4-36
Multimediasysteem
Bluetooth
Druk op de toets [SETUP/CLOCK]
Selecteer [Bluetooth].
• Aansluitingen: Regel het koppelen en wissen van en verbinding
maken met en het verbreken van
de verbinding met Bluetooth ®
-
apparaten.
• Prioriteit autom. Verbinding: Stel de verbindingsprioriteit in vanBluetooth ®
-apparaten wanneer de
auto wordt gestart.
• Prioriteit autom. Verbinding: Contacten kunnen worden
gedownload vanaf aangeslotenBluetooth ®
-apparaten.
• Bluetooth-spraakaanwijzigingen: Afspelen of dempen van
gesproken aanwijzingen voor het
koppelen van, verbinding maken
met en storingen in Bluetooth ®
-
apparaten. Informatie
• Wanneer gekoppelde apparaten worden gewist, worden de
oproepgeschiedenis en de contacten
van het apparaat die in het
audiosysteem zijn opgeslagen,
gewist.
• Bij Bluetooth ®
-verbindingen met
een lage verbindingsprioriteit duurt
het mogelijk even voordat de
verbinding tot stand wordt
gebracht.
• Er kunnen alleen contacten worden gedownload van het Bluetooth ®
-
apparaat dat op dat moment is
aangesloten.
• Als er geen Bluetooth ®
-apparaat is
aangesloten, kan de toets
"Contacten actualiseren" niet
worden gebruikt.
• Als Slowaaks of Hongaars de ingestelde taal is, wordt
stembegeleiding via Bluetooth niet
ondersteund.
Systeem
Druk op de toets [SETUP/CLOCK]
van het audiosysteem Selecteer [
systeem].
• Taal/Language: wijzig de taal.
• Standaard: reset het audiosysteem.
Informatie
Het systeem wordt teruggezet naar de
standaardwaarden en alle opgeslagen
gegevens en instellingen gaan
verloren.
Weergave Uit
U kunt het scherm uitschakelen
terwijl het audiosysteem in werking
is, om schitteringen te voorkomen.
Druk op de toets [SETUP/CLOCK]
van het audiosysteem Selecteer
[Weergave Uit].
Informatie
Gebruik 'Screensaver' om de
informatie in te stellen die wordt
weergegeven wanneer het systeem
wordt uitgeschakeld.
i
i
i
5-73
Rijden met uw auto
5
• Probeer de camera NOOIT zelf tedemonteren en stel de camera
niet bloot aan schokken.
• Als het volume van het audiosysteem van de auto hoog
is, zijn de waarschuwings-
signalen van het systeem
mogelijk niet hoorbaar.
Informatie
We adviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële Hyundai-
dealer als:
• De voorruit is vervangen.
• De radarsensor of het afdekkapje raakt beschadigd of is vervangen.Waarschuwingsmelding en
waarschuwingslampje
Syst. Voor hulp bij vermijden kop-
staartbotsing (FCA) uitgeschakeld.
Radar is geblokkeerd
Wanneer de behuizing van de lens
van de sensor wordt geblokkeerd
door vuil, sneeuw, e.d., wordt de
werking van het FCA-systeem
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld. Als
dit gebeurt, wordt er een waarschu-
wingsmelding weergegeven op het
LCD-display. Verwijder het eventueel aanwezige
vuil, sneeuw e.d en reinig de
behuizing van de lens van de
radarsensor voordat u het FCA-
systeem gebruikt.
Het systeem werkt normaal wanneer
vuil, sneeuw, e.d. is verwijderd.
De FCA werkt mogelijk niet goed in
een gebied (bijvoorbeeld een open
terrein) waar objecten niet wordengesignaleerd nadat het contact in
stand ON is gezet.
i
OOS057080L
5-82
Rijden met uw auto
Werking LKA
In-/uitschakelen van het LKA- systeem:
Druk met het contact in stand ON op
de toets van het LKA-systeem op het
dashboard, links van het stuurwiel. Het controlelampje in het
instrumentenpaneel zal in eerste
instantie wit branden. Dit geeft aandat het LKA-systeem in de status
READY (gereed) en NOT ENABLED
(niet ingeschakeld) staat.
•Het systeem herkent
rijstrookmarkeringen via eencamera en bedient het
stuurwiel. Als de
rijstrookmarkeringen moeilijk
te herkennen zijn, werkt het
systeem daardoor mogelijkniet goed.
Raadpleeg “Beperkingen van het systeem”.
•Verwijder of beschadig geen
onderdelen die gerelateerd zijnaan het LKA-systeem.
•Het waarschuwingssignaal van
het LKA-systeem is mogelijkniet hoorbaar als het
geluidsvolume van hetaudiosysteem te hoog is
ingesteld.
•Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die licht reflecteren,
zoals spiegels, wit papier enz.
Het systeem werkt mogelijk
niet goed wanneer zonlicht
wordt gereflecteerd.
•Houd het stuurwiel altijd vast wanneer het LKA-systeem is
ingeschakeld. Als u blijftrijden terwijl u het stuurwiel
niet vasthoudt nadat de
waarschuwing "Houd uwhanden op het stuur" is
gegeven, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
•Het stuurwiel wordt niet
continu bediend; als derijsnelheid te hoog is wanneer
u van rijstrook wisselt, wordt
de auto mogelijk niet door het
systeem bediend. De
bestuurder moet zich altijdaan de snelheidslimiethouden als het systeem
gebruikt wordt.
•Als u objecten aan het
stuurwiel bevestigt, assisteerthet systeem de besturing
mogelijk niet goed of werkt de
waarschuwing handen van
het stuur mogelijk niet goed.
•Als met een aanhanger rijdt moet u het LKA-systeem
uitschakelen.
OOS057034
5-92
Rijden met uw auto
Het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) maakt gebruik van
de camerasensor op de voorruit. Om de camerasensor in optimale conditie te houden moeten de
volgende aanwijzingen worden
opgevolgd:
• Plaats GEEN accessoires ofstickers op de voorruit en breng
geen getinte coating aan op de
voorruit.
• Plaats GEEN reflecterende objecten (bijv. wit papier,
spiegel) op het dashboard. Elke
lichtreflectie kan een storing in
het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) veroorzaken.
• Voorkom met de grootste zorgvuldigheid dat decamerasensor in aanraking
komt met water.
• Probeer de camera NOOIT zelf te demonteren en stel de camera
niet bloot aan schokken.
• Haal de camera niet uit elkaar, bijvoorbeeld om de ruit extra tetinten of coatings of accessoires
aan te brengen. ls u de camera uit elkaar hebt
gehaald en weer in elkaar hebt
gezet, adviseren we u de
kalibratie van het systeem te
laten controleren door een
officiële Hyundai-dealer.
AANWIJZING•Het rijgedrag van de auto in
voorwaartse richting laat
ernstig te wensen over (door
een groot verschil in
bandenspanning, ongelijk-
matige bandenslijtage, onjuisttoespoor/uitspoor).
•De auto rijdt op een slechte weg.
•De auto rijdt op een
slingerende weg.
•De auto rijdt door een gebied
waarin het hard waait.
•De volgende rijbegeleidings- systemen zijn actief:
- Lane Keeping Assist-
systeem (LKA)
- Forward Collision- Avoidance Assist (FCA)
Het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) werkt mogelijk
niet goed en waarschuwt inbeperkte mate onder de
volgende omstandigheden:
•De rijstrook wordt slecht
herkend. (Zie "Lane KeepingAssist-systeem (LKA)" in dit
hoofdstuk voor meer
informatie.)
•Er wordt wild met de auto
gereden of er wordt abrupt om
een obstakel heen gestuurd
(bijv. wegwerkzaamheden,
andere voertuigen, gevallen
objecten, slechte wegen).
OPMERKING
Als het volume van het
audiosysteem van de auto hoog
is, zijn de
waarschuwingssignalen van
het Driver Attention Warning-
systeem (DAW) mogelijk niet
hoorbaar.
OPMERKING
6-6
Wat te doen in een noodgeval
Om schade aan uw auto te
voorkomen:
• Gebruik alleen een 12V-voedingsbron (accu of
startbooster) om de auto met
een hulpaccu te starten.
• Probeer uw auto niet aan te duwen.
Informatie Een onjuist afgevoerdebatterij kan schadelijk zijn
voor het milieu en voor de
gezondheid. Voer de accu
volgens de wettelijke
voorschriften af.
Startprocedure met behulp van
een hulpaccu
1. Plaats de auto's zo dicht bij elkaar dat de startkabels de afstandtussen de accu's kunnen
overbruggen, maar zorg ervoor
dat de auto's elkaar niet raken.
2. Voorkom te allen tijde dat u in aanraking komt met ventilatoren
of andere bewegende onderdelen,
ook al draaien de motoren niet.
3. Schakel alle elektrische verbruikers, zoals het
audiosysteem, de verlichting, de
airconditioning, enz. uit. Zet deselectiehendel in stand P
(parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie)
en activeer de parkeerrem. Zet de
motor van beide auto's UIT.
i
AANWIJZING•Bij het optillen van een accu met een kunststof behuizingkan door de druk accuzuur
naar buiten komen. Houd bijhet optillen uw handen aan de
zijkant van de accu.
•Probeer uw auto niet met een
hulpaccu te starten als de
lege accu bevroren is.
•Laad NOOIT een accu bij terwijl de accukabels nog
aangesloten zijn.
•Het ontstekingssysteem werkt
met hoogspanning. Raak deze
onderdelen NOOIT aan als demotor draait of als het contactin stand ON staat.
•Voorkom dat de startkabel (+)
en (-) elkaar raken. Anders
kunnen vonken ontstaan.
•De accu kan scheuren of
exploderen wanneer u een
ontladen of bevroren accu
start met behulp van eenhulpaccu.
Pb
7-26
Onderhoud
Te resetten onderdelen
De volgende onderdelen moeten nadat de accu is ontladen of na het
weer aansluiten van de accukabels
mogelijk gereset worden. • Ruit automatisch omhoog/omlaag• Schuifdak
• Tripcomputer
• Verwarmings- en ventilatiesysteem• Geheugen bestuurdersstoel• Klok
• Audiosysteem•Controleer bij het controleren
van de bandenspanning ook
altijd die van het reservewiel.
•Vervang banden die
(ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn. Versletenbanden kunnen een
verminderde remwerking,
verlies van de controle over
de auto en verminderde
tractie veroorzaken.
•Vervang banden ALTIJD door
banden van dezelfde maat als
de originele banden van deze
auto. Het gebruik van eenandere dan de
voorgeschreven bandenmaat
kan een negatieve invloed
hebben op het rijgedrag en
kan ervoor zorgen dat u de
controle over de auto verliest
of kan invloed hebben op het
antiblokkeersysteem (ABS)
van uw auto, waardoor een
ernstig ongeval kan ontstaan.
BANDEN EN VELGEN
Door bandproblemen kunt u de
controle over de auto verliezen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan. Tref de volgende
voorzorgsmaatregelen om dekans op ERNSTIG LETSEL tebeperken:
•Controleer de bandenspan-
ning maandelijks. Controleerde banden daarnaast op
slijtage en beschadigingen.
•De aanbevolen banden-
spanning bij koude bandenstaat in dit instructieboekje enop het bandenspanningslabel
op de middenstijl aan
bestuurderszijde. Gebruikaltijd een bandenspan-ningsmeter om debandenspanning te meten.
Banden met een te hoge of
een te lage spanning slijten
ongelijkmatig, wat een
negatieve invloed op dehandling heeft.
WAARSCHUWING
7-38
Onderhoud
7. Plaats een nieuwe zekering metdezelfde stroomsterkte en
controleer of hij stevig in de
klemmen zit. Neem contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer als de
zekering niet goed vastzit.
Als u geen reservezekering hebt,
kunt u in een noodgeval de zekering
van een ander circuit gebruiken dat
niet nodig is om te kunnen rijden,
bijvoorbeeld van de aansteker, mits
de zekering dezelfde stroomsterkteheeft.
Controleer de zekeringkast in de
motorruimte wanneer de koplampen
of andere elektrische componenten
niet werken en de zekeringen in orde
zijn. Vervang een doorgebrande
zekering door een zekering voor
dezelfde stroomsterkte.Zekeringschakelaar
Zet de zekeringschakelaar altijd instand ON.
Als u de schakelaar in stand OFF
zet, moeten sommige onderdelen,
zoals het audiosysteem en de
digitale klok, worden gereset en
werkt de Smart Key mogelijk nietgoed. Informatie
Als de zekeringschakelaar in stand
OFF staat, verschijnt de melding
"Schakel de FUSE SWITCH in".
(indien van toepassing)
• Zet de zekeringschakelaar tijdens het rijden altijd in stand ON.
• Beweeg de zekeringschakelaar niet herhaaldelijk. De
zekeringschakelaar kan hierdoor
beschadigd raken.
AANWIJZING
i
OOS077027OPDE046119
7-42
Onderhoud
Zekeringkast bestuurderszijde
Naam zekeringSymboolStroomsterkte zekeringBeschermd circuit
MODULE5MODULE57,5A
Controlelampje selectiehendel automatische transmissie, elektrochromatische
binnenspiegel, audiosysteem, AMP, koplamp rechts, hoofdunit audio-, video- en
navigatiesysteem, module klimaatregeling, stuurkussenschakelaar, koplamp links,
ISG DC-DC-converter, module automatische koplamphoogteregeling, module
stoelventilatiesysteem voor, module stoelverwarming voor
MODULE3MODULE37,5ARemlichtschakelaar, BCM, selectiehendel automatische transmissie
SCHUIF-
KANT.DAK20AModule schuif-/kanteldak
A.KLEP10ARelais achterklep
P/WDW LHLH25ARelais elektrisch bediende ruit links, module elektrisch bedienbare ruit
bestuurderszijde met klembeveiliging (LHD)
MultimediaMULTI
MEDIA15AISG DC-DC-converter, audiosysteem, hoofdunit audio-, video- en navigatiesysteem
P/WDW RHRH25ARelais elektrisch bediende ruit rechts, module elektrisch bedienbare ruit
bestuurderszijde met klembeveiliging (RHD)
DR/P/StoelDRV25ASchakelaar handmatige verstelling bestuurdersstoel
PS/P/StoelPASS25ASchakelaar handmatige verstelling passagiersstoel
MODULE4MODULE 47,5AModule Blind-Spot Collision Warning links/rechts, Active Air Flap, BCM, zoemer
Parking Distance Warning, module Lane Keeping Assist (rijstrookmarkering), 4WD-ECM
PDM337,5ASmart Key-module, startblokkeringsmodule