BELANGRIJK
27)Als het waarschuwingslampjegaat branden (bij bepaalde versies verschijnt ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten aftappen. Als de waarschuwing onmiddellijk na het tanken verschijnt, kan
het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor onmiddellijk uit en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
59
Waarschuwingslampje Wat het betekent
iTPMS
(voor bepaalde versies/markten)
Lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje gaat continu branden om aan te geven dat de bandenspanning gezakt is onder
de aanbevolen waarde die een lange levensduur van de band en een zuinig brandstofverbruik garandeert,
of om aan te geven dat er spanningsverlies is.
Zo wordt de bestuurder door het iTPMS gewaarschuwd dat een of meer banden leeg en mogelijk lek
kunnen zijn. In dat geval wordt geadviseerd de correcte bandenspanning te herstellen. Zodra de normale
bedrijfsomstandigheden van het voertuig hersteld zijn, de procedure Reset banden uitvoeren.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere lege banden, dit kan de bestuurbaarheid van de auto in
gevaar brengen. Breng het voertuig tot stilstand, voorkom bruusk remmen en sturen.
Storing iTPMS/iTPMS tijdelijk uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje knippert ongeveer 75 seconden en blijft daarna permanent branden (er
verschijnt ook een speciaal bericht op het display) om aan te geven dat het systeem tijdelijk uitgeschakeld
of defect is. Het systeem gaat weer normaal werken zodra de bedrijfsomstandigheden dat toelaten. Als dat
niet het geval is, de procedure Reset banden uitvoeren na het herstellen van de normale
bedrijfsomstandigheden.
Als de storingswaarschuwing zich blijft voordoen, zo snel mogelijk contact opnemen met een het Fiat
Servicenetwerk.
LPG-BRANDSTOFRESERVE
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden als de resterende hoeveelheid LPG in de tank minder dan 1/5 van de tankinhoud
bedraagt. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
AARDGASRESERVE (Natural Power versies)
Het lampje gaat branden als de resterende hoeveelheid AARDGAS in de tank minder dan 1/5 van de
tankinhoud bedraagt. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
Groene lampjes
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de bedieningshendel van de richtingaanwijzer omlaag wordt gezet of,
samen met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de bedieningshendel van de richtingaanwijzer omhoog
wordt gebracht of, samen met de linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
Blauwe lampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
Symbolen en berichten op het display
Symbool of bericht Wat het betekent
Het symbool wordt weergegeven, samen met een speciaal bericht, als er een storing is in het LPG-
systeem.
Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met een Fiat Servicenetwerk en rijd verder op benzine.
Het symbool wordt weergegeven, samen met een speciaal bericht, als er een storing is in het
aardgassysteem.
Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met een Fiat Servicenetwerk en rijd verder op benzine.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool of bericht Wat het betekent
STORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool verschijnt en alle tuiten verdwijnen in het geval van een storing in de brandstofmetersensor.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOP
(Voor bepaalde versies/markten)Het bericht wordt weergegeven wanneer het Start&Stopsysteem wordt in-/uitgeschakeld door het
indrukken van de knop
in het midden van het dashboard.
Als het Start&Stopsysteem is ingeschakeld, is de led op de knop uit; als het systeem is uitgeschakeld gaat
de led branden.
GRAVITY CONTROL
(Panda Cross 4x4 versies)De in werking treding, de niet toegestane inwerking treding en de uitschakeling van het Gravity Control-
systeem worden getoond op het display.
SERVICEWanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen, verschijnt het woord “Service” op het scherm, gevolgd
door het aantal resterende kilometers of mijlen. Dit wordt automatisch weergegeven, met de contactsleutel
op MAR, 2000 km (of het equivalent in mijlen) vóór de onderhoudsbeurt of, indien aanwezig, 30 dagen
vóór de onderhoudsbeurt. Het wordt ook elke keer weergegeven wanneer de sleutel op MAR wordt
gedraaid of, voor bepaalde versies/markten, om de 200 km (of het equivalent in mijlen).
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te resetten.
63
Symbool of bericht Wat het betekent
DUALOGIC
VERSNELLINGSBAKBij versies uitgerust met "Dualogic" versnellingsbak, kunnen de volgende berichten worden weergegeven:
Versnellingen verminderen
Manuele modus niet beschikbaar
Automatische modus niet beschikbaar
Oververhitting koppeling
Rempedaal indrukken
Rempedaal indrukken Vertraagde start
Versnelling niet beschikbaar
Manoeuvre niet toegestaan
Rempedaal indrukken en manoeuvre herhalen
Plaatsing van de versnellingspook in N (vrijstand).
28) 29)
BELANGRIJK
28)Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als de berichten niet van het display verdwijnen.
29)Om de koppeling te sparen mag het gaspedaal niet gebruikt worden om de auto stil te laten staan (bijvoorbeeld: bij stilstand op een
helling); door oververhitting kan de koppeling beschadigd raken. Gebruik in dit geval het rempedaal en bedien het gaspedaal alleen als u
gereed bent om weg te rijden.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
33)Als de voorruit vervangen moet worden
vanwege krassen, steenslag of breuk,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Vervang de voorruit
niet zelf, gevaar van storingen! Het wordt
aanbevolen de voorruit te laten vervangen
als deze beschadigd is in de buurt van
de lasersensor.
34)Knoei niet me de sensor en voer er
geen werkzaamheden aan uit. Dek de
openingen in het sierdeksel onder de
achteruitkijkspiegel niet af. Neem in geval
van een storing van de sensor contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
35)Dek het werkingsbereik van de sensor
niet af met stickers of andere voorwerpen.
Let ook op andere zaken op de motorkap
(bijv. een laag sneeuw) en zorg ervoor
dat die niet interfereren met het licht dat
uitgezonden wordt door de laser.
36)Als een aanhanger of voertuig wordt
getrokken, moet het systeem uitgeschakeld
worden via het display van het
Instellingenmenu.BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
De belangrijkste veiligheidsuitrusting
van het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDS-
GORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat. Het mechanisme van
de oprolautomaat werkt door
vergrendeling van de gordel wanneer er
heftig geremd wordt of bij een sterke
deceleratie wegens een botsing. Zo kan
de gordel vrij schuiven en kan hij zich
aanpassen aan het lichaam van de
inzittende. In het geval van een ongeval,
zal de gordel geblokkeerd worden
waardoor het risico van impact binnenin
het interieur en het naar buiten
geslingerd worden van een persoon
beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
77
BELANGRIJK
78)Druk nooit op knop C fig. 58tijdens het
rijden.
79)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.80)De veiligheidsgordel (voor bepaalde
versies/markten) van de middelste stoel
achterin is voorzien van een servicegesp
fig. 62. Gebruik de veiligheidsgordel niet
zonder vastgemaakte servicegesp. In dat
geval bestaat er bij een ongeval een hoog
risico op letsel of dood. Controleer altijd,
alvorens de riem te gebruiken, of de
servicegesp correct bevestigd is.
81)De veiligheidsgordels links- en
rechtsachter zijn voorzien van een
verstelmechanisme voor de metalen gesp
(metalen haak). Verstel de metalen gesp
ten opzichte van de veiligheidsgordels voor
meer comfort en om het lawaai in het
interieur te beperken.
82)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
83)Controleer na de hoogteafstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is bevestigd,
in één van de vaste standen is
geblokkeerd. Om dit te doen, met knop A
fig. 61 losgelaten, iets meer druk omlaag
uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
SBR-SYSTEEM (Seat
Belt Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (voor bepaalde versies/
markten) als hun veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
Het systeem signaleert niet
vastgemaakte veiligheidsgordels met
visuele waarschuwingen
(waarschuwingslampjes branden op het
instrumentenpaneel en pictogrammen
op het display) en een geluidssignaal
(zie de volgende paragrafen).
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om dit geluidssignaal
permanent te laten uitschakelen. Het
geluidssignaal kan te allen tijde via het
display van het Setup-menu weer
ingeschakeld worden.
Werking controlelampje
veiligheidsgordels
De op het display weergegeven
pictogrammen fig. 63 geven aan:
1: veiligheidsgordel linksvoor;
2: veiligheidsgordel linksachter;
3: veiligheidsgordel middenachter;
4: veiligheidsgordel rechtsachter;
5: veiligheidsgordel rechtsvoor;
A: veiligheidsgordel niet
vastgemaakt;
61F1D0053
62F1D0777
79
VOORAANSPANNERS
84) 85) 86) 87)
37)
Het voertuig is uitgerust met
veiligheidsgordels voor met
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekken. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben
gewerkt; rolt de gordel niet meer op. Dit
voertuig is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (in de zone van
de dorpellijst). De activering hiervan kan
herkend worden aan de verkorting
van de metalen kabel.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen.Als de gordelspanner door
uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven
enz.) met water en/of modder in
contact is geweest, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
hem te laten vervangen.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van een krachtbegrenzer die
bij een frontale aanrijding de
piekbelasting op de borst en schouders
beperkt.ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen. Natuurlijk
moeten zwangere vrouwen wel het
onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt (zie fig.
64). Naar gelang de zwangerschap
verder gevorderd is, moet de
bestuurder zowel de stoel als het
stuurwiel zodanig verstellen dat
volledige controle over het voertuig
mogelijk is (pedalen en stuurwiel
moeten gemakkelijk bereikbaar zijn). De
maximale speling tussen de buik en
het stuurwiel moet aangehouden
worden.
81