13)Bij gebruik van een lakoven moet de
aardgastank uit de auto verwijderd worden
en later weer worden gemonteerd bij het
Fiat Servicenetwerk. Alhoewel het
aardgassysteem talrijke
veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd als volgt te werk te gaan als
het voertuig lange tijd niet gebruikt wordt of
als het voertuig verplaatst wordt in een
noodgeval na pech of een ongeval: schroef
de bevestigingen A fig. 39los, verwijder
het deksel B. Sluit de aardgaskraan door
de ringmoer C rechtsom fig. 41te draaien.
Zet het deksel terug en draai de
bevestigingen weer vast.
14)Het wordt geadviseerd zo nu en dan
(minstens een keer per zes maanden),
de aardgas in de tank volledig te gebruiken
en, bij de volgende tankbeurt te controleren
of de maximuminhoud van 30,5 liter
(inclusief reserve) (met een tolerantie van 2
liter extra) niet overschreden wordt (zie
instructies in de paragraaf "Inhouden” van
dit supplement). Als het niveau de 30,5 liter
(inclusief reserve) overschrijdt, neem dan
onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
15)Onafhankelijk van het laatst gebruikte
brandstoftoevoersysteem, zal het systeem
bij de volgende keer dat de motor gestart
wordt, na de aanvankelijke benzinefase,
automatisch overschakelen naar aardgas.16)Wanneer om omschakeling verzocht
wordt van benzine naar aardgas, kan
er een metaalachtig geluid van de kleppen
die het circuit onder druk zetten, hoorbaar
zijn. Bij de omschakellogica zoals hierboven
beschreven, is een vertraging tussen het
tikkende geluid van de kleppen en het
uitgaan van het groene lampje
op het
instrumentenpaneel volstrekt normaal.
17)In bijzondere gebruiksomstandigheden,
zoals starten en de werking bij lage
omgevingstemperatuur of toevoer van
aardgas met een laag propaangehalte, kan
het systeem tijdelijk omschakelen naar de
werking op benzine, zonder dat de
uitgevoerde schakelaar aangeduid wordt.
Als het gasniveau in de tank laag is, of
als er hoge prestaties gevraagd worden
(bijv. inhalen, volgeladen auto, steile
hellingen) kan het systeem automatisch
omschakelen naar de werking op benzine
om het vereiste motorvermogen te
garanderen. Het groene
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om dit
aan te geven. Wanneer bovengenoemde
omstandigheden niet langer aanwezig zijn,
keert het systeem automatisch terug naar
werking op aardgas en gaat het groene
lampje
uit. Om bovenbeschreven
automatische omschakeling te verkrijgen,
moet u zich ervan verzekeren dat er altijd
voldoende brandstof in de benzinetank zit.
18)Gebruik uitsluitend aardgas voor
motorvoertuigen.
19)Het strikt verboden is om additieven in
aardgas te gebruiken.
VERSIE MET
AARDGASSYSTEEM
(Natural Power)
33) 34) 35)20)
INLEIDING
De versie "Natural Power" heeft twee
brandstofsystemen, een voor benzine
en een voor aardgas (methaan).
AARDGASCILINDERS
De auto is uitgerust met twee cilinders
(totale inhoud ongeveer 72 liter) fig.
43-fig. 44 die zich onder de vloer van
het voertuig bevinden en die
beschermd zijn met twee speciale
beschermkappen.
43F1D0137
35
INSTELLINGENMENU
Het menu omvat de volgende opties:
MENU
VERLICHTING
PIEP SNELHEID
SENSOR KOPLAMPEN (voor
bepaalde versies/markten)
INSCHAKELING/GEGEVENS TRIP
B
STEL UUR IN
STEL DATUM IN
RADIO HERHALING(voor bepaalde
markten/versies)
AUTOCLOSE (voor bepaalde
versies/markten)
MEETEENHEID
TAAL
GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
PIEP VEILIGHEIDSGORDELS (voor
bepaalde versies/markten)
SERVICE
AIRBAG/PASSENGER BAG (voor
bepaalde versies/markten)
DAGLICHTEN (voor bepaalde
versies/markten)
RESET BANDEN (voor bepaalde
versies/markten)
CITY BRAKE C. (voor bepaalde
versies/markten)
RESET OLIEPEIL (voor bepaalde
versies/markten)
EXIT MENU
Uitschakeling van de airbags aan
de passagierszijde: frontairbag
en zijairbag
Met deze functie kan de frontairbag aan
passagierszijde in- of uitgeschakeld
worden.
Ga als volgt te werk:
druk op de knopen druk na
weergave van het bericht
“Passagiersairbag: Uit” om uit te
schakelen) of het bericht
(“Passagiersairbag: Aan” om in te
schakelen) door op
ente
drukken, nogmaals op
drukken;
op het display verschijnt een bericht
met het verzoek om bevestiging;
druk op de knoppenof
om "Ja" te selecteren (om het
inschakelen/uitschakelen te bevestigen)
of "Nee" (om te annuleren);
druk kort op de knop;er
verschijnt een bevestigingsbericht van
de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm.
Houd de knop ingedrukt om naar
het standaardscherm terug te keren
zonder op te slaan.Oliepeil resetten
(voor bepaalde versies/markten)
24)
Met deze functie wordt de
waarschuwing de olie bij te vullen
gereset die circa elke 8.000 km
verschijnt.
Ga als volgt te werk om deze
waarschuwing na het bijvullen van olie
te resetten:
Druk kort op de knop. Het
display vraagt u de reset te bevestigen.
Druk op de knopofen
selecteer “JA” om de waarschuwing te
resetten of “NEE” om de bewerking
te annuleren.
TRIP COMPUTER
De Trip Computer geeft informatie over
de werking van de auto weer op het
display, wanneer de contactsleutel in de
stand MAR staat. Er zijn twee
afzonderlijke reisfunctie, “Trip A” en
“Trip B” genaamd, waarmee de
gegevens over de gehele reis
onafhankelijk van elkaar bewaakt
kunnen worden.
41
LAMPJES EN BERICHTEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
BELANGRIJK Lampjes worden vergezeld van een specifiek bericht en/of een geluidssignaal, wanneer van toepassing. Deze
meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden beschouwd als volledig en/of
een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom geadviseerd het instructieboek
altijd aandachtig te lezen. In geval van een storingsmelding moet men zich altijd aan de instructies houden die in dit hoofdstuk
zijn beschreven.
BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden herhaaldelijk en langdurig weergegeven. Minder
ernstige storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De weergavecyclus van beide categorieën kan worden onderbroken
door op de knop
te drukken. Het lampje op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is
verholpen.
LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Rode lampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
GORDELVERKLIKKER
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaand voertuig de veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd. Wanneer het voertuig in beweging is
en de veiligheidsgordels van de voorstoelen niet goed zijn vastgemaakt, dan gaat het lampje knipperen en
klinkt er een geluidssignaal.
Neem, voor permanente uitschakeling van het geluidssignaal (de zoemer) van het SBR-systeem. (Seat Belt
Reminder)-systeem neem contact op met een Fiat Servicenetwerk. Het systeem kan weer worden
ingeschakeld in het Setup-menu.
43
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING EBD
Wanneer de waarschuwingslampjes
(rood),(geel) en(geel) bij draaiende motor tegelijk gaan
branden, dan is er een storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen
de achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Bij sommige
versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat Servicenetwerk om het systeem
onmiddellijk te laten controleren.
STORING AIRBAG
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje branden maar het moet na enkele
seconden doven.
Als het lampje permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem. Bij sommige versies
verschijnt een speciaal bericht op het display.
37) 38)
BELANGRIJK
37)Als, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, het lampjeniet gaat branden of blijft branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners mogelijk niet in werking treden bij een
ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
38)Een storing van het waarschuwingslampje
wordt aangegeven door het gaan knipperen van hetlampje. In dat geval kan een
eventuele storing van het airbagsysteem mogelijk niet aangegeven worden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
REMVLOEISTOF BENEDEN PEIL/HANDREM AANGETROKKEN
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje branden maar het moet na enkele
seconden doven.
Remvloeistofniveau te laag
Dit lampje gaat branden wanneer het remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het minimumpeil
bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het remcircuit. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.
39)
Handrem aangetrokken
Het lampje gaat branden wanneer de handrem is aangetrokken. Als het voertuig in beweging is, klinkt er
ook een geluidssignaal.
BELANGRIJK Controleer of de handrem niet is aangetrokken als het lampje tijdens het rijden gaat branden.
LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel in de MAR-stand wordt geplaatst, gaat het waarschuwingslampje branden. Het
moet echter weer doven zodra de motor is gestart (als de motor stationair draait, kan er een korte
vertraging in de uitschakeling zitten).
Als het lampje continu blijft branden of knipperen, bij sommige versies verschijnen er ook een bericht en
een symbool op het display, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PORTIEREN/MOTORKAP/BAGAGERUIMTE OPEN
Het waarschuwingslampje gaat branden, bij sommige versies in combinatie met het verschijnen van een
bericht op het display, wanneer één of meerdere portieren, de motorkap of de achterklep niet goed
gesloten zijn. Bij geopende portieren en als de auto rijdt klinkt er een geluidssignaal.
45
BELANGRIJK
39)Als hetwaarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
46
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
ONVOLDOENDE MOTOROLIE/DRUK
Wanneer de contactsleutel naar de MAR-stand wordt gedraaid, gaat het waarschuwingslampje branden,
maar het moet doven zodra de motor is gestart.
Onvoldoende motoroliedruk
Het lampje gaat continu branden, bij sommige versies verschijnt ook een speciaal bericht op het display,
wanneer het systeem een te lage motoroliedruk detecteert.
40)
BELANGRIJK
40)Als hetlampje tijdens het rijden gaat branden (bij sommige versies verschijnt ook een bericht op het display), zet dan de motor
onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
47
Waarschuwingslampje Wat het betekent
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje gaat branden, bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display, als
de motor oververhit raakt.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir niet onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de
motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en
controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na het starten het lampje opnieuw gaat branden, neem dan contact
op met een Fiat Servicenetwerk.
Wanneer de auto onder veeleisende omstandigheden wordt gebruikt(bijv. het heuvel optrekken van
een aanhanger of volledig beladen voertuig): snelheid minderen en, als het lampje blijft branden, de auto tot
stilstand brengen. Wacht 2 of 3 minuten met draaiende motor en geef ietwat gas om de
koelvloeistofcirculatie te bevorderen. Zet vervolgens de motor af. Controleer of het koelvloeistofpeil correct
is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het wordt geadviseerd om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor vóór het afzetten
enkele minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
49