VEILIGHEID
114
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTE
EM (SRS) -
AIRBAGS
25)
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
❒ frontairbag bestuurderszijde;
❒ frontairbag passagierszijde;
❒ Knieairbag bestuurderszijde;
❒ airbags aan passagiers- en
bestuurderszijde ter bescherming
van bekken, borst en schouders
(zijairbags);
❒ zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers op de
voorstoel en op de achterbank
(voor bepaalde versies/markten)
(gordijnairbag).
FRONTAIRBAGS
De frontairbags voor bestuurder/
passagier en de knieairbag voor de
bestuurder (voor bepaalde
versies/markten) beschermen de
inzittenden op de voorstoelen in het
geval van middelzware/zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de
inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen
(botsingen opzij, achterop, over de kop
slaan enz.), wijst dit niet op een storing
van het systeem.
In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en het
stuurwiel of het dashboard, waardoor
het lichaam van de inzittende wordt
opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt.
Na het opblazen loopt de airbag ook
direct weer leeg.
De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij
de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste landen
daarbuiten.Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
De frontairbags (bestuurder, passagier,
knieairbag voor bestuurder) zijn
ontworpen en afgesteld om inzittenden
voorin met omgelegde
veiligheidsgordels zo goed mogelijk te
beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel
en de bestuurder, tussen de onderste
bescherming van de stuurkolom en de
knieën van de bestuurder en tussen
het dashboard en de voorpassagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen.
De veiligheidsgordels moeten dus altijd
gedragen worden. Bij frontale
botsingen zorgen de veiligheidsgordels
ervoor dat de inzittenden in de juiste
stand worden gehouden.
115
Frontairbag aan bestuurderszijde
(A-fig. 79)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het midden van het
stuurwiel is geplaatst.
79DVDF0S0190c
Frontairbag aan passagierszijde
(B-fig. 80)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het dashboard is opgeborgen:
deze airbag heeft een groter volume
dan de bestuurdersairbag.
80DVDF0S0464c
Frontairbag passagier en
kinderzitjes
25)
Plaats NOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
Neem ALTIJDde aanwijzingen
vermeld op het label op de zonneklep
aan passagierszijde (fig. 81) in acht.
81DVDF0S0160c
117
Knieairbag oor bestuurder
(voor bepaalde versies/markten)
(C-fig. 82)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte onder de onderste
afschermkap van de stuurkolom is
geplaatst, op kniehoogte: deze airbag
biedt extra bescherming bij een frontale
botsing.
82DVDF0S054c
Uitschakeling van de airbags aan
passagierszijde: frontairbag en
zijairbag
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit (voor
bepaalde markten/versies).
Het
“lampje in het midden van het
dashboard blijft continu branden tot de
front- en zijairbag aan passagierszijde
weer worden ingeschakeld
(voor bepaalde versies/markten).
Voor het handmatig uitschakelen van
de passagiersairbags (front- en
zijairbags, voor bepaalde
versies/markten) wordt verwezen naar
de paragraaf “Multifunctioneel display”
in het hoofdstuk “Kennismaking met de
auto”.
ZIJ-AIRBAGS
(Zijairbags - Hoofdairbags)25)
Om de bescherming van de
inzittenden in geval van een
flankbotsing te vergroten, is de auto
uitgerust met in de stoel gemonteerde
zijairbags (voor bepaalde
versies/markten) en hoofdairbag
(voor bepaalde versies/markten).
Zijairbags beschermen de inzittenden
bij middelzware/zware zijdelingse
aanrijdingen, door de airbag tussen de
inzittende en de interieurdelen van de
zijdelingse structuur van het voertuig
op te blazen.
Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
ongevallen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
niet dat het systeem slecht
functioneert.
STARTEN EN RIJDEN
122
ECO-stand
De ECO-stand, die de werking van de
versnellingsbak optimaliseert, kan
alleen worden ingeschakeld in de
automatische modus.
U schakelt deze stand in door op de
knop E (afb. 88) te drukken naast de
versnellingspook (1.2 8V-versies), of op
de knop ECO (afb. 89) op het
dashboard (0.9 TwinAir 85 pk-versies).
Als de ECO-stand actief is, ziet u op
het display de gekozen versnelling en
de woorden AUTO en ECO.
Het systeem selecteert nu de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
voertuigsnelheid, het motortoerental en
de intensiteit waarmee het gaspedaal
wordt ingetrapt, met als doel het
brandstofverbruik te beperken.
89DVDF0S0193c
❒ Als u de peddels op het stuur wilt
gebruiken, moet de
versnellingspook A-(afb. 88) in de
middelste stand staan, tussen
+ en –.
Opschakelen: duw de rechterpeddel
+ naar het stuur.
Terugschakelen:
duw de linkerpeddel – naar het stuur.
OPMERKING Op- of terugschakelen
mag alleen worden gedaan als het
motortoerental dit toestaat.
OPMERKING Bedien, voor een juist
gebruik van het systeem, het pedaal
uitsluitend met de rechtervoet.
91DVDF0S0195c
SPORT-stand
(1.4 16V-versies – voor bepaalde
versies/markten)
Bij deze versies kan de bestuurder ook
de SPORT-stand kiezen.
Er wordt dan een sportieve rijstijl
mogelijk door een andere afstelling van
de versnellingsbak, de regeleenheid
van de motor en de stuurinrichting.
Deze stand kan worden geactiveerd
door het indrukken van de knop
SPORT (afb. 90) op het dashboard.
SCHAKELPEDDELS
(voor bepaalde versies/markten)
afb. 91
De verschillende versnellingen kunnen
opeenvolgend worden gekozen via de
schakelpeddels op het stuur.
90DVDF0S0194c
131
“Fix&go”-KIT
33) 31)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit
afb. 105 bevindt zich onder het
bagagecompartiment, in een specifieke
doos, en omvat:
❒ een busje 1 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3
met daarop het opschrift “Max. 80
km/h” die op een goed zichtbare
plaats moet worden aangebracht
(bijv. op het dashboard) na reparatie
van de band;
❒ een compressor 2;
❒ een folder met aanwijzingen voor
het gebruik van de kit;
❒ een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van
het flesje 4.
REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
❒ stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en
waar de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden.
De grond moet zo mogelijk vlak en
voldoende compact zijn;
❒ zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de
parkeerrem in;
❒ trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt
(houd u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
105DVDF0S0230
❒ plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in
de compressor 2 en druk het hard
omlaag afb. 105. Verwijder de
sticker met de indicatie van de
snelheid 3 en plak deze op een
duidelijk zichtbare plaats afb. 106;
❒ doe de handschoenen aan;
❒ verwijder de ventieldop van de
kapotte band en draai de
transparante vulleiding afb. 4 op 105
het ventiel. Indien een busje van 250
mm aanwezig is, is de behuizing van
de transparante leiding voorzien van
een verwijderbare ring om het
uitnemen te vergemakkelijken.
Zorg ervoor dat de AAN-UIT-knop 5
afb. 107 in de uit-stand staat (knop
niet ingedrukt);
106DVDF0S0234
141
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
❒ oefen druk uit in het door de pijl
aangegeven punt fig. 126 en
verwijder het lampenglas;
❒ maak de lamp los uit de contacten
aan de zijkant en vervang hem;
❒ monteer de nieuwe lamp en
controleer of hij correct tussen de
contacten zit vastgeklemd;
❒ monteer het lampenglas weer.
126DVDF0S0126c
ZEKERINGEN
VERVANGEN 35) 19)
ZEKERINGEN IN HET
DASHBOARD
Deze zekeringen zijn toegankelijk
wanneer de geklemde kap A-fig. 127
wordt verwijderd.
127DVDF0S067c
De zekeringenkast fig. 128 bevindt zich
in het onderste gedeelte naast de
pedalengroep.
De 5A-zekering voor het ontwasemen
van de buitenspiegels bevindt zich in
de zone van de diagnosestekker
fig. 129.
128DVDF0S068c
129DVDF0S069c
4321
ONDERHOUD EN ZORG
148
5109876
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA39) 21)
Duizenden kilometers7515013512010590
BENZINE-/LPG-VERSIES
BELANGRIJK: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken!
60453015
Jaren
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning, indien nodig;
de vervaldatum van de “Fix&Go Automatic” reparatiekit kit controleren(voor bepaalde versies/markten
Werking verlichtingssysteem ((koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur,
dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel, enz.)
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (1)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
brandstoftoevoer-/motorbeheersysteem, de emissie en de
verslechtering van de motorolie te controleren
(voor bepaalde versies/markten)
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en leidingen
(uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.)
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers
voor/achter controleren (voor bepaalde versies/markten)
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo
nodig de sproeiers afstellen
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren
(1) Het bijvullen moet uitgevoerd worden met de in dit Instructieboek aangegeven vloeistoffen en alleen nadat gecontroleerd is dat het
systeem onbeschadigd is.
151
43215109876
Duizenden kilometers100200180160140120
DIESEL VERSIES
BELANGRIJK: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken!
80604020
Jaren
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum lading/toestand van de
“Fix&Go Automatic” reparatiekit kit controleren
(voor bepaalde versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (1)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
brandstoftoevoer-/motorbeheersysteem, de emissie en de
verslechtering van de motorolie te controleren
(voor bepaalde versies/markten)
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en leidingen
(uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.)
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter
controleren (voor bepaalde versies/markten)
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo
nodig de sproeiers afstellen
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, mechanismen reinigen en smeren
(1) Het bijvullen moet uitgevoerd worden met de in dit Instructieboek aangegeven vloeistoffen en alleen nadat gecontroleerd is dat het
systeem onbeschadigd is.