Automatische stroomonderbreking
ACC
Als de bedieningsmodus ongeveer
30 minuten op "ACC" heeft gestaan,
wordt de stroom naar het
geluidssysteem en andere elektrische
systemen die in die stand kunnen
worden gebruikt, automatisch
uitgeschakeld. (alleen als het
bestuurdersportier is gesloten en de
versnellingspook in de stand “P”
(parkeren) staat).
Als u het bestuurdersportier opent of de
motorschakelaar weer bedient, wordt
de stroomtoevoer hersteld.
Opmerking Als de stroomtoevoer van
"ACC" automatisch is onderbroken, kan
het stuurwiel niet meer op slot en
kunnen de portieren niet worden
vergrendeld of ontgrendeld met de
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel.
Opmerking De functies kunnen als
volgt worden aangepast:
De tijd die verstrijkt voordat wordt
overgegaan tot de automatische
stroomonderbreking, kan worden
verlengd tot ongeveer 60 minuten.
De automatische
stroomonderbreking van "ACC" kan
worden uitgeschakeld. Wendt u voor
nadere informatie tot het Fiat
Servicenetwerk.
Herinneringssysteem
bedieningsmodus OFF
Als de bedieningsmodus op een andere
modus dan "OFF" staat, en u de
portieren tracht te vergrendelen door op
de vergrendel-/ontgrendelknop van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier te drukken, gaat een
waarschuwingslampje knipperen, gaat
de externe zoemer af, en kunt u de
portieren niet vergrendelen.
Herinneringssysteem
bedieningsmodus "ON"
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de motor is afgezet en
de bedieningsmodus op een andere
modus dan "OFF" staat, gaat de interne
herinneringszoemer van
bedieningsmodus "ON" intermitterend
af om u eraan te herinneren dat de
bedieningsmodus op "OFF" moet
worden gezet.
BELANGRIJK
6)Neem de sleutel tijdens het rijden niet uit
het contactslot. Het stuurwiel gaat dan
namelijk op slot, waardoor u de controle
over het voertuig verliest.
7)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet
men het laten controleren bij het Fiat
Servicenetwerk alvorens te gaan rijden.
8)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten,
om onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Schakel de 1e versnelling in als het voertuig
op een helling omhoog staat geparkeerd
en de achteruitversnelling bij een helling
omlaag. Laat nooit kinderen zonder
toezicht in het voertuig achter.
9)Verwijder de sleutel nooit terwijl het
voertuig rijdt. Het stuurwiel zal blokkeren
zodra eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook
voor voertuigen die gesleept worden.
10)Het is ten strengste verboden om
aftermarket-werkzaamheden uit te voeren
waarbij wijzigingen aan de stuurinrichting of
de stuurkolom betrokken zijn (bijv.:
installatie van een diefstalbeveiliging).
Dergelijke handelingen kunnen de
prestaties, de garantie en de veiligheid
negatief beïnvloeden, waardoor het
voertuig niet meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
29AHA103505
28
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
BELANGRIJK
1)Als de motor tijdens het rijden wordt
afgezet, werkt het servomechanisme van
de remmen niet meer en neemt de
remwerking af. Bovendien werkt de
stuurbekrachtiging niet en moet meer
moeite worden gedaan om te sturen.
2)Laat de sleutel niet lange tijd in de stand
"ON" staan, terwijl de motor niet draait,
want daardoor loopt de accu leeg.
3)Draai de sleutel niet naar de stand
"START", terwijl de motor draait. Hierdoor
zou de startmotor kunnen beschadigen.
4)Het indicatielampje (A) fig. 26 knippert
oranje in geval van problemen of storingen
van het Keyless Operation-systeem.
Gebruik het voertuig nooit als het
indicatielampje op de motorschakelaar
oranje knippert. Neem direct contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
5)Gebruik de motorschakelaar niet, als
deze niet soepel werkt en lijkt te blijven
hangen. Neem direct contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
6)Zet de bedieningsmodus op "OFF", als
de motor niet draait. Als de
bedieningsmodus lange tijd op "ON" of
"ACC" staat, terwijl de motor niet draait,
kan de accu leeglopen, waardoor de motor
niet meer kan worden gestart en het
stuurwiel niet meer kan worden vergrendeld
of ontgrendeld.7)Als de accu wordt ontkoppeld, blijft de
huidige bedieningsmodus in het geheugen
opgeslagen. Als de accu weer wordt
aangesloten, wordt automatisch de
opgeslagen bedieningsmodus
geselecteerd. Zorg ervoor dat de
bedieningsmodus op "OFF" staat, voordat
de accu wordt ontkoppeld voor reparatie of
vervanging. Wees voorzichtig als de accu
leeg is en u niet weet in welke
bedieningsmodus het voertuig staat.
8)De bedieningsmodus kan niet van "OFF"
naar "ACC" of "ON" worden veranderd, als
de Keyless Operation-sleutel niet in het
voertuig wordt gedetecteerd. Raadpleeg
"Keyless Operation-systeem:
werkingsbereik voor het starten van de
motor en het wijzigen van de
bedieningsmodus".
9)Als de Keyless Operation-sleutel zich in
het voertuig bevindt, maar de
bedieningsmodus niet verandert, is de
batterij van de Keyless Operation-sleutel
mogelijk leeg.
PORTIEREN
11) 12) 13)
Opmerking Om te voorkomen dat de
sleutel in het voertuig wordt opgesloten,
kan de vergrendelingsschakelaar op het
bestuurdersportier noch de sleutel
worden gebruikt om het
bestuurdersportier te vergrendelen, als
het portier open is.
Vergrendelen of ontgrendelen met
de sleutel
A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Als de portieren van
voertuigen met centrale
portiervergrendeling met de sleutel
worden vergrendeld of ontgrendeld,
worden alle portieren vergrendeld of
ontgrendeld. Raadpleeg "Centrale
portiervergrendeling".
30AHA105453
29
Opmerking Als het voertuig is uitgerust
met het Keyless Operation-systeem,
kan het bestuurdersportier met de
reservesleutel worden vergrendeld of
ontgrendeld. Raadpleeg
"Reservesleutel".
Vergrendelen of ontgrendelen
vanuit het voertuig
A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Het bestuurdersportier kan
worden geopend zonder de
slotschakelaar te gebruiken, door aan
de interne handgreep te trekken. Op
voertuigen met centrale
portiervergrendeling worden alle
portieren tegelijkertijd ontgrendeld.
Opmerking Op voertuigen met een
Dead Lock-systeem, kan het portier
niet worden ontgrendeld door de
vergrendelingsschakelaar naar de kant
voor ontgrendeling te drukken, terwijlhet Dead Lock-systeem is
ingeschakeld. (Raadpleeg "Dead
Lock-systeem").
Vergrendelen zonder sleutel
Zet de interne vergendelingsschakelaar
(1) in de vergrendelde stand en sluit het
portier (2).
Opmerking Het bestuurdersportier kan
niet met de interne
vergendelingsschakelaar worden
vergrendeld, terwijl het
bestuurdersportier openstaat.
Het achterportier openen of sluiten
(anderhalve cabine)
Het achterportier kan worden geopend
of gesloten, terwijl het voorportier
openstaat.
1. Zet het voorportier ver open.
2. Trek aan de handgreep (A) van het
achterportier.
3. Open het achterportier.4. Als deze portieren worden gesloten,
sluit dan het voorportier pas als het
achterportier is gesloten.
14) 15) 16) 17) 18) 19)
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Als de portieren herhaaldelijk continu
worden vergrendeld en ontgrendeld,
zou het ingebouwde beveiligingscircuit
van de centrale portiervergrendeling in
werking kunnen treden en de werking
van het systeem kunnen verhinderen.
Wacht in dit geval ongeveer 1 minuut
voordat u de centrale
portiervergrendeling weer gebruikt.
Alle portieren kunnen worden
vergrendeld en ontgrendeld, zoals
hieronder beschreven.
Het bestuurdersportier met sleutel
Met gebruik van de sleutel om het
bestuurdersportier te vergrendelen of
ontgrendelen.31AHA105466
32AHA105479
33AHA104036
30
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Als het voertuig is uitgerust
met het Keyless Operation-systeem,
kan het bestuurdersportier met de
reservesleutel worden vergrendeld of
ontgrendeld. Raadpleeg
"Reservesleutel".
Bestuurdersportier met interne
slotschakelaar
Met gebruik van de slotschakelaar op
het bestuurdersportier kunnen alle
portieren worden vergrendeld of
ontgrendeld.A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Zorg ervoor dat u tijdens
het uitstappen de portieren niet
vergrendelt als de sleutel zich nog in het
voertuig bevindt.
Voertuigsnelheid gevoeldige
automatische portiervergrendeling
(met impactgevoelig
ontgrendelmechanisme)
Alle portieren vergrendelen automatisch
wanneer de voertuigsnelheid ongeveer
de 15 km/u overschrijdt. Bovendien
ontgrendelen alle portieren bij een harde
botsing met een ander voertuig, die
heel gevaarlijk kan zijn voor de
inzittenden. Dit is zo bedacht voor
reddingswerkzaamheden wanneer er
een onverwacht ongeluk gebeurt.
20)
Opmerking Zelfs als het voertuig leidt
onder significante vervorming door een
botsing, etc. kan het, afhankelijk van delocatie en hoek van de botsing, en van
de vorm en conditie van het andere
voorwerp in de botsing, zijn dat de
portieren niet ontgrendeld worden. De
graad van vervorming of schade aan
het voertuig hoeft niet persé overeen te
komen met het ontgrendelen van de
portieren.
Opmerking Deze functies worden
geactiveerd wanneer het voertuig de
fabriek verlaat. Als u deze functies wilt
activeren of deactiveren, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Ontgrendelen met de
contactschakelaar, de
motorschakelaar of de kieshendel
Alle portieren kunnen altijd worden
ontgrendeld op de volgende wijze.
Voertuigen met handgeschakelde
versnellingsbak - Als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "LOCK" wordt
gezet of de werkingsmodus in OFF is
gezet.
Voertuigen met automatische
versnellingsbak - De hendel van de
kiesschakelaar in “P” (PARK) terwijl de
werkingsmodus in ON is gezet. Of de
bedieningsmodus staat in "OFF".
Deze functies worden gedeactiveerd
wanneer het voertuig de fabriek verlaat.
Als u deze functies wilt activeren of
deactiveren, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
34AHA10545335AHA105466
31
DEAD LOCK-SYSTEEM
Het Dead Lock-systeem helpt diefstal
voorkomen. Als het Keyless
Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie is gebruikt om alle
portieren te vergrendelen, zorgt het
Dead Lock-systeem ervoor dat het
onmogelijk is om de portieren te
ontgrendelen met de interne
slotschakelaars.
Opmerking Schakel het Dead
Lock-systeem niet in terwijl er iemand in
het voertuig aanwezig is. Als het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld, kunnen
de portieren niet worden ontgrendeld
met de interne slotschakelaars. Als u
het Dead Lock-systeem abusievelijk
inschakelt, gebruik dan de
ontgrendelknop op de sleutel of de
Keyless Operation-functie om de
portieren te ontgrendelen.
Instelling van het systeem
1. Draai de contactschakelaar in de
stand "LOCK" en verwijder de sleutel
(voertuigen met het Keyless
Entry-systeem), of zet de
bedieningsmodus op "OFF" (voertuigen
met het Keyless Operation-systeem).
2. Stap uit het voertuig. Sluit alle
portieren.
3. Druk op de vergrendelknop (A) op de
sleutel, of de vergrendel-/
ontgrendelknop (C) op het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier om alle portieren tevergrendelen. De richtingaanwijzers
knipperen één keer.
4. Druk binnen 2 seconden opnieuw op
de knop. De richtingaanwijzers
knipperen drie keer om aan te geven
dat het Dead Lock-systeem is
ingeschakeld.
Linkerzijde: Keyless entry-systeem.
Rechterzijde: Keyless Operation-
systeemOpmerking Als de vergrendelknop (A)
op de sleutel nogmaals wordt
ingedrukt, terwijl het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld,
knipperen de richtingaanwijzers drie
keer om te bevestigen dat het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld.
Het systeem uitschakelen
Als de volgende handeling is verricht,
worden alle portieren ontgrendeld en
het Dead Lock-systeem uitgeschakeld.
De ontgrendelknop (B) op de sleutel
wordt ingedrukt.
De vergrendel-/ontgrendelknop (C)
van het bestuurdersportier of voorste
passagiersportier wordt ingedrukt,
terwijl u de Keyless Operation-sleutel bij
u draagt.
Opmerking Als binnen 30 seconden na
de ontgrendeling geen portier wordt
geopend, worden de portieren
automatisch opnieuw vergrendeld en
wordt het Dead Lock-systeem weer
ingeschakeld.
Opmerking Zelfs als het niet mogelijk is
het Keyless Entry-systeem of de
Keyless Operation-functie te gebruiken
om de portieren te ontgrendelen, kan
het bestuurdersportier met de sleutel
worden ontgrendeld. Als de sleutel
wordt gebruikt om het
bestuurdersportier te ontgrendelen,
wordt het Dead Lock-systeem alleen
uitgeschakeld voor het
bestuurdersportier. Als u vervolgens alle
36AHA114475
37AHA106450
32
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
49)Leg nooit een kussen o.i.d. tegen de
rugleuning. Dit kan de werking van de
hoofdsteun negatief beïnvloeden, doordat
de afstand tussen uw hoofd en de
hoofdsteun groter wordt.
50)Als iemand op de middenstoel van de
achterbank zit, stel de hoogte van de
hoofdsteun dan dusdanig af dat deze op
zijn plaats vastklikt fig. 52. Doe dit voordat
u gaat rijden. Anders zou dit in geval van
een botsing kunnen leiden tot ernstig letsel
(dubbele cabine).
51)Zorg ervoor dat de knop voor de
hoogteverstelling (A) correct is afgesteld,
zoals weergegeven op de afbeelding
fig. 56, en beweeg de hoofdsteunen
omhoog om te controleren dat ze niet
losraken van de rugleuning.
52)De vorm en grootte van de hoofdsteun
variëren, afhankelijk van de stoel. Gebruik
altijd de juiste hoofdsteun die bij de stoel
wordt geleverd en monteer de hoofdsteun
niet verkeerd om fig. 57.STUURWIEL
HOOGTE- EN
DIEPTEVERSTELLING
STUURWIEL
(Voertuigen uitgerust met
diepteverstelling)
1. Ontgrendel de hendel, terwijl u het
stuurwiel omhoog houdt.
2. Zet het stuurwiel op de gewenste
stand.
3. Zet het stuurwiel stevig vast door de
hendel helemaal omhoog te trekken.
A. Vergrendeld
B. Ontgrendeld
53) 54) 55)
STUURSLOT
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeemVergrendelen
Verwijder de sleutel in de stand
"LOCK". Draai het stuurwiel tot het
vergrendelt.
Ontgrendelen
Draai de sleutel naar de stand "ACC",
terwijl u het stuurwiel enigszins naar
links en rechts draait.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
Vergrendelen
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de motorschakelaar en
de bedieningsmodus op "OFF" staan,
wordt het stuurslot geactiveerd.
Opmerking Het stuurwiel gaat op slot
als de volgende handelingen worden
verricht, terwijl de bedieningsmodus op
"OFF" staat.
Open of sluit het bestuurdersportier.
Sluit alle portieren.
58AA0110800
59AHA103808
41
Open een van de portieren als alle
portieren gesloten zijn.
Vergrendel alle portieren met het
Keyless Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie.
De versnellingspook (automatische
versnellingsbak) staat in de stand “P”
(parkeren).
Opmerking Als het portier wordt
geopend, maar het stuurwiel niet op
slot gaat, gaat de zoemer af om aan te
geven dat het stuurwiel niet is
vergrendeld.
Ontgrendelen
Het stuurwiel kan op de volgende
manieren worden ontgrendeld.
Zet de bedieningsmodus op "ACC".
Start de motor.
18) 19)
Opmerking Als het stuurwiel niet
ontgrendelt, knippert het
waarschuwingslampje, gaat de interne
zoemer af en gaat het
waarschuwingslampje branden. Draai
de motorschakelaar nogmaals, terwijl u
het stuurwiel enigszins naar links en
rechts draait.
Opmerking Als het stuurslot niet naar
behoren werkt, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet de
bedieningsmodus op "OFF" en druk op
de vergrendelknop van de Keyless
Operation-sleutel. Druk vervolgens opde motorschakelaar. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
waarschuwingslampje weer gaat
branden.
Opmerking Als er sprake is van een
storing in het stuurslot, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een
veilige plaats en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
CLAXONSCHAKELAAR
Druk op het stuurwiel op of rond de
claxonmarkering.
Type 1
Type 2
60AHZ100903
61AHA103505
62AA0108106
63AHA107590
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Behalve voor voertuigen met
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel
De spiegels in- en uitklappen
zonder de spiegelschakelaar (waar
aanwezig)
De spiegels klappen automatisch uit als
het voertuig een snelheid van 30 km/u
bereikt.
Voertuigen met Keyless
Entry-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel van het Keyless Entry-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Voertuigen met Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel of de Keyless Operation-functie
van het Keyless Operation-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Raadpleeg "Keyless Operation-
systeem: de Keyless Operation-functie
gebruiken".
Opmerking De functies kunnen zoals
hieronder aangegeven, worden
gewijzigd. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk:Automatisch uitklappen als het
bestuurdersportier wordt gesloten en
de volgende handeling wordt verricht. 1
— Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem:
draai de contactschakelaar naar de
stand "ON" of "ACC".2—Voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: zet de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC".
Automatisch inklappen als de
contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid of als de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend.
Automatisch uitklappen als de
voertuigsnelheid 30 km/u behaalt (voor
voertuigen uitgerust met Keyless Entry-
of Keyless Operation-sleutel).
De automatische uitklapfunctie
uitschakelen.
Opmerking De buitenspiegels kunnen
door de volgende handelingen ingeklapt
of uitgeklapt worden, zelfs bij iedere
bovenstaande wijziging.
Na het indrukken van de
vergrendelingsschakelaar om de
portieren te vergrendelen, als de
vergrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels ingeklapt.
Na het indrukken van de
ontgrendelingsschakelaar om de
portieren te ontgrendelen, als de
ontgrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels weer uitgeklapt.
Spiegelverwarming (waar aanwezig)
Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
buitenspiegels te ontwasemen of
ontdooien.
Het indicatielampje (A) brandt, zolang
de achterruitverwarming aanstaat.
De verwarming schakelt na ongeveer
20 minuten automatisch uit, afhankelijk
van de buitentemperatuur.
Type 1
73AHA101396
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG