Gele waarschuwingslampjes
Controlelampje Betekenis
ABS-WAARSCHUWINGSLAMPJE
Als het ABS-waarschuwingslampje blijft branden terwijl u rijdt, dan heeft de ABS-unit een storing
gedetecteerd. Als dit optreedt functioneren uw remmen normaal als in een voertuig zonder ABS.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
OPMERKING Als de motor met startkabels wordt gestart om de accu op te laden, treedt een
ongelijkmatig toerenbereik op waardoor het ABS-waarschuwingslampje kan gaan branden. Als
dit optreedt, is dit te wijten aan een zwakke accu; dit duidt niet op een ABS-storing. Laad de
accu op.
OPMERKING Het remhulpsysteem werkt niet als het ABS-waarschuwingslampje brandt.
CONTROLEER MOTOR-LAMPJE
Als dit lampje brandt, heeft het voertuig mogelijk een probleem. Het is belangrijk op de
rij-omstandigheden te letten als het lampje gaat branden en contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Het controleer motor-lampje kan gaan branden in de volgende gevallen:
het elektrische systeem van de motor heeft een probleem;
het emissieregelsysteem heeft een probleem;
de brandstoftank is bevat weinig brandstof of is bijna leeg;
de leerprocedure van het tandwiel, volgend op de afsluiting van de accu, is niet met succes
voltooid.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Betekenis
WAARSCHUWINGSLAMPJE bandenspanningbewakingssysteem
Bij een storing in het bandenspanningsysteem knippert het lampje voor de bandenspanning
ongeveer 1 minuut als het contact wordt ingeschakeld (AAN) en ingeschakeld blijft. Neem zo
snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. Als het waarschuwingslampje brandt en
de pieptoon hoorbaar is (ongeveer 3 seconden), is de bandenspanning te laag in een of meer
banden. Inspecteer de banden en pas de gespecificeerde bandenspanning toe.
Verhoog de bandenspanning als de banden koud zijn. De bandenspanning varieert naar gelang
de temperatuur van de band. Breng daarom het voertuig 1 uur tot stilstand of rijd 1,6 km of
minder alvorens de bandenspanning aan te passen. Als warme banden aan koude inflatiedruk
worden blootgesteld, kan het waarschuwingslampje of de pieptoon worden ingeschakeld nadat
de banden afkoelen en de druk onder de specificatie valt. Een TPMS-waarschuwingslampje
voor een lage bandenspanning vanwege koude weersomstandigheden blijft branden, zelfs
indien de omgevingstemperatuur stijft. Het is in dit geval tevens nodig de bandenspanning aan
te passen. Als het TPMS-waarschuwingslampje gaat branden vanwege een daling in de
luchtdruk, moet u ervoor zorgen dat de bandenspanning wordt gecontroleerd.
Naar verloop van tijd verliezen banden lucht op een natuurlijke manier. Het TPMS kan niet
aangeven of de banden op een natuurlijke manier te zacht zijn geworden of dat u een lekke
band heeft. Als echter slechts een van de vier banden een lage bandenspanning heeft, is dit een
indicatie voor een probleem; u moet iemand het voertuig langzaam voorruit laten rijden zodat u
de lege band kunt controleren op insnijdingen of metalen voorwerpen in de band of zijwand.
Plaats een paar druppels water op het ventiel om te controleren op belvorming, hetgeen een
slecht ventiel aangeeft. Lekken moeten worden opgelost; het is niet voldoende de band alleen
op te pompen, aangezien lekken gevaarlijk zijn. Breng uw voertuig naar een dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Deze beschikt over de benodigde apparatuur om banden en TPMS-systemen
te herstellen en kan de beste vervangingsband voor uw voertuig bestellen.
63) 64)
63
Waarschuwingslampje Betekenis
INDICATIELAMPJE STUURBEKRACHTIGING
Dit lampje gaat branden bij een storing in de elektrische stuurbekrachtiging. Als het lampje gaat
branden, brengt u het voertuig op een veilige plek tot stilstand. Het stuurwiel mag niet meer
gebruikt worden. Er is geen probleem als het lampje na bepaalde tijd uitschakelt. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk als het lampje blijft branden.
OPMERKING Als het indicatielampje gaat branden, functioneert de stuurbekrachtiging niet naar
behoren. Als dit optreedt, kan het stuurwiel nog worden bediend. De werking zal echter
zwaarder aanvoelen dan normaal, of het stuurwiel gaat trillen als eraan gedraaid wordt.
OPMERKING Als het stuurwiel herhaaldelijk naar links en rechts wordt getrokken terwijl het
voertuig stil staat of zeer langzaam rijdt, heeft tot gevolg dat het stuursysteem overschakelt naar
de beschermingsmodus waardoor het stuurwiel zwaar aanvoelt; dit wijst echter niet op een
probleem. Als dit gebeurt, parkeert u het voertuig op een veilige plek en wacht u enkele minuten
totdat het systeem terugkeert naar de normale toestand.
WAARSCHUWINGSLAMPJE AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (indien aanwezig)
Het lampje gaat branden bij een probleem met de versnellingsbak.
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje van de automatische versnellingsbak gaat branden,
heeft de versnellingsbak een elektrisch probleem. Als u onder deze omstandigheden blijft
doorrijden kunt u de versnellingsbak beschadigen. Neem zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
HOOFDWAARSCHUWINGSLAMPJE
Versies zonder Radio 7”
Het waarschuwingslampje blijft branden bij een storing in het accumanagementsysteem of bij
een storing van de remschakelaar. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Versies met Radio 7”
Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem een storing heeft. Bedien het middelste
display en controleer de inhoud. Zie de paragraaf "Voertuigen met Radio 7" in dit hoofdstuk.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjes Betekenis
WAARSCHUWINGSLAMPJE LED KOPLAMP (indien aanwezig)
Dit gaat branden bij een storing van de led-koplampen. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG BRANDSTOFNIVEAU
Het lampje gaat branden bij een resterende brandstof van ongeveer 9,0 liter.
Het moment waarop dit lampje gaat branden kan variëren omdat de brandstof in de
brandstoftank beweegt naar gelang de rij-omstandigheden en de afmeting van het voertuig.
Tank brandstof bij.
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG PEIL RUITENSPROEIERVLOEISTOF (indien aanwezig)
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat er weinig ruitensproeiervloeistof resteert. Voeg
ruitensproeiervloeistof toe.
ACTIVERING CRUISECONTROL
Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het cruise control-systeem wordt geactiveerd.
65
Waarschuwingslampje Betekenis
SLEUTELLAMPJE
Waarschuwingslampje knippert
Als de knop wordt ingedrukt van AAN naar ACC of UIT, kan het lampje ongeveer 30 seconden
knipperen om aan te geven dat de batterijspanning van de sleutel laag is. Vervang de batterij
voordat de sleutel onbruikbaar wordt.
Blauw waarschuwingslampje
Waarschuwingslampje Betekenis
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
INDICATIELAMPJE LAGE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje blijft branden als de temperatuur van de motorkoelvloeistof laag is en schakelt uit als
de motor warm is.
Als het indicatielampje voor een lage temperatuur van de motorkoelvloeistof blijft branden nadat
de motor voldoende is opgewarmd, kan er sprake zijn van een storing in de temperatuursensor.
Neem dan contact op met het Servicenetwerk.
68
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje (roodgekleurd) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Betekenis
WAARSCHUWINGSLAMPJE VEILIGHEIDSGORDEL
Het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gaat branden als de bestuurders- of
passagiersstoel bezet is terwijl de veiligheidsgordel niet is bevestigd als het contact wordt
ingeschakeld.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de passagier niet is vastgemaakt (alleen als er
iemand op de passagiersstoel zit) en het voertuig rijdt met een snelheid van meer dan 20 km/u,
gaan de waarschuwingslampjes knipperen. Na korte tijd stopt de led met knipperen, maar blijft
deze branden.
Als een veiligheidsgordel niet wordt vastgemaakt, knippert de led nogmaals gedurende een
bepaalde tijd.
De led knippert opnieuw als de veiligheidsgordel van de bestuurders- of passagiersstoel wordt
losgemaakt nadat de led is gaan branden en het voertuig de snelheid van 20 km/h overschrijdt.
Passagiersdetectiesysteem: plaats geen extra zitkussen op de passagiersstoel, en ga hier
niet op zitten anders werkt de classificatiesensor voor inzittenden niet correct. De sensor
functioneert mogelijk niet goed aangezien het extra zitkussen interferentie met de sensor kan
veroorzaken.
Waarschuwingslampje (oranjekleurig) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Betekenis
INDICATIELAMPJES UITSCHAKELING PASSAGIERSAIRBAG
Het lampje gaat branden als het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en
schakelt enkele seconden later uit ,of als de motor wordt gestart. Als het lampje niet uit gaat of
blijft branden, neemt u contact op met het Fiat Servicenetwerk.
69
BERICHT OP DISPLAY(versies met Radio 7”)
Als er een bericht op het middelste
display wordt weergegeven, treft u de
benodigde maatregelen (op een kalme
manier) in overeenstemming met het
weergegeven bericht.
Als de volgende berichten op het
middelste display worden
weergegeven, kan er sprake zijn van
een storing in een van de systemen van
het voertuig:
Hoge temperatuur
motorkoelvloeistof: wordt
weergegeven als de motorkoelvloeistof
zeer hoog is geworden.
Storing oplaadsysteem: wordt
weergegeven als het laadsysteem een
storing heeft.
Temperatuurwaarschuwing: het
volgende bericht wordt weergegeven
als de temperatuur rond het middelste
display erg hoog is. Het wordt
aanbevolen de temperatuur in de auto
of de temperatuur rond het middelste
display te verlagen door rechtstreeks
zonlicht te vermijden.
Breng het voertuig tot stilstand op een
veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSTOON
IS GEACTIVEERD
In de volgende gevallen wordt een
waarschuwingstoon geactiveerd:
Herinnering lampen aan;
Airbag/gordelspansysteem;
Actieve motorklep (indien aanwezig);
Contact niet uitgeschakeld (STOP);
Sleutel uit voertuig verwijderd;
Verzoekschakelaar inoperatief
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Sleutel in bagageruimte
achtergelaten (versies met
geavanceerde keyless functie);
Sleutel in voertuig achtergelaten
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Snelheidsalarm (indien aanwezig);
Waarschuwingstoon
bandenspanning (indien aanwezig);
Buitentemperatuur (indien aanwezig);
Elektronisch stuurslot;
Snelheidsbeperker (indien aanwezig);
Waarschuwing bij 120 km/u (indien
aanwezig).
BELANGRIJK
61)Manipuleer nooit de airbag/
gordelspansystemen en neem altijd
contact op met het Fiat Servicenetwerk
voor onderhoud en reparaties. Het zelf
onderhouden of manipuleren van de
systemen is gevaarlijk. Een airbag/
gordelspanner kan per ongeluk worden
geactiveerd of kapot gaan en resulteren in
ernstig letsel of overlijden.
62)Bestuur het voertuig niet als het
waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert. Het is
gevaarlijk het voertuig te gebruiken terwijl
het waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert, aangezien het
actieve motorkapmechanisme dan mogelijk
niet goed functioneert in het geval het
voertuig een voetganger zou raken.
70
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
63)Als het TPMS- waarschuwingslampje
brandt of knippert of als de pieptoon voor
de bandenspanning hoorbaar is, verlaagt u
onmiddellijk de snelheid van het voertuig en
vermijdt u noodmanoeuvres en
noodremmen. Als het
waarschuwingslampje brandt of knippert of
als de pieptoon voor de bandenspanning
hoorbaar is, dan is het gevaarlijk tegen
hoge snelheden met voertuig te rijden, of
noodmanoeuvres of noodstops uit te
voeren. De bestuurbaarheid van het
voertuig neemt af, waardoor een ongeval
kan worden veroorzaakt. Om te bepalen of
u een trage lek of lekke band heeft, rijdt u
naar een veilige plek waar u de conditie van
de band kunt controleren en kunt nagaan
of u voldoende lucht aanwezig is om verder
te reizen naar een plek waar de band kan
worden opgepompt en het systeem kan
worden gecontroleerd door een dealer van
het Fiat Servicenetwerk of een
bandenreparateur.
64)Negeer het TPMS-
waarschuwingslampje niet. Het negeren
van het TPMS-lampje is gevaarlijk, zelfs als
u weet waarom dit brandt. Laat het
probleem zo spoedig mogelijk verhelpen
voordat de situatie ernstiger wordt, en kan
leiden tot een kapotte band of gevaarlijk
ongeluk.
71