Page 201 of 261
Verzorging van de auto199Rechterzijde
1.Verwijder de klep van het opberg‐
vak en de bandenreparatieset.
2. Verwijder de afdekking.
3. Lamp richtingaanwijzer (1)
Lamp achteruitrijlicht (2)
4. Verwijder de lamphouder. Verwij‐der en vervang de gloeilamp.
5. Plaats de lamphouder in hetachterlamphuis. Plaats het
achterlamphuis in de carrosserie
en haal aan. Sluit de afdekkingen
en klik ze vast.
6. Schakel het contact in en ga na of
alle lampen werken.
Kentekenverlichting
1. Verlichting met schroevendraaier loswerken.
2. Lamphuis naar beneden toe verwijderen, hierbij niet aan de
kabel trekken.
Lamphouder linksom losdraaien.
Page 202 of 261

200Verzorging van de auto3. Gloeilamp uit lamphouder nemenen nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lamphouder in lamphuis plaatsen
en rechtsom draaien.
5. Lamphouder aanbrengen en met een schroevendraaier vast‐
draaien.Elektrisch systeem
Zekeringen
Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
In een kastje boven de plusklem van
de accu zitten enkele hoofdzekerin‐
gen. Deze zo nodig laten vervangen
door een werkplaats.
Alvorens een zekering te vervangen, de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de oorzaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende
sticker.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast inmotorruimte
De zekeringenkast zit in de motor‐
ruimte.
Page 203 of 261
Verzorging van de auto201Maak de afdekking los, til deze op en
verwijder deze.
Minizekeringen
Nr.Stroomkring1Zonnedak2Buitenspiegelschakelaar/regen‐
sensor/elektrisch bediende ruit
DRV3–4–5Elektrische remregelmodule6Intelligente accusensor7Stuurslot8Transmissieregelmodule9–10Achteruitkijkcamera/achteruit‐
kijkspiegel/lichtschakelaar/
koplampen11Achterruitwisser12Verwarmbare achterruit13Stoel, lendensteun14Verwarmbare buitenspiegels15Lpg-module/regelmodule brand‐ stofsysteem16StoelverwarmingNr.Stroomkring17Transmissieregelmodule
achtercompartiment/koelvloei‐
stofpomp/hulpverwarming18Motorregelmodule achtercom‐
partiment19Brandstofpomp20–21Koelventilator22–23Bobine/verstuivers24Sproeierpomp25Koplampstelelement26Motorregelsensoren27–28Ontsteking29Contactslot 1/230Uitlaatsysteem31Groot licht links32Groot licht rechts33Motorregelmodule34Claxon
Page 204 of 261
202Verzorging van de autoNr.Stroomkring35Airconditioning36Mistlamp voor
JCASE zekeringen
Nr.Stroomkring1Elektrische remregelmodule2Ruitenwisser voor3Voedingsmodule4Voedingsaansluiting van zeke‐
ringenkast instrumentenpaneel5–6Brandstofverwarming7Startmotor8Koelventilator9Koelventilator10Motorregelmodule/gloeibougie11StartmotorZekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder van het interieur
bevindt zich aan de onderzijde van
het instrumentenbord aan de bestuur‐ derszijde. Verwijder het opbergvak
om bij de zekeringen te komen. Open het opbergvak en trek eraan om dit te
verwijderen.
Minizekeringen
Page 205 of 261

Verzorging van de auto203Nr.Stroomkring1Carrosserieregelmodule2Carrosserieregelmodule3Carrosserieregelmodule4Carrosserieregelmodule5Carrosserieregelmodule6Carrosserieregelmodule7Carrosserieregelmodule8Carrosserieregelmodule9Contactslot10Diagnosemodule veiligheid11Datalinkconnector12Verwarming en ventilatie13Achterklep14Centrale gateway-module15Lane Departure Warning/
binnenspiegel16Adaptief rijlicht (AFL)17Stuurslot18Module ultrasoonparkeerhulpNr.Stroomkring19Carrosserieregelmodule/gere‐
gelde spanningsregeling20Stuurwiel21–22Aansteker/gelijkstroomaanslui‐
ting voor accessoires (voor)23Aansteker/gelijkstroomaanslui‐
ting voor accessoires (achter‐
kant middenconsole)24Reserve25Module telematicaservice26Verwarmd stuurwiel27Instrumentengroep/infotain‐
mentsysteem/schakelaar hulp‐
verwarming28Anhangeraansluiting29Display/infotainmentsysteem30Transmissieregelmodule31Instrumentengroep32InfotainmentsysteemNr.Stroomkring33Anhangeraansluiting34Module passieve ontgrendeling/
passieve start
Zekeringen S/B
Nr.Stroomkring01Schakelaar elektrisch bediende
stoelen02Reserve03Elektrisch bediende ruiten voor04Elektrisch bediende ruiten
achter05Logistieke modus06Schakelaar elektrisch bediende
stoelen07Reserve08Reserve
Midi-zekering
Nr.StroomkringM01PTC
Page 206 of 261
204Verzorging van de autoZekeringenkast inbagageruimte
Links achterin ondergebracht.
Verwijder de afdekking om bij de
zekeringen te komen.
Minizekeringen
Nr.Stroomkring1Versterker2All-Wheel Drive3–4–5–6Reserve7–8Reserve9Reserve10Reserve11–12Reserve13–14–15Reserve16–17–18–
Zekeringen S/B
Page 207 of 261
Verzorging van de auto205Nr.Stroomkring1400W-trafo (DC/DC)2400W-trafo (DC/DC)3–4–5–6–7–8–9–BoordgereedschapGereedschap
Auto's met bandenreparatieset
Het gereedschap en de bandenrepa‐
ratieset zijn rechts achterin de baga‐
geruimte ondergebracht 3 214.
Auto's met reservewiel
De krik en het gereedschap liggen in
een opbergvak in de bagageruimte
op het reservewiel.
Wiel verwisselen 3 217, reservewiel
3 219.
Page 208 of 261

206Verzorging van de autoVelgen en bandenConditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐ turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als winterbanden 3 244.
De sticker met de maximumsnelheid in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.Gebruik van winterbanden kan leiden tot minder grip op droge wegen, meerrijgeluid en snellere slijtage van het
profiel. Houd na omschakeling naar
winterbanden rekening met een
gewijzigd weg- en remgedrag.
Als winterbanden worden gebruikt,
moet u ervoor zorgen:
● dat banden van hetzelfde merk en profieltype op de vier wielpo‐
sities worden gebruikt;
● dat alleen radiaalbanden van hetzelfde type en eenzelfde
draagvermogen en snelheidsin‐
dex worden geplaatst als de
originele fabrieksbanden.
Winterbanden met eenzelfde snel‐
heidsindex als de originele fabrieks‐
banden zijn mogelijk niet leverbaar
voor banden met snelheidsindex H,
V, W, Y en ZR. Als winterbanden met
een lagere snelheidsindex worden
gebruikt, mag u nooit de maximaal
toegestane rijsnelheid van de band
overschrijden.Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H215:bandbreedte in mm60:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte), percentageR:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inch95:kengetal voor draagvermogen,
95 komt bijv. overeen met
690 kgH:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:tot 160 km/uS:tot 180 km/uT:tot 190 km/uH:tot 210 km/uV:tot 240 km/uW:tot 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐
heid van de auto afnemen.