Waarschuwingslampje Wat het betekent
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de bedieningshendel van de richtingaanwijzer omlaag wordt gezet of,
samen met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de bedieningshendel van de richtingaanwijzer omhoog
wordt gebracht of, samen met de linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
Blauwe lampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
Symbolen en berichten op het display
Symbool of bericht Wat het betekent
Het symbool wordt weergegeven, samen met een speciaal bericht, als er een storing is in het LPG-
systeem.
Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met een Fiat Servicenetwerk en rijd verder op benzine.
Het symbool wordt weergegeven, samen met een speciaal bericht, als er een storing is in het
aardgassysteem.
Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met een Fiat Servicenetwerk en rijd verder op benzine.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool of bericht Wat het betekent
STORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool verschijnt en alle tuiten verdwijnen in het geval van een storing in de brandstofmetersensor.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOP
(Voor bepaalde versies/markten)Het bericht wordt weergegeven wanneer het Start&Stopsysteem wordt in-/uitgeschakeld door het
indrukken van de knop
in het midden van het dashboard.
Als het Start&Stopsysteem is ingeschakeld, is de led op de knop uit; als het systeem is uitgeschakeld gaat
de led branden.
GRAVITY CONTROL
(Panda Cross 4x4 versies)De in werking treding, de niet toegestane inwerking treding en de uitschakeling van het Gravity Control-
systeem worden getoond op het display.
SERVICEWanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen, verschijnt het woord “Service” op het scherm, gevolgd
door het aantal resterende kilometers of mijlen. Dit wordt automatisch weergegeven, met de contactsleutel
op MAR, 2000 km (of het equivalent in mijlen) vóór de onderhoudsbeurt of, indien aanwezig, 30 dagen
vóór de onderhoudsbeurt. Het wordt ook elke keer weergegeven wanneer de sleutel op MAR wordt
gedraaid of, voor bepaalde versies/markten, om de 200 km (of het equivalent in mijlen).
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te resetten.
63
Symbool of bericht Wat het betekent
DUALOGIC
VERSNELLINGSBAKBij versies uitgerust met "Dualogic" versnellingsbak, kunnen de volgende berichten worden weergegeven:
Versnellingen verminderen
Manuele modus niet beschikbaar
Automatische modus niet beschikbaar
Oververhitting koppeling
Rempedaal indrukken
Rempedaal indrukken Vertraagde start
Versnelling niet beschikbaar
Manoeuvre niet toegestaan
Rempedaal indrukken en manoeuvre herhalen
Plaatsing van de versnellingspook in N (vrijstand).
28) 29)
BELANGRIJK
28)Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als de berichten niet van het display verdwijnen.
29)Om de koppeling te sparen mag het gaspedaal niet gebruikt worden om de auto stil te laten staan (bijvoorbeeld: bij stilstand op een
helling); door oververhitting kan de koppeling beschadigd raken. Gebruik in dit geval het rempedaal en bedien het gaspedaal alleen als u
gereed bent om weg te rijden.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na 2 seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid van de remmen
hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat
de auto weldra in beweging zal komen.
OPMERKING: Het Hill Holdersysteem
is niet actief als de parkeerrem is
ingeschakeld.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; verlaat daarom
nooit het voertuig zonder eerst de
handrem te hebben aangetrokken, de
motor te hebben afgezet en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld,
met het voertuig in veilige
omstandigheden geparkeerd.ASR (AntiSlip
Regulation) SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem. Het wordt automatisch
in geschakeld als één of beide
aangedreven wielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en bij het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek,
enz.
Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aandrijfwielen doorslippen,
reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
blokkeert het ASR-systeem
automatisch het doorslippende wiel.
Inschakeling/uitschakeling van het
systeem
Het ASR-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op de knop
ASR OFF fig. 49 te drukken.Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een speciaal bericht op het
display. Wanneer het systeem niet actief
is, gaat de led op de knop ASR OFF
branden en verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display.
Wanneer het ASR tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, wordt
automatisch weer ingeschakeld
wanneer de motor weer gestart wordt.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
59) 60) 61) 62) 63)
49F1D0038
67
Inwerkingtreding van het systeem
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat het systeem in
werking is getreden.
Wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gebruikt
Als een noodreservewiel wordt
gebruikt, wordt dit door de
regeleenheid voor 4x4 aandrijving
gedetecteerd (via de snelheidssignalen
van het wiel) en wordt de ingreep van
de vierwielaandrijvingmodus tot een
minimum beperkt, terwijl de
wendbaarheid van het voertuig wordt
behouden. Er wordt geen fout/
alarmsignaal op het instrumentenpaneel
of op het display weergegeven.
Systeem buitenwerking stellen
Om de werking van het systeem uit te
schakelen, op knop A fig. 50 (Panda
4x4 versies) drukken of de ring fig. 51
naar links draaien (Panda Cross 4x4
versies) en deze in deze stand houden
totdat LED 1 op de kiesschakelaar gaat
branden.GRAVITY
CONTROL-SYSTEEM
(Panda Cross 4x4 versies)
BELANGRIJK Deze functie kan alleen
ingeschakeld worden bij "Off Road”
werking ingeschakeld.
Dit is een integraal onderdeel van het
ESC-systeem dat erop gericht is om de
auto tijdens de afdaling op een
constante snelheid te houden, door op
zelfstandige en gedifferentieerde wijze
op de remmen in te werken. Op die
manier biedt de “Gravity Control”-
functie assistentie als onder gladde
omstandigheden en/of op ruig terrein
op steile hellingen wordt gereden.
Geluid en trillingen van de zijkanten van
de wielen (remmen) zijn wanneer het
Gravity Control-systeem in werking
is normaal.
BELANGRIJK Het systeem ontheft de
bestuurder niet van zijn
verantwoordelijkheid voor het besturen
van de auto en vervangt niet de
aandacht die hij/zij moet hebben tijdens
het rijden. De bestuurder van de auto
neemt de volledige verantwoordelijkheid
voor diens handelingen en voor een
incorrect en onverantwoordelijk gebruik
van het voertuig.Het systeem inschakelen
Om de werking van het Gravity
Control-systeem te tegelen, de ring fig.
52, met LED 2 aan, naar rechts draaien
en in zijn stand houden totdat LED 3
op de kiesschakelaar gaat branden.
Het waarschuwingslampje
gaat
branden op het instrumentenpaneel en
het speciale bericht wordt
weergegeven.
BELANGRIJK Het optreden van het
systeem kan alleen ingeschakeld
worden bij "Off Road” werking
ingeschakeld.
52F1D0116
69
T+ (Traction
Plus)-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Traction Plus is een rij-hulpmiddel dat
nuttig is voor het wegrijden op gladde
wegdekken met weinig grip (sneeuw,
ijs, modder, etc.) waardoor de
aandrijfkracht het beste over de vooras
kan worden verdeeld wanneer een
wiel slipt.
Tractie Plus werkt door het wiel met
slechte grip (of het wiel dat meer slipt
dan andere) af te remmen en daarbij de
aandrijfkracht over te brengen naar
die welke een grotere grip heeft op de
grond.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld bij
het starten. Om het Traction Plus-
systeem in werking te stellen, druk op
de T+ knop fig. 53: de LED op de knop
gaat branden; het display toont een
speciaal bericht. Druk nogmaals op de
knop T+ om het systeem weer te
activeren.Werking
Deze functie werkt onder een drempel
van 30 km/h. Wanneer deze snelheid
wordt overschreden, wordt deze
automatisch gedeactiveerd (de LED op
de knop brandt nog) en wordt
geheractiveerd wanneer de snelheid
onder de 30 km/u komt.
De in werking stelling van het Traction
Plus-systeem veroorzaakt het
differentiele vergrendelingseffect op de
vooras, via het remsysteem, om tractie
op onregelmatige ondergronden te
verbeteren.
Als er een storing in het Traction Plus
systeem optreedt, gaat het lampjeESC
op het instrumentenpaneel continu
branden.
BELANGRIJK
44)Het ABS benut zoveel mogelijk de
beschikbare grip maar kan hem niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
45)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling van het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de conditie van het wegdek.
46)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de
grip van de banden op het wegdek
beperkt. Minder dus snelheid om deze aan
de beschikbare grip aan te passen.
47)Een inrijperiode van circa 500 km is
vereist om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
48)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
49)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
50)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
53F1D0039
71
RIJHULPSYSTEMEN
CBC (City Brake
Control)-systeem
(voor bepaalde versies/markten)
67) 68) 69) 70) 71)
30) 31) 32) 33) 34) 35) 36)
Dit is een rijhulpsysteem dat voorzien is
van een lasersensor, die zich aan de
bovenkant van de voorruit bevindt fig.
54, deze kan de aanwezigheid van
voertuigen die vóór u rijden detecteren
en het systeem treedt automatisch in
werking in geval van een dreigende
botsing, door het voertuig af te remmen
om de aanrijding te voorkomen of de
gevolgen daarvan te beperken.
Het systeem is alleen actief als:
de contactsleutel op MAR staat;
de voertuigsnelheid tussen 5 en 30
km/h ligt;
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen zijn omgelegd.
Het systeem kan in elk geval
uitgeschakeld (en vervolgens
ingeschakeld) worden via het display
van het Setup-menu.
Het systeem treedt in werking als er
een gevaar is van een dreigende
botsing en de bestuurder het
rempedaal niet direct intrapt.
Als het systeem detecteert dat het
vooroprijdende voertuig geraakt kan
worden, kan het de auto voor mogelijk
noodremmen voorbereiden.
Als de bestuurder geen enkele actie
onderneemt om de aanrijding te
voorkomen, zal het systeem het
voertuig automatisch afremmen, als
voorbereiding op een mogelijke botsing.
Wanneer er risico op een botsing is,
als de druk op het rempedaal door de
bestuurder onvoldoende is, kan het
systeem in werking treden om de
reactie van het remsysteem te
verbeteren, waardoor de snelheid van
het voertuig verder afneemt.
Bij het heuvel oprijden op een steile
helling, kan het systeem ingrijpen, door
het remsysteem te activeren.Versies uitgerust met Start&Stop
systeem: na afloop van de
automatische remingreep, zal het
Start&Stop systeem gaan werken zoals
beschreven in de "Start&Stop
systeem"-paragraaf in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
Versies uitgerust met
handgeschakelde versnellingsbak:
na afloop van de automatische
remingreep kan de motor haperen en
afslaan, tenzij de bestuurder het
koppelingspedaal intrapt.
Versies uitgerust met "Dualogic"
versnellingsbak(voor bepaalde
versies/markten): na afloop van de
remingreep blijft de laatst opgeslagen
versnelling ingeschakeld.
BELANGRIJK Zowel bij de versies
uitgerust met handgeschakelde
versnellingsbak als bij de versies met
"Dualogic" versnellingsbak (voor
bepaalde versies/markten) kunnen,
nadat het voertuig is gestopt, de
remklauwen gedurende ongeveer 2
seconden vast blijven zitten om
veiligheidsredenen. Zorg ervoor dat u
het rempedaal intrapt als de auto iets
vooruit mocht rijden.
54F1D0041
73
BELANGRIJK Het systeem wordtNIET
geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling is ingeschakeld. Het
systeem wordtNIETingeschakeld als
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen niet omgelegd zijn.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem kan uitgeschakeld (en
vervolgens ingeschakeld) worden via
het display van het Setup-menu.
Rijden onder bijzondere
omstandigheden
Onder bepaalde rijomstandigheden,
zoals bijvoorbeeld:
rijden in de buurt van een bocht (zie
fig. 55);
voertuigen van kleine afmetingen
en/of niet met de rijstrook uitgelijnd (zie
fig. 56);
andere voertuigen die van rijstrook
veranderen (zie fig. 57);
kan de activering van het systeem
onverwachts of vertraagd zijn. De
bestuurder moet daarom bijzonder
voorzichtig zijn en de controle over het
voertuig behouden om in alle veiligheid
te blijven rijden.BELANGRIJK Als op wegen met
bomen met uitstekende takken wordt
gereden, wordt geadviseerd om het
systeem uit te schakelen om te
voorkomen dat takken ter hoogte van
de motorkap of de voorruit interfereren
met het systeem.iTPMS-systeem (indirect
Tyre Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
72) 73) 74) 75) 76) 77)
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandendruk controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een permanent brandend
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem aangeven om welke band het
gaat: het wordt in elk geval aanbevolen
om de spanning van alle vier de banden
te controleren.
55F1D0042
56F1D0043
57F1D0044
74
VEILIGHEID