de zijkant van de band, die de
draairichting aangeven. Dit moet
absoluut in acht worden genomen. Alleen
op die manier kunnen de banden hun
eigenschappen behouden in termen van
grip, lawaai, weerstand tegen slijtage en
drainage op natte oppervlakken.
Indien het, na een lekke band,
noodzakelijk zou zijn een dergelijke band
omgekeerd te monteren, moet er toch
uiterst voorzicht verder gereden worden,
aangezien de prestaties van de band in
deze omstandigheden beperkt zijn. Deze
voorzorgsmaatregel moet altijd in acht
genomen vooral wanneer het wegdek nat
is.
Om volledig te kunnen profiteren van
het eenrichtingsloopvlak, wordt
geadviseerd alle wielen zo spoedig
mogelijk terug te brengen in de correcte
draairichting.
Verzeker u ervan dat het reservewiel
gemonteerd is met het ventiel naar
buiten gericht. Het wiel kan beschadigd
raken als het onjuist gemonteerd is.
Als het voertuig voorzien is van
naafdoppen of wieldeksels, niet proberen
deze op het reservewiel te monteren.
Om letsel aan personen te voorkomen,
mogen de bouten alleen volledig worden
aangehaald wanneer alle wielen van het
voertuig op de grond staan, om te
voorkomen dat het voertuig van de krik
valt.
Na ongeveer 40 km gereden te
hebben, stoppen en controleren of de
bouten correct zijn aangehaald.
159)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Daarom moeten de krik en het wiel met de
lege band altijd in de speciale behuizing
in de bagageruimte geplaatst worden.
160)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant van
het voertuig vlak naast een rijbaan: zorg
ervoor dat het voertuig op een voldoende
afstand van de weg staat, om te vermijden
overreden te worden.161)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Op hellingen of op
onverharde wegen, de wielen blokkeren
met de speciaal voorziene wiggen.
162)Een gemonteerd reservewiel wijzigt
de rijeigenschappen van de auto. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
ruimtebesparende reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet alvorens het wiel
te monteren: de bouten zouden los
kunnen raken tijdens het rijden!
222
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK
163)Het noodreservewiel (waar voorzien)
is specifiek voor het voertuig: monteer het
niet op andere modellen, en monteer ook
geen noodreservewielen van andere
modellen op uw voertuig. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer
dan strikt noodzakelijk en rijd nooit harder
dan 80 km/h. Op het noodreservewiel is
een oranje sticker aangebracht waarop de
belangrijkste waarschuwingen over het
gebruik en de betreffende beperkingen
zijn vermeld. Deze sticker mag nooit
verwijderd of afgedekt worden. Monteer
nooit een wieldeksel op het
noodreservewiel.164)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek
of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij
voertuigen van hetzelfde model. Elk ander
gebruik, bijv. om andere modellen
voertuigen of andere dingen op te krikken,
is ten strengste verboden. Gebruik hem
nooit voor onderhoud of reparaties onder
het voertuig of om winterbanden te
verwisselen voor zomerbanden of
andersom: wij adviseren u om contact op
te nemen met een Jeep Servicenetwerk.
Zorg dat u zich nooit onder een opgekrikt
voertuig bevindt: gebruik de krik alleen in
de aangegeven standen. Gebruik de krik
niet voor zwaardere lasten dan is
aangegeven op het plaatje op de krik.
Start de motor nooit wanneer de auto
opgekrikt is. Als het voertuig meer dan
noodzakelijk is opgekrikt, kan alles
onstabieler worden, met het risico dat het
voertuig met een harde klap omlaag komt.
Krik de auto daarom alleen zover op als
nodig is om toegang te krijgen tot het
noodreservewiel.165)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
166)Op het noodreservewiel kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden. In
geval van een lekke voorband
(aandrijfwiel) en als er sneeuwkettingen
gebruikt moeten worden, gebruik dan een
standaardwiel en monteer het
ruimtebesparende reservewiel op de
achteras. Zo heeft de vooras twee normale
wielen waarop sneeuwkettingen kunnen
worden gemonteerd.
167)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, indien aanwezig, kan het
tijdens het rijden losraken. Voer nooit
werkzaamheden aan het ventiel uit. Steek
nooit gereedschap, van welk type ook,
tussen de velg en de band. Controleer
regelmatig de spanning van zowel de
banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
223
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van de auto onder
optimale omstandigheden. Daarom heeft
Jeep een reeks controles en
onderhoudsbeurten opgesteld die op
vaste afstandsintervallen en, bij bepaalde
versies, op vaste tijdsintervallen
uitgevoerd moeten worden, zoals
beschreven in het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema.
Voor elke onderhoudsbeurt moet u echter
letten op wat er beschreven is in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema
(bijv. het regelmatig controleren van
vloeistofniveaus, bandenspanning, enz.).
Het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema moet uitgevoerd
worden door het Jeep Servicenetwerk op
van te voren vastgestelde tijdstippen.
Eventuele reparaties die nodig blijken
tijdens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar. Als de auto dikwijls gebruikt
wordt voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
geprogrammeerde onderhoudsbeurten
worden aangehouden.
BELANGRIJK De onderhoudsbeurten
van het Geprogrammeerde Onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben. Het wordt geadviseerd het
Jeep Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende onderhoudsbeurt.
PERIODIEKE CONTROLES
Elke1000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;remvloeistofniveau;vloeistofniveau ruitensproeier;conditie en spanning banden;werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
enz.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke3.000km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als het voertuig gebruikt wordt onder de
volgende omstandigheden:
Wetshandhavingsautoriteiten (of
beveiligingsdiensten), taxi’s
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in het
Geprogrammeerd onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor op
conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
238
ONDERHOUD EN ZORG
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN HET EINDE VAN DE
LEVENSDUUR
(Indien aanwezig)
Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en de
realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen aan
het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan het einde van zijn levensduur zonder extra
kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste
houder of eigenaar als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft.
Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u als u een andere auto gaat aanschaffen, zich
tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze bedrijven zijn zorgvuldig
geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte auto’s met respect voor het
milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het
telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.
306
TECHNISCHE GEGEVENS
Overzichtstabel bedieningselementen op het stuurwiel
Knop Interactie
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Weergave van het overzicht met de laatste 10 oproepen en favoriete telefoonnummers op het instrumentenpaneel
(alleen met het bladeren door oproepen actief)
Spraakherkenning inschakelen
Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
Spraakherkenning onderbreken
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
Op het instrumentenpaneel verlaten van het display met het overzicht met de laatste oproepen (alleen met het
bladeren door oproepen actief)
/Kort drukken (Telefoonmodus): selectie, op het display van het instrumentenpaneel, van de laatste oproepen/SMS-
berichten (alleen met de actieve modus bladeren oproepen)
314
MULTIMEDIA
audioapparaat (tijdens de koppelingsfase
verschijnt op het scherm de voortgang
van het proces);
voer, als het audioapparaat hierom
vraagt, de PIN-code in die wordt getoond
op het display van het systeem of
bevestig de op het apparaat getoonde
PIN;
als de koppelingsprocedure met
succes is afgesloten, wordt een scherm
getoond. Als "Ja" op de vraag wordt
geselecteerd, wordt hetBluetooth®
audioapparaat als favoriet gekoppeld (het
apparaat heeft voorrang op alle andere
apparaten die later worden gekoppeld).
Als "Nee" wordt geselecteerd, wordt de
prioriteit op basis van de volgorde van
koppeling bepaald. Het laatst verbonden
apparaat heeft de hoogste prioriteit;
een audioapparaat kan ook gekoppeld
worden door te drukken op de toets
PHONE op het frontpaneel en door
"Settings" te selecteren of, vanuit het
menu "Settings", "Telefoon /Bluetooth" te
selecteren.
BELANGRIJK Raadpleeg het
instructieboekje van de mobiele
telefoon als de
Bluetooth®koppeling
tussen mobiele telefoon en systeem
wordt verbroken.TELEFOONMODUS
De telefoonmodus inschakelen: druk op de
toetsPHONE op het voorpaneel.
Met de knoppen op het display kan men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord op
het display);
de contacten in het telefoonboek van
de mobiele telefoon weergeven en bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en bellen;
een maximum van 10 telefoons/
audioapparaten koppelen om de toegang
en de verbinding eenvoudiger en sneller
te maken;
gesprekken van het systeem naar de
mobiele telefoon en andersom overzetten
en het geluid van de microfoon
uitschakelen bij privégesprekken.
OPMERKING: Het geluid van de mobiele
telefoon wordt verzonden via de
geluidsinstallatie van de auto: het
systeem schakelt de geluidsinstallatie
automatisch uit als de Telefoonfunctie
gebruikt wordt.
OPMERKING Als u de lijst met mobiele
telefoons en ondersteunde functies wilt
te raadplegen, gaat u naar de website
www.DriveUconnect.eu.Mobiele telefoon koppelen
Ga als volgt te werk:
schakel de functieBluetooth®in op de
mobiele telefoon;
druk op de toetsPHONE op het
voorpaneel;
als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;
selecteer "Ja" om de
koppelingsprocedure te starten en zoek
vervolgens hetUconnect™-apparaat op
de mobiele telefoon (als "Nee" wordt
geselecteerd, wordt het hoofdscherm van
de Telefoon getoond);
voer, als de mobiele telefoon hierom
vraagt, de PIN-code getoond op het
display van het systeem in op het
toetsenbord van uw telefoon of bevestig
de op de mobiele telefoon getoonde PIN;
vanuit het scherm "Telefoon" kan de
mobiele telefoon altijd gekoppeld worden
door op de knop "Instelling" te drukken:
druk op de knop "Toestel toev." en ga
verder zoals hierboven beschreven;
tijdens de koppelingsfase verschijnt
een scherm dat de voortgang van het
proces toont;
als de koppelingsprocedure met
succes is voltooid, wordt een scherm
getoond: als "Ja" op de vraag wordt
geselecteerd, wordt de mobiele telefoon
als favoriet gekoppeld (de mobiele
318
MULTIMEDIA
telefoon heeft voorrang op alle andere
mobiele telefoons die later worden
gekoppeld). Als geen andere apparaten
worden gekoppeld, zal het systeem het
eerst gekoppelde apparaat als favoriet
beschouwen.
OPMERKING Om na het updaten van de
telefoonsoftware zeker te zijn van een
goede werking, wordt het aanbevolen de
telefoon te verwijderen uit de lijst van
apparaten die gelinkt zijn aan de radio,
de vorige systeemkoppeling ook uit de
lijst met Bluetooth-apparaten op de
telefoon te verwijderen en een nieuwe
koppeling te maken.
Een nummer bellen
Ga als volgt te werk:
selectie van het pictogram(telefoonboek van mobiele telefoon);selectie van “Recente oproepen";selectie van hetpictogram (grafisch
toetsenbord);
drukken op de knop "Opn. bellen".
Door oproepen bladeren
(indien aanwezig)
Met gebruik van de stuurwielbedieningen
/kunt u uw laatste
telefoonnummers op het display op het
instrumentenpaneel weergeven en
beheren.
Druk op de toets
op het stuurwiel omde laatste 10 oproepen (gemist/
ontvangen/uitgaand) weer te geven.
Gebruik de stuurwielbedieningen
/om het gewenste nummer te
selecteren uit de laatste 10 oproepen.
Druk nogmaals op
om het nummer
terug te bellen.
Als u het menu wilt verlaten en/of een
gesprek wilt beëindigen, drukt u op de
toets "ophangen"
op het
stuurwiel.
OPMERKING De hierboven beschreven
procedures zijn alleen toegankelijk indien
ze door de gebruikte mobiele telefoon
worden ondersteund.
SMS-lezer
Het systeem kan de SMS-berichten die
de mobiele telefoon ontvangt voorlezen.
Om deze functie te gebruiken, moet de
mobiele telefoon de uitwisseling van
SMS viaBluetooth®ondersteunen.
Als deze functie niet door de telefoon
wordt ondersteund, is de betreffende
toets
niet geactiveerd (grijs).
Bij ontvangst van een tekstbericht, toont
het display een scherm waarop de opties
"Luisteren", "Bellen" of "Negeer" gekozen
kunnen worden.
U kunt toegang krijgen tot het overzicht
SMS-berichten die door de telefoon zijn
ontvangen door op de grafische toets
te drukken (in het overzicht worden
maximaal 60 ontvangen berichten
weergegeven).
OPMERKING Bij sommige mobiele
telefoons moet, om de leesfunctie van
gesproken SMS-berichten ter beschikking
te krijgen, de optie SMS-melding op de
telefoon ingeschakeld worden; deze optie
is meestal beschikbaar op de telefoon, in
hetBluetooth®verbindingsmenu voor een
apparaat dat geregistreerd is als
Uconnect™. Na inschakeling van deze
functie op uw telefoon, moet u de
telefoon loskoppelen en weer
aankoppelen met behulp van het
Uconnect™systeem om de inschakeling
effectief te maken.
BELANGRIJK Sommige mobiele
telefoons houden geen rekening met
de instellingen van de SMS-
bevestiging bij het koppelen met
Uconnect™. Als een SMS via
Uconnect™wordt gestuurd, zou de
gebruiker, zonder enige waarschuwing,
extra kosten op kunnen lopen door het
verzoek om een ontvangstbevestiging
van het SMS-bericht dat door de
telefoon is gestuurd. Neem in geval
van problemen met betrekking tot de
bovenstaande informatie contact op
319
Overzichtstabel bedieningselementen op het stuurwiel
Knop Interactie
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Weergave van het overzicht met de laatste 10 oproepen en favoriete telefoonnummers op het instrumentenpaneel
(alleen met het bladeren door oproepen actief)
Spraakherkenning inschakelen
Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
Spraakherkenning onderbreken
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
Op het instrumentenpaneel verlaten van het display met het overzicht met de laatste oproepen (alleen met het
bladeren door oproepen actief)
/Kort drukken (Telefoonmodus): selectie, op het display van het instrumentenpaneel, van de laatste oproepen/SMS-
berichten (alleen met de actieve modus bladeren oproepen)
330
MULTIMEDIA