5-41
Rijden met uw auto
5
• De rijsnelheid hoger is danongeveer 20 km/h bij het remmen
op een slecht wegdek.
In werking
Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de ESC
geactiveerd kan worden kunt u
geluiden horen van het remsysteem
en kan het rempedaal gaan trillen.
Dit is normaal. Het betekent dat het
VSM in werking is getreden.
Informatie
Het VSM werkt niet wanneer:
• Op een hellend wegdek wordt gereden, bijvoorbeeld helling op of
helling af.
• Achteruit wordt gereden.
• Controlelampje ESC OFF brandt.
• Waarschuwingslampje EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
( ) brandt. Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan het
VSM-systeem defect raken.
Controleer voor het vervangen
van banden of alle vier de banden
en velgen dezelfde maat hebben.Rijd nooit met de auto wanneer er
banden en velgen met een
verschillende maat zijn
gemonteerd.
Hill-start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
De Hill-start Assist Control (HAC)
voorkomt dat de auto achteruit rolt bij
het wegrijden op een helling. Het
systeem activeert automatisch de
remmen gedurende ongeveer 2seconden en laat na die 2 seconden
of wanneer het gaspedaal wordt
ingetrapt de remmen los.
Informatie
• De HAC werkt niet wanneer de selectiehendel in stand P (parkeren)
of stand N (neutraal) staat.
• De HAC werkt ook als de ESC (elektronische stabiliteitsregeling)
uitgeschakeld is. Het systeem wordt
echter niet geactiveerd als de ESC
niet normaal werkt.
i
AANWIJZING
i
Als het controlelampje ESC ( )
of het waarschuwingslampje
EPS ( ) blijft branden of
knippert, is er mogelijk een
storing aanwezig in het VSM-
systeem. Als het
waarschuwingslampje brandt,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat u altijd in staat bent het gaspedaal te bedienenbij het wegrijden op een helling.
De HAC werkt slechts gedurende
ongeveer 2 seconden.
WAARSCHUWING
5-43
Rijden met uw auto
5
Werking DBC
• De DBC wordt mogelijk nietgedeactiveerd op steile
hellingen, ook al wordt hetrempedaal of het gaspedaal
ingetrapt.
• Schakel de DBC niet in als de selectiehendel in de 3e
versnelling (of hoger) staat bij
auto's met een handgeschakelde
transmissie. De motor kanafslaan als het DBC-systeem
geactiveerd wordt.
AANWIJZING
Stand-by Druk op de toets DBC als de rijsnelheid lager is dan 40
km/h. Het DBC-systeem wordt ingeschakeld in de
stand-bymodus.
Het systeem wordt niet ingeschakeld als de rijsnelheid hoger is dan 40 km/h.
Als in de stand-bymodus de rijsnelheid lager is dan 35
km/h en een steile helling afgereden wordt, wordt de
DBC automatisch geactiveerd.
Als het DBC-systeem is geactiveerd, zal het tijdelijk
worden gedeactiveerd wanneer:
• De helling niet steil genoeg is.
• Het rem- of gaspedaal wordt ingetrapt.
Als deze omstandigheden niet meer aanwezig zijn,
wordt het DBC-systeem automatisch opnieuw
geactiveerd.
Het DBC-systeem wordt uitgeschakeld wanneer:
• De toets DBC opnieuw wordt ingedrukt.
• De rijsnelheid hoger is dan 60 km/h.
Geactiveerd
Tijdelijk
gedeactiveerd
OFF
Modus Controlelampje Beschrijving
Knippert
Verlicht
Niet verlicht
Verlicht
Als het rode controlelampje DBC
brandt, is het systeem mogelijk
oververhit of is er een storing inhet systeem aanwezig.
Als het waarschuwingslampje nog steeds brandt nadat het
DBC-systeem is afgekoeld,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
WAARSCHUWING
5-46
Rijden met uw auto
Rijden met vierwielaandrijving
In de 4WD LOCK-modus wordt het systeem gedeactiveerd als de
rijsnelheid hoger wordt dan 30 km/h en wordt overgeschakeld naar
de 4WD AUTO-modus. Als de rijsnelheid lager wordt dan 30 km/h
wordt weer teruggeschakeld naar de 4WD LOCK-modus.
Gebruik deze modus om bij het op- en afrijden van steile hellingen,
het rijden op onverhard terrein, het rijden op zanderige of
modderige wegen, enz. te zorgen voor maximale tractie.
4WD AUTO
(4WD LOCK is uitgeschakeld)
(Niet verlicht)
Stand tussenbak Selectietoets Controlelampje Beschrijving
Tijdens het rijden in de 4WD AUTO-modus onder normale
bedrijfsomstandigheden werkt de auto net als auto's met
tweewielaandrijving. Maar als het systeem bepaalt dat
vierwielaandrijving noodzakelijk is, wordt de aandrijfkracht van de
motor automatisch verdeeld over alle vier wielen.
Gebruik deze modus voor het rijden op normale wegen.
4WD LOCK
(Verlicht)
Selecteren van de vierwielaandrijvingsmodus (4WD)
Als het waarschuwingslampje 4WD ( ) in het instrumentenpaneel blijft branden, is er mogelijk een
storing aanwezig in het 4WD-systeem. Als het waarschuwingslampje 4WD ( ) brandt adviseren we u de
auto zo spoedig mogelijk te laten nakijken door een officiële Hyundai-dealer.
WAARSCHUWING
5-51
Rijden met uw auto
5
Het ISG-systeem dient om brandstof te besparen door de motor
automatisch uit te zetten als de auto
stilstaat (bijvoorbeeld voor een rood
verkeerslicht, door een stopteken ofin een file).
De motor wordt automatisch gestart
als aan de startvoorwaarden voldaan
is. Het ISG-systeem is altijd actief als
de motor draait.Informatie
Als de motor automatisch gestart
wordt door het ISG-systeem kunnen
sommige waarschuwingslampjes
(bijvoorbeeld ABS, ESC, ESC OFF,
EPS en het waarschuwingslampje van
het parkeerremsysteem) enkele
seconden gaan branden als gevolg van
een lage accuspanning. Dat wijst
echter niet op een storing in het ISG-
systeem.Activeren van het ISG-systeem
Voorwaarden voor activeren
Het ISG-systeem werkt in de
volgende situaties.
- De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
- Het bestuurdersportier en de motorkap zijn gesloten.
- Het vacu
5-61
Rijden met uw auto
5
BCW (Blind-Spot Collision
Warning-systeem)
(indien van toepassing)
Werking
Inschakelen:
Druk op de BCW-schakelaar terwijl het contact in stand ON staat.
Het controlelampje in de BCW-
schakelaar gaat branden. Als de
rijsnelheid hoger wordt dan 30 km/h,
wordt het systeem geactiveerd.Uitschakelen:
Druk nogmaals op de BCW-
schakelaar. Het controlelampje in de
schakelaar gaat uit.
Schakel het systeem met behulp van
de schakelaar uit wanneer het
systeem niet in gebruik is.
Informatie
• Als de auto wordt uitgezet en weer wordt gestart, keert het BCW-
systeem terug naar de vorige status.
• Als het systeem wordt ingeschakeld, brandt er gedurende 3 seconden een
waarschuwingslampje in de
buitenspiegel.
De functie wordt geactiveerd als:
1.Het funcite is ingeschakeld.
2.De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 30 km/h.
3.Er wordt een naderende auto gesignaleerd in de dode hoek.
Eerste waarschuwing
Als er een auto wordt gesignaleerd
binnen de grenzen die door hetsysteem zijn gesteld, zal er een
Geel waarschuwingslampje gaan
branden Rin de buitenspiegel.
Zodra de gesignaleerde auto zich niet
langer in de dode hoek bevindt,
verdwijnt de waarschuwing
overeenkomstig de rijomstandigheden
van de auto.
i
OOS057023
OOS057024
■ Links
■ Rechts
5-62
Rijden met uw auto
• De waarschuwingszoemer wordtmogelijk geactiveerd.
- Uitschakelen van dewaarschuwingszoemer:
Ga naar 'Gebruikersinstellingen →
Bestuurdershulp en selecteer
Geluid voor BCW (Waarschuwingdodehoekbotsing)' op het LCD
display.
- Inschakelen van de waarschuwingszoemer:
Ga naar 'Gebruikersinstellingen →
Bestuurdershulp en deselecteer
Geluid voor BCW (Waarschuwingdodehoekbotsing)' op het LCD
display.
Informatie
De waarschuwingszoemerfunctie
helpt de bestuurder te waarschuwen.
Deactiveer deze functie alleen als dat
noodzakelijk is.
Zie "Modus Gebruikersinstellingen"
in dit hoofdstuk voor meer informatie.
i
OOS057025
■ Links
OOS057026
■ Rechts
[A]: Waarschuwingssignaal
Tweede waarschuwing
Er klinkt in de volgende gevallen een waarschuwingszoemer om de
bestuurder te waarschuwen:
1. Er wordt door het radarsysteem een auto gesignaleerd in de dode hoek (het waarschuwingslampje in de buitenspiegel gaat branden (d.w.z. in
de eerste waarschuwingsfase)) EN
2. De richtingaanwijzer is ingeschakeld (aan dezelfde kant als waar de auto is gesignaleerd).
Wanneer deze waarschuwing wordt geactiveerd, gaat het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel ook knipperen.
Als u de richtingaanwijzer uitschakelt, wordt de tweede
waarschuwingsfase (waarschuwingszoemer en knipperend
waarschuwingslampje in de buitenspiegel) gedeactiveerd.
5-63
Rijden met uw auto
5
RCCW (Waarschuwing botsing
kruisend verkeer achterkant)
(indien van toepassing)
De Waarschuwing botsing kruisend
verkeer achterkant houdt verkeer
van links en rechts in de gaten
wanneer uw auto achteruitrijdt.
Werking
Inschakelen:
Ga naar 'Gebruikersinstellingen →
Bestuurdershulp en selecteer
Waarschuwing botsing kruisend
verkeer achterkant' op het LCD
display.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld en in de stand-
bymodus gezet om te worden
geactiveerd. Als u deze functie in het
instrumentenpaneel deactiveert,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Zie Modus Gebruikersinstellingen in
hoofdstuk 3 voor meer informatie. Informatie
Als de auto wordt uitgezet en weer
wordt gestart, keert het BCW-systeem
terug naar de vorige status.
Het systeem wordt geactiveerd als de
rijsnelheid lager is dan 10 km/h en de
selectiehendel in stand R (achteruit)
staat.
Het Waarschuwing botsing kruisend
verkeer achterkant is ongeveer 0,5 m -
20 m. Het detectiebereik van de Rear
Cross Traffic Alert (RCTA) is
ongeveer 0,5 - 20 m links en rechts
opzij van de auto. Een naderende auto
wordt gesignaleerd als de rijsnelheid
ervan tussen 4 km/h en 36 km/h is.
Het detectiebereik is mogelijk
afhankelijk van de omstandigheden.
Rijd altijd voorzichtig en houd uw
omgeving goed in de gaten wanneer u
achteruitrijdt.
Type waarschuwing
Als de auto die door de sensoren is
gesignaleerd uw auto nadert, klinkt
de waarschuwingszoemer, knippert
het waarschuwingslampje in de
buitenspiegel en verschijnt er een
melding in het LCD-display.
i
■ Links■ Rechts
OOS057031/OOS057032
5-64
Rijden met uw auto
Informatie
• De waarschuwingszoemer gaat uit als:
- Het gesignaleerde voertuig buitenhet detectiebereik van uw auto
komt of
- De auto zich recht achter uw auto bevindt of
- De auto uw auto niet nadert of
- De andere auto langzamer gaat rijden.
• Het systeem werkt mogelijk niet goed door andere factoren of
omstandigheden. Let altijd op uw
omgeving.
• Als het detectiegebied in de buurt van de achterbumper wordt
geblokkeerd door een muur,
barrière of geparkeerde auto, wordt
het detectiebereik mogelijk
verkleind. • Het systeem werkt mogelijk niet
goed wanneer de achterbumper
beschadigd is of als hij is
vervangen of gerepareerd.
• Het detectiebereik is deels afhankelijk van de breedte van de
weg. Als de weg smal is, kan het
systeem mogelijk andere
voertuigen signaleren op de
naastliggende rijstrook.
Wanneer de weg breed is, kan het
systeem mogelijk andere
voertuigen op de naastliggende
rijstrook niet signaleren.
AANWIJZING
i
•Als BCW is ingeschakeld, zal
er een waarschuwingslampjegaan branden in de
buitenspiegel op het momentdat door het system aan de
achterzijde een voertuig wordt
gedetecteerd.
Vertrouw niet alleen op het
waarschuwingslampje maar
houd ook de omgeving rond
de auto goed in de gaten, om
aanrijdingen te voorkomen.
•Drive safely even though the
vehicle is equipped with a
Blind-spot Collision Warning
(BCW) system and Rear Cross
Traffic Alert (RCTA). Vertrouw
niet blindelings op het
systeem, maar controleer
altijd de omgeving bij het
wisselen van rijstrook of
achteruitrijden.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder mogelijk niet in
alle gevallen, dus houd uw
omgeving tijdens het rijdenaltijd goed in de gaten.
WAARSCHUWING •The Blind-spot Collision
Warning (BCW) system and
RCCW (Waarschuwing botsing
kruisend verkeer achterkant)
are not a substitute for proper
and safe driving practices.
Always drive safely and use
caution when changing lanes
or backing up your vehicle. The
Blind-spot Collision Warning
(BCW) system may not detect
every object alongside the
vehicle.