Page 32 of 380

ELEKTRISCHE VERWARMING
STUURWIEL
(indien aanwezig)
Druk, met de startinrichting in de stand
MAR, op de knop
op het dashboard
fig. 26. Wanneer de functie ingeschakeld
wordt, gaat de led op de knop branden.
BELANGRIJK Als deze functie bij
afgezette motor wordt ingeschakeld
kan de accu leeglopen.
Auto Op Comfort (indien aanwezig)
Het elektrisch verwarmde stuurwiel
schakelt automatisch in wanneer de
motor gestart wordt en de
buitentemperatuur lager is dan 4,4 °C.
Deze functie kan worden in- of
uitgeschakeld via het menu van het
Uconnect™-systeem.
BELANGRIJK
16)De verstelling mag alleen bij
stilstaande auto en uitgeschakelde motor
gebeuren.
17)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij
montage van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid
in gevaar brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring voldoet.
25J0A0522C26J0A0899C
30
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 84 of 380
Waarschuwingslampje Wat het betekent
LINKER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
RECHTER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met
de linker richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
TUSSENKOMST STOP/START-SYSTEEM
Het waarschuwingslampje gaat branden in het geval van een ingreep van het stop/start-systeem (motor
slaat af). Het waarschuwingslampje gaat uit zodra de motor opnieuw wordt gestart.
82
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 89 of 380
Gele symbolen op het scherm
Symbool Wat het betekent
STORING SENTRY KEY-SYSTEEM / INBRAAKPOGING
Storing Sentry Key-systeem
Het symbool gaat branden om een storing van het Sentry Key-systeem aan te geven. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
Inbraakpoging
Het symbool gaat branden terwijl de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, er verschijnt
bovendien een speciaal bericht, om te melden dat er een mogelijke door het alarmsysteem gedetecteerde
inbraakpoging heeft plaatsgevonden.
INWERKINGTREDING BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
Het symbool gaat branden (en er verschijnt een bericht op het display) indien het
brandstofafsluitsysteem in werking is getreden.
Zie, voor de reactivatieprocedure van het brandstofafsluitsysteem, de beschrijving in het deel
"Brandstofafsluitsysteem" in het hoofdstuk "Noodgevallen". Neem contact op met het Jeep
Servicenetwerk als de brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan worden.
87
Page 118 of 380

Het systeem wordt automatisch
geüpdatet en het waarschuwingslampje
dooft wanneer het systeem de
bijgewerkte waarden van de
bandenspanning ontvangt. Mogelijk moet
de auto maximaal 20 minuten met een
snelheid hoger dan 25 km/h rijden
voordat het TPMS deze informatie
ontvangt.
BELANGRIJK Het TPMS is ontworpen
voor standaardbanden en -wielen. De
door het TPMS gesignaleerde
spanningen en alarmen zijn afgestemd
op de maat banden die op het voertuig
zijn gemonteerd. Het gebruik van
reservewielen van een andere maat,
type en/of ontwerp dan de
standaardwielen kan leiden tot een
onjuiste werking van het systeem en de
beschadiging van de sensoren.
'After-market' gemonteerde wielen
kunnen de sensoren beschadigen. Het
gebruik van after-market
afdichtmiddelen voor banden kan
schade veroorzaken aan de sensor van
het Tyre Pressure Monitoring System.
Indien er gebruik is gemaakt van een
after-market afdichtmiddel voor
banden, wordt geadviseerd naar een
werkplaats van het Jeep
Servicenetwerk te gaan om de
sensoren te laten controleren. Monteerna controle en afstelling van de
bandenspanning altijd de ventieldop
om te voorkomen dat vocht en vuil
binnendringen. Dit zou de sensor van
het Tyre Pressure Monitoring System
kunnen beschadigen.
OPMERKING Enkele externe factoren
(bijv. externe temperatuur, enz...) kunnen
van invloed zijn op de door het TPMS op
het instrumentenpaneel weergegeven
informatie.
De bandenspanning en de
drempelwaarde voor de signalering van
de “lage spanning” kunnen variëren op
basis van de omgevingsomstandigheden.
TPMS controlebericht
Indien er een systeemstoring aanwezig is,
gaat het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden knipperen en
blijft daarna permanent branden. Er
klinkt ook een geluidssignaal.Uitschakeling TPMS
Het TPMS kan worden uitgeschakeld
door de wielen voorzien van TPMS te
vervangen door andere die hiermee niet
zijn uitgerust (bijv. bij vervanging met
winterbanden) en indien dit in het land
van aanschaf is toegestaan. Rijd het
voertuig vervolgens gedurende ten minste
20 minuten met een snelheid van meer
dan 25 km/h. Het TPMS zal een
geluidssignaal laten horen, het
waarschuwingslampje
zal ongeveer
75 seconden knipperen en blijft
vervolgens permanent branden en op het
instrument wordt het bericht
"Bandendruk niet beschikbaar" met
enkele streepjes (– –) weergegeven in
plaats van de spanningswaarden.
Bij de volgende start van de motor zal het
systeem geen geluidssignaal laten horen
en wordt op het scherm het bericht
"Bandendruk niet beschikbaar" niet
langer weergegeven, maar worden nog
steeds de streepjes (– –) in plaats van de
spanningswaarde weergegeven.
Werkingsvoorbeeld
Uitgaande van een voorgeschreven koude
bandenspanning (d.w.z. auto staat
minimaal 3 uur stil) van 2,3 bar, een
omgevingstemperatuur van 20°C en een
gedetecteerde bandenspanning van
1,95 bar, resulteert een
116
VEILIGHEID
Page 199 of 380
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in gevaar
brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen u
helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele telefoonnummer
bellen om het dichtstbijzijnde
Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN.......198
EEN LAMP VERVANGEN........199
ZEKERINGEN VERVANGEN......208
EEN WIEL VERVANGEN........217
TIREKIT (BANDENKIT).........224
STARTEN MET HULPACCU......227
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER.........229
ONTGRENDELING
VERSNELLINGSPOOK AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........230
ONTGRENDELING KEUZEHENDEL
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
MET DUBBELE KOPPELING.....232
SLEPEN VAN VOERTUIG MET
PECH....................234
SLEPEN VAN HET VOERTUIG.....235
197
Page 200 of 380
ALARMKNIPPERLICHTEN
BEDIENING
Druk op de knop fig. 139 om de lichten
aan of uit te zetten.
Wanneer de alarmknipperlichten werken,
knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de
wettelijke voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit wanneer
het noodremmen ophoudt.
139J0A0954C
198
NOODGEVALLEN
Page 216 of 380
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARDfig. 163
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde) F33 20
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F34 20
Systeemvoeding
Uconnect™Klimaatregeling, Alarm, Elektrisch inklappen buitenspiegel,
EOBD-systeem, USB-aansluitingF36 15
Safe Lock-systeem (Ontgrendeling portier bestuurderszijde -
waar aanwezig)/Portierontgrendeling/Centrale vergrendeling/
Elektrische ontgrendeling achterklepF38 20
Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 20
Elektrische ruitbediening linksachter F47 20
Elektrische ruitbediening rechtsachter F48 20
Sigarettenaansteker (waar aanwezig) F94 15
214
NOODGEVALLEN
Page 224 of 380

de zijkant van de band, die de
draairichting aangeven. Dit moet
absoluut in acht worden genomen. Alleen
op die manier kunnen de banden hun
eigenschappen behouden in termen van
grip, lawaai, weerstand tegen slijtage en
drainage op natte oppervlakken.
Indien het, na een lekke band,
noodzakelijk zou zijn een dergelijke band
omgekeerd te monteren, moet er toch
uiterst voorzicht verder gereden worden,
aangezien de prestaties van de band in
deze omstandigheden beperkt zijn. Deze
voorzorgsmaatregel moet altijd in acht
genomen vooral wanneer het wegdek nat
is.
Om volledig te kunnen profiteren van
het eenrichtingsloopvlak, wordt
geadviseerd alle wielen zo spoedig
mogelijk terug te brengen in de correcte
draairichting.
Verzeker u ervan dat het reservewiel
gemonteerd is met het ventiel naar
buiten gericht. Het wiel kan beschadigd
raken als het onjuist gemonteerd is.
Als het voertuig voorzien is van
naafdoppen of wieldeksels, niet proberen
deze op het reservewiel te monteren.
Om letsel aan personen te voorkomen,
mogen de bouten alleen volledig worden
aangehaald wanneer alle wielen van het
voertuig op de grond staan, om te
voorkomen dat het voertuig van de krik
valt.
Na ongeveer 40 km gereden te
hebben, stoppen en controleren of de
bouten correct zijn aangehaald.
159)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Daarom moeten de krik en het wiel met de
lege band altijd in de speciale behuizing
in de bagageruimte geplaatst worden.
160)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant van
het voertuig vlak naast een rijbaan: zorg
ervoor dat het voertuig op een voldoende
afstand van de weg staat, om te vermijden
overreden te worden.161)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Op hellingen of op
onverharde wegen, de wielen blokkeren
met de speciaal voorziene wiggen.
162)Een gemonteerd reservewiel wijzigt
de rijeigenschappen van de auto. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
ruimtebesparende reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet alvorens het wiel
te monteren: de bouten zouden los
kunnen raken tijdens het rijden!
222
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK