Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
232)
Opmerking Als u tijdens het rijden een
noodstop moet maken, houd de
motorschakelaar dan 3 seconden of
meer ingedrukt, of druk er 3 of meer
keer snel achter elkaar op. De motor
wordt afgezet en de bedieningsmodus
wordt op "ACC" gezet.
Opmerking Probeer de motor niet af te
zetten met de bedieningsmodus op een
andere stand dan "P" (parkeren)
(automatische versnellingsbak). Als de
motor wordt afgezet met de
versnellingspook in een andere stand
dan "P" (parkeren), wordt de
bedieningsmodus op "ACC" gezet i.p.v.
"OFF". Zet eerst de versnellingspook in
de stand "P" (parkeren) en zet dan de
bedieningsmodus op "OFF".
1. Breng het voertuig tot stilstand.
2. Schakel de parkeerrem volledig in,
terwijl u het rempedaal intrapt.
3. Druk op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak op
de motorschakelaar om de motor af te
zetten en zet de versnellingspook in de
1e versnelling (heuvelopwaarts) of de
stand "R" (achteruit) (heuvelafwaarts).
Zet op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren) en druk op de
motorschakelaar om de motor af te
zetten.Leerproces hoeveelheid ingespoten
brandstof
Om de uitlaatgasemissies en het
motorgeluid zo laag mogelijk te houden,
voert de motor heel soms een
leerproces van de hoeveelheid
ingespoten brandstof uit.
Tijdens het leerproces klinkt de motor
iets anders dan normaal. De
verandering in het motorgeluid duidt
niet op een storing.
Als de Keyless Operation-sleutel
niet naar behoren werkt
Steek de Keyless Operation-sleutel in
het contactslot. Nu zou de motor
gestart en de bedieningsmodus
gewijzigd moeten kunnen worden.
Neem de Keyless Operation-sleutel uit
het contactslot, als de motor is gestart
of als de bedieningsmodus wordt
veranderd.Opmerking Steek niets anders in het
contactslot dan de Keyless
Operation-sleutel. Dit zou schade of
storingen kunnen veroorzaken.
OpmerkingVerwijder objecten of extra
sleutels van de Keyless Operation-sleutel,
voordat de sleutel in het contactslot wordt
gestoken. Anders zou het kunnen
gebeuren dat het voertuig de
geregistreerde ID-code niet van de
geregistreerde sleutel kan ontvangen.
Daardoor start de motor niet en kan de
bedieningsmodus niet worden gewijzigd.
Opmerking Als de Keyless
Operation-sleutel zoals weergegeven in
het contactslot wordt gestoken, zit de
sleutel vast. Trek de sleutel in dezelfde
toestand weer naar buiten.
Herinnering Keyless Operation-
sleutel*
(Indien aanwezig)
250AHA103547251AHA103505
162
STARTEN EN RIJDEN
Als de bedieningsmodus op "OFF"
staat en het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de Keyless
Operation-sleutel nog in het contactslot
zit, gaat het waarschuwingslampje
knipperen, gaat de externe zoemer
ongeveer 3 seconden af en gaat de
interne zoemer ongeveer 1 minuut af
om u eraan te herinneren dat u de
sleutel moet verwijderen.
BELANGRIJK
93)In sommige gevallen kan, wanneer de
motor wordt afgezet, de elektrische
ventilator nog maximaal 120 seconden
blijven werken.
94)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
95)Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
96)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
97)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).98)Laat de contactsleutel los zodra de
motor is gestart, om schade aan de
startmotor te voorkomen.
99)Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te slepen of te duwen.
100)Voer het motortoerental of de
voertuigsnelheid nooit hoog op, voordat de
motor de kans heeft gekregen om op te
warmen.
101)Zet de motor nooit onmiddellijk af
nadat met hoge snelheid of heuvelopwaarts
is gereden, als het voertuig is uitgerust met
een turbocompressor. Laat eerst de motor
stationair draaien om de turbocompressor
de kans te geven om af te koelen.
102)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).
103)Even snel gas geven voordat de
motor wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK
231)Laat de motor nooit langer in een
afgesloten of slecht geventileerde ruimte
draaien dan nodig is om het voertuig uit de
ruimte te rijden. Koolmonoxidegassen zijn
geurloos en kunnen dodelijk zijn.232)Bedien de motorschakelaar nooit
tijdens het rijden, behalve in noodgevallen.
Als de motor tijdens het rijden wordt
afgezet, werkt het servomechanisme van
de remmen niet meer en neemt de
remwerking af. Bovendien werkt de
stuurbekrachtiging niet en moet meer
moeite worden gedaan om te sturen. Dit
zou tot een ernstig ongeval kunnen leiden.
163
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 3428 0000 bellen om de
dichtstbijzijnde Fiat dealer te vinden.ERA GLONASS.............219
PECH MET HET VOERTUIG.....224
ALS DE BEDIENINGSMODUS NIET
KAN WORDEN GEWIJZIGD NAAR OFF
(VOERTUIGEN MET KEYLESS
OPERATION-SYSTEEM)........225
NOODSTART...............225
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR..................227
HET BRANDSTOFSYSTEEM
ONTLUCHTEN..............228
WATER UIT HET BRANDSTOFFILTER
VERWIJDEREN.............229
GEREEDSCHAP, KRIK EN
KRIKHANDGREEP...........230
EEN BAND VERVANGEN.......235
SLEPEN..................242
BESTURING ONDER SLECHTE
RIJOMSTANDIGHEDEN........246
SMELTZEKERINGEN..........247
ZEKERINGEN..............247
LAMPEN VERVANGEN........255
218
NOODGEVALLEN
Links onder de achterstoel is een
bevestigingsband voor een
gevarendriehoek aangebracht.ALS DE
BEDIENINGSMODUS
NIET KAN WORDEN
GEWIJZIGD NAAR OFF
(VOERTUIGEN MET
KEYLESS
OPERATION-SYSTEEM)
Verricht de volgende procedure als de
bedieningsmodus niet kan worden
gewijzigd naar OFF.
Plaats de hendel van de
kiesschakelaar in “P” (PARK) en wijzig
de bedieningswijze vervolgens naar
OFF. (Voor voertuigen met
automatische versnellingsbak)
Een andere oorzaak zou een lage
accuspanning kunnen zijn. Als dit het
geval is kunnen het keyless
entry-systeem, de keyless
operation-functie en het stuurslot niet
werken. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
NOODSTART
276) 277) 278) 279) 280) 281) 282) 283) 284) 285) 286) 287)
288) 289) 290) 291) 292)
Als de motor niet kan worden gestart
omdat de accu zwak of leeg is, kan de
accu van een ander voertuig worden
gebruikt om met startkabels de motor
te starten.
1. Zet de voertuigen dicht genoeg bij
elkaar om de accukabels te verbinden,
maar zorg ervoor dat de voertuigen
elkaar niet raken.
2. Zet alle lampen, de verwarming en
andere elektrische belastingen uit.
3. Zet beide voertuigen stevig op de
parkeerrem. Zet een automatische
versnellingsbak op "P" (parkeren) en
een handgeschakelde versnellingsbak
op "N" (vrijstand). Stop de motor.
4. Zorg ervoor dat de accuvloeistof het
juiste peil heeft. Raadpleeg "Accu".
5. Sluit één eind van de startkabel (1)
aan op de pluspool (+) van de lege
accu (A) en het andere eind (2) op de
pluspool (+) van de hulpaccu (B).
Sluit één eind van de andere startkabel
aan op de minpool (−) van de hulpaccu
(B) en het andere eind zover mogelijk
van de accu verwijderd, op het
motorblok van het voertuig met de lege
accu.
Opmerking Open de afdekking van de
accu voordat de startkabel op de
pluspool (+) van de accu wordt
aangesloten. Raadpleeg "Accu".
356AHA106290
225
177)
Slepen met de achterwielen van de
grond (Type C)
Zet de versnellingspook van zowel
voertuigen met handgeschakelde als
automatische versnellingsbakken in de
stand "N" (vrijstand). Zet de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de stand "ACC" en
zet het stuurwiel met een touw of een
bevestingingsband vast in de stand
voor recht vooruit. Zet tijdens het
slepen de contactschakelaar nooit in de
stand "LOCK" of de bedieningsmodus
op "OFF".
Slepen bij pech
Als geen sleepdienst beschikbaar is in
een noodgeval, mag uw voertuig tijdelijk
worden gesleept door een touw aan de
trekhaak te bevestigen. Let op de
volgende zaken, als uw voertuig door
een ander voertuig moet worden
gesleept of als met uw voertuig een
ander voertuig gesleept moet worden.
Als uw voertuig door een ander
voertuig gesleept moet worden
1. De sleepogen zitten aan de voorkant
van het voertuig op de plaats die in de
afbeelding wordt weergegeven.
Bevestig het sleeptouw aan de
sleepogen.Opmerking Gebruik van enige andere
delen dan de daarvoor bestemde
sleepogen, zou kunnen leiden tot
schade aan de carrosserie.
Gebruik van een sleepkabel of metalen
ketting kan leiden tot schade aan de
carrosserie. Gebruik van een sleeptouw
wordt aanbevolen. Wikkel bij gebruik
van een sleepkabel of een metalen
ketting een doek om het punt waar die
de carrosserie raakt.
Zorg ervoor dat het sleeptouw zo
horizontaal mogelijk wordt gehouden.
Een gedraaid sleeptouw kan de
carrosserie beschadigen.
Bevestig het sleeptouw aan het
sleepoog dat aan dezelfde kant zit, om
het touw zo recht mogelijk te houden.
2. Laat de motor draaien. Als de motor
niet draait, verricht dan de volgende
handeling om het stuurwiel te
ontgrendelen.
[Behalve voor voertuigen met hetKeyless Operation-systeem] Draai de
contactschakelaar op voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
naar de stand "ACC" of "ON". Draai de
contactschakelaar op voertuigen met
een automatische versnellingsbak naar
de stand "ON". [Voor voertuigen met
het Keyless Operation-systeem] Zet de
bedieningsmodus op voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
op "ACC" of "ON". Zet de
bedieningsmodus op voertuigen met
een automatische versnellingsbak op
"ON".
Opmerking Druk op voertuigen met het
Start&Stop-systeem op de
uitschakelaar van de Start&Stop om het
Start&Stop-systeem uit te schakelen,
voordat u de motor afzet. Raadpleeg
"Uitschakelen"
178) 179)
3. Zet de versnellingspook van zowel
voertuigen met handgeschakelde als
automatische versnellingsbakken in de
stand "N" (vrijstand).
4. Zet op voertuigen met 4WD de
rijmodusschakelaar in de stand "2H".
5. Schakel, indien wettelijk verplicht, de
alarmknipperlichten in. (Volg de
plaatselijke verkeerswetgeving en
-voorschriften).
6. Zorg er tijdens het slepen voor dat
het contact tussen de bestuurders van
beide voertuigen behouden blijft en dat
de voertuigen met lage snelheid rijden.
333) 334) 335)
409AHA102423
243
Keyless invoersysteem..........14
Keyless Operation-systeem.......17
Kinderzitjes................121
Koppelingsvloeistof...........279
Krachtbegrenzer.............120
Laadruimte.................81
Label met sleutelnummer........13
Lampen vervangen...........255
Luchtfilter..................73
Luchtroosters................60
Make-upspiegel.............85
Motorkoelvloeistof............275
Motorolie..................274
Motorruimte.................80
Motorschakelaar..............26
Motorspecificaties............298
Multi-informatiedisplay..........97
Niveaus controleren..........272
Nivelleringsschakelaar koplampen . . .50
Noodstart.................225
Officiële typegoedkeuringen.....322
Opbergvakken...............87
Ophanghaakje...............89
Oververhitting van de motor......227
Parkeerrem................158
Parkeren
..................159Pech met het voertuig.........224
Periodieke controles..........271
Plafondhandgreep.............89
Portieren...................29
Remvloeistof...............278
Rijden, alcohol en drugs........155
Rijhulpsysteem..............151
Rijstrookwaarschuwing (LDW). . . .210
Ruit......................76
Ruitensproeiervloeistof.........277
SBR-systeem..............118
Schakelaar alarmknipperlichten....51
Schakelaar mistlampen.........51
Schakelaar ruitenwisser en -sproeier .56
Slepen...................242
Sleutels...................13
Smeltzekeringen.............247
Snelheidsbegrenzer...........203
Sports mode...............170
Start&Stop-systeem...........164
Stoelen....................35
Stoelverstelling...............35
Stopcontact................86
Stuurbekrachtigingsolie.........280
Stuurslot...................41
Stuurwiel...................41
Super Select 4WD II...........181
Veilige rijtechnieken...........155
Veiligheidsgordels
Gebruik................116
veiligheidssystemen...........147
Veranderingen/wijzigingen aan het
voertuig..................5
Verwarming / handmatige
airconditioning.............63
Verwijdering van de uitgeputte accu .323
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .317
Voertuigprestaties............306
Voorstoelen.................35
Voorzorgsmaatregelen voor
onderhoud...............265
Voorzorgsmaatregelen voor
voertuigverzorging..........284
Waarschuwingen voor gebruik van
voertuigen met vierwielaandrijving.195
Water uit het brandstoffilter
verwijderen...............229
Werking van de turbocompressor . .164
Werking van de vierwielaandrijving . .192
Wisserblad vervangen.........283
Zekeringen................247
Zijairbags.................141
Zonnekleppen...............85
Zuinig rijden................154
FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Services - Service Engineering
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)
Stampato n. 603.91.515NL -
ALFABETISCH REGISTER
11/2017 - 1
Editie