ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening
uitgeschakeld.Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt,
moet de ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij er van
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van
de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van de elektrische ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich
tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt
van de auto tijdens het sluiten van de ruiten
met de elektronische sleutel of het 'Keyless
entry and start'-systeem.
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de
schakelaar 5 om de ruitbediening achter, ongeacht
de stand van de ruiten, te blokkeren. Voer de volgende procedure voor elke ruit uit:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters hoger komen. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig gesloten is;
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog minimaal
1 seconde vast zodra de ruit volledig is gesloten.
Panoramisch schuif-/
kanteldak
Het schuif-/kanteldak en het zonnescherm kunnen
met de schakelaars op de dakconsole worden
geopend en gesloten.
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of ver voerde lading
de beweging van het dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voor werpen op het vaste en
beweegbare deel van het schuif-/kanteldak.
Werkingsprincipes
Om het schuif-/kanteldak volledig te openen, gaat
het mobiele deel van het glas eerst iets omhoog en
schuift ver volgens over het vaste deel.
Elke tussenstand is mogelijk. A. Schakelaar van het zonnescherm.
B. Schakelaar van het schuif-/kanteldak.
Toegang tot de auto

101
De USB-aansluiting kan ook worden gebruikt om
een smartphone via MirrorLinkTM, Android Auto® of
CarPlay® te verbinden, zodat u bepaalde apps van
u
w smartphone via het touchscreen kunt gebruiken.
FOCAL® premium hifi-systeem
- TNF-tweeters: technologie met omgekeerde aluminium conussen voor een optimale spreiding
van het geluid en uiterst ver fijnde hoge tonen.
-
S
ubwoofer: technologie met drievoudige spoel
Power Flower™ 200
mm voor een per fecte,
dynamische weergave van de lage tonen.
-
A
ctieve 515 W 12-kanaalsversterker: hybride
technologie met een combinatie van klasse AB
en klasse D voor volle en ver fijnde hoge tonen
en krachtige bassen.
Draadloze lader
Uw auto is uitgerust met een hifi-geluidsinstallatie
van de al meer dan 35 jaar bestaande Franse
luidsprekerfabrikant FOCAL
® die wereldwijd
befaamd is om zijn gepatenteerde innovaties en
unieke geluidskwaliteit.
Dankzij de 10
luidsprekers met exclusieve
technologieën
van
FOCAL
® kunt u genieten van een
p
uur en ver fijnd geluid in de auto:
-
Hifi-woofers/middentonenluidsprekers:
Polyglass-technologie voor een optimale balans
en precisie van het geluid.
Met dit systeem kan externe apparatuur, zoals een
smartphone, door middel van magnetische inductie
draadloos worden opgeladen. Het systeem voldoet
aan de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van een
compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool Qi.
Werking
De lader werkt als de motor draait en in de STOP-
stand van het Stop & Start-systeem.
Het opladen wordt aangestuurd door de smartphone.
Bij uitvoeringen met Keyless entry and start kan de
werking van de lader tijdelijk worden gestoord bij het
openen van een portier of bij het afzetten van het
contact.
Laden
F Zorg er voor dat het laadgedeelte vrij is.
F P laats een apparaat in het midden van het
laadgedeelte.
F
Z
odra het apparaat wordt gedetecteerd, gaat het
lampje van de lader groen branden.
Het systeem kan niet meerdere apparaten
tegelijkertijd opladen.
F
D
e batterij van het apparaat wordt dan
opgeladen.
F
Z
odra de batterij volledig opgeladen is, gaat het
lampje van de lader uit.
3
Ergonomie en comfort