vrijgegeven nadat de elektrische
achterklepopener is ingedrukt.
De achterklep kan worden gesloten
wanneer de portieren zijn vergrendeld
terwijl de sleutel zich in het voertuig
bevindt. Om echter te voorkomen dat
de sleutel in het voertuig ligt
opgesloten, kan de achterklep worden
geopend met de elektrische
achterklepopener. Als de achterklep
ondanks het uitvoeren van de
procedure niet kan worden geopend,
drukt u op de elektrische
achterklepopener om de achterklep
volledig te openen nadat de achterklep
volledig is gesloten.
Als de accu van het voertuig leeg is of
bij een storing in het elektrische
systeem waardoor de achterklep niet
kan worden geopend, kunt u de
achterklep openen door de
noodprocedure uit te voeren (raadpleeg
de paragraaf “Wanneer de achterklep
niet geopend kan worden” in dit
hoofdstuk).ALS DE ACHTERKLEP
NIET KAN WORDEN
GEOPEND
Als de accu leeg is, kan de
bagageruimte niet worden ontgrendeld
en geopend. In dit geval kan de
bagageruimte worden ontgrendeld door
de situatie met de lege accu te
verhelpen.
Als de bagageruimte niet kan worden
ontgrendeld (ook niet als de lege accu
is verholpen) kan er een probleem zijn
met het elektrische systeem.
Ga als volgt te werk:
sluit de kap en verwijder het
windscherm fig. 32;
verwijder de bevestigingen aan de
rechterkant van het voertuig fig. 33;
trek de afdekking aan de rechterkant
van het voertuig gedeeltelijk weg fig. 34;
draai de schroefdoppen fig. 35 zover
los dat ze vrij kunnen ronddraaien;
trek de dop naar buiten en open de
achterklep fig. 36. Na uitvoering van
deze noodmaatregel moet u zo snel
mogelijk contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.3208080100-125-002
3308080100-121-004
3408080100-122-001
43
BELANGRIJK
51)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
52)De motorkap kan plotseling omlaag
vallen als de steunstang niet correct
geplaatst is.
53)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,
het voertuig stilstaat en de handrem goed
is aangetrokken.
54)Controleer altijd of de motorkap is
gesloten en goed is vergrendeld. Een
motorkap die niet is gesloten en
vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze
open kan vliegen als het voertuig rijdt en
het zicht van de bestuurder kan blokkeren,
hetgeen kan resulteren in een ernstig
ongeluk.
55)Met actieve motorkap: trek niet aan de
ontgrendelhendel nadat de actieve
motorkap is geactiveerd. Het is gevaarlijk
aan de ontgrendelhendel te trekken als de
actieve motorkap is ingeschakeld
aangezien dit ervoor zorgt dat de motorkap
verder omhoog komt en het zicht
belemmerd. Bovendien kan de motorkap
niet handmatig naar beneden worden
gebracht; probeer de motorkap niet met
kracht omlaag te duwen. Dit kan de
motorkap vervormen of letsel veroorzaken.
Neem altijd contact op met een kundige
reparateur via het Fiat Servicenetwerk als
de actieve motorkap is geactiveerd.
CABRIOLETKAP
(ZACHTE KAP)
DE CABRIOLETKAP
OPENEN
BELANGRIJK Ga niet op de geopende
kap zitten. De cabrioletkap kan dan
beschadigen of u kunt vallen en letsel
oplopen.
Ga als volgt te werk:
controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld. Als de motor loopt, zet u
deze uit;
controleer of er voorwerpen liggen in
het gebied waar de kap omlaag wordt
gehaald;
trek terwijl ontgrendelknop 1
fig. 41 naar voren staat (rode markering
2 zichtbaar) de bovenste
ontgrendelhendel 3 terug fig. 42 om de
kap te ontgrendelen;
verwijder de slotplaat 4 van het anker
5 fig. 43;
4104110102-L36-006
4204110102-L21-001
4304110102-L22-002
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
omgevingslicht, annuleert u de
verlichtingsdimmer.
Als de verlichtingsdimmer is
geannuleerd, kan het
instrumentenpaneel niet woorden
gedimd. Ook niet als de positielichten
zijn ingeschakeld. Als de
verlichtingsdimmer is geannuleerd,
schakelt het scherm op het middelste
display naar een constante weergave
van het dagscherm.
TRIPCOMPUTER EN
INFO-SCHAKELAAR
De volgende informatie kan worden
geselecteerd met de INFO-schakelaar
fig. 54 terwijl het contact is
ingeschakeld (AAN):
Afstand-tot-leeg (gemiddelde afstand
die u kunt rijden met beschikbare
brandstof);
Gemiddeld zuinig brandstofverbruik;
Huidig zuinig brandstofverbruik;
Gemiddelde voertuigsnelheid;
Alarm voertuigsnelheid.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als u problemen heeft
met uw tripcomputer.Modus alarm voertuigsnelheid
In deze modus wordt de huidige
instelling voor het alarm van de
voertuigsnelheid weergegeven. U kunt
de voertuigsnelheidsinstelling waarbij de
waarschuwing wordt geactiveerd,
wijzigen.
BELANGRIJK Het alarmdisplay van de
voertuigsnelheid wordt tegelijkertijd met
de pieptoon geactiveerd. De ingestelde
voertuigsnelheid knippert meerdere
malen.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de
INFO-schakelaar.
De alarmfunctie van de voertuigsnelheid
kan worden ingesteld tussen 30 en
250 km/u.
BELANGRIJK Stel de voertuigsnelheid
altijd in volgens de wetten en regels in
uw land/stad waarin met het voertuigwordt gereden. Controleer bovendien
altijd de snelheid van het voertuig
middels de snelheidsmeter.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de volgende
procedure:
druk op de INFO-schakelaar om de
alarmmodus voor de voertuigsnelheid
weer te geven;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. Op het display van de
voertuigsnelheid knippert het derde
cijfer (honderdtallen) fig. 55;
druk op de INFO-schakelaar en stel
het derde cijfer (honderdtallen) in op de
gewenste voertuigsnelheid. De
numerieke waarde wijzigt elke keer dat
de INFO-schakelaar wordt ingedrukt;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
540620500-122-001
5505020110-121-002
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Tyre Pressure
Monitoring System;
SLEUTEL waarschuwingslampje;
Led-koplamp SLEUTEL
waarschuwingslampje;
Moersleutel indicatielampje;
Indicatielampje TCS/DSC;
Indicatielampje DSC UIT;
Veiligheid indicatielampje;
Indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag (indien aanwezig).
Het lampje gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld voor een
werkingscontrole en schakelt enkele
seconden later uit ,of als de motor
wordt gestart. Laat het voertuig door
het Fiat Servicenetwerk inspecteren als
het lampje niet uit gaat of blijft branden.
Enkel voor “remsysteem
waarschuwingslampje”: het lampje
blijft continu branden wanneer de
parkeerrem is geactiveerd.
57
Voor de volgende indicatie-/
waarschuwingslampjes:
Hoofdwaarschuwingslampje;
Remsysteem waarschuwingslampje;
ABS-waarschuwingslampje;
Oplaadsysteem
waarschuwingslampje;
Motorolie waarschuwingslampje;
Controleer motor lampje;
Waarschuwingslampje hoge
temperatuur motorkoelvloeistof;
Waarschuwingslampje automatische
transmissie;
Indicatielampje storing
stuurbekrachtiging;
Waarschuwingslampje Air
Bag/Gordelspansysteem;
Waarschuwingslampje actieve
motorkap;
Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil;
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel;
Waarschuwingslampje bij niet goed
gesloten portier;
Waarschuwingslampje laag peil
ruitensproeiervloeistof;
LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Rode waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Betekenis
WAARSCHUWING PARKEERREM - INSPECTIELAMPJE / WAARSCHUWING LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU
Waarschuwing parkeerrem / Inspectielampje
Dit lampje gaat branden als de parkeerrem wordt gebruikt terwijl het contact op START of AAN
wordt gezet. Het schakelt uit als de parkeerrem volledig wordt losgelaten.
Waarschuwing remvloeistofniveau te laag
Als het waarschuwingslampje van de rem blijft branden terwijl de parkeerrem is losgelaten, dan
kan het zijn dat het remvloeistofniveau laag is of dat er een probleem is met het remsysteem.
Parkeer het voertuig onmiddellijk op een veilige plek en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Niet rijden terwijl het waarschuwingslampje van het remsysteem brandt.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk om de remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren.
Rijden met een brandend waarschuwingslampje van het remsysteem is gevaarlijk. Dit geeft aan
dat uw remmen in het geheel niet meer werken of dat ze ieder moment kunnen uitvallen. Als dit
lampje blijft randen nadat is gecontroleerd of de parkeerrem volledig is losgelaten, moet u de
remmen onmiddellijk laten nakijken.
BELANGRIJK Daarnaast kan de effectiviteit van het remmen afnemen. U moet het rempedaal
dieper indrukken dan normaal om het voertuig tot stilstand te brengen.
Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
SYSTEEMWAARSCHUWING EBD (Electronic Brake-force Distribution)
Als de EBD (Electronic Brake-force Distribution)-unit vaststelt dat bepaalde componenten
incorrect werken, kan het waarschuwingslampje van het remsysteem tegelijkertijd met het
ABS-lampje gaan branden. Het probleem ligt waarschijnlijk bij het EBD-systeem. Breng het
voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Rijd niet terwijl het ABS-lampje en het remwaarschuwingslampje branden.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk om de remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren. Het
is gevaarlijk om te rijden als het waarschuwingslampje van het remsysteem en het ABS-lampje
tegelijkertijd branden. Als beide lampjes branden, kunnen de achterwielen sneller vergrendelen
bij een noodstop dan normaal het geval zou zijn.
58
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Betekenis
STORING DYNAMO
Als het waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een dynamostoring of
een storing in het laadsysteem. Rijd naar de zijkant van de weg en parkeer naast de weg. Breng
het voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Rijd niet verder als het waarschuwingslampje van het laadsysteem brandt
aangezien de motor onverwacht kan stoppen.
MOTOROLIEDRUK TE LAAG
Dit waarschuwingslampje geeft een lage motoroliedruk aan.
BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als de oliedruk laag is. Dit kan leiden tot ernstige schade
aan de motor.
Als het lampje gaat branden of als de waarschuwing tijdens het rijden wordt weergegeven:
rijd naar de zijkant van de weg en parkeer naast de weg op een vlakke ondergrond;
schakel de motor uit en wacht 5 minuten zodat de olie terugloopt in de carter;
controleer het motoroliepeil. Als het peil laag is, vult u de juiste hoeveelheid olie bij waarbij u
erop let niet te overvullen;
start de motor en controleer het waarschuwingslampje.BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als het oliepeil laag is. Dit kan leiden tot ernstige schade
aan de motor.
Als het lampje blijft branden terwijl het oliepeil normaal is of nadat u olie heeft bijgevuld, schakelt
u de motor onmiddellijk uit en neemt u contact op met het Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSLAMPJE BIJ NIET GOED GESLOTEN PORTIER
Het lampje gaat branden als een portier niet goed is gesloten.
Sluit het portier goed.
59
Waarschuwingslampje Betekenis
ACTIEVE MOTORKAP
Het lampje gaat branden als het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en
schakelt enkele seconden later uit.
Onder de volgende omstandigheden kan een probleem in het systeem worden aangegeven:
het lampje gaat niet branden als het contact wordt ingeschakeld (AAN);
blijft branden/knipperen;Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
62)
WAARSCHUWINGSLAMPJE HOGE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF
Het lampje knippert als de motorkoelvloeistof zeer hoog is en blijft branden als de temperatuur
blijft stijgen. Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Te volgen procedure
Brandend lampje: dit duidt op een mogelijke oververhitting. Parkeer het voertuig
onmiddellijk op een veilige plek en schakel de motor uit. Raadpleeg de paragraaf
"Oververhitting" in het hoofdstuk "Noodsituaties".
BELANGRIJK Rijd niet met het voertuig als het waarschuwingslampje voor een hoge
temperatuur van de motorkoelvloeistof brandt. Dit kan leiden tot schade aan de motor.
WAARSCHUWING AIRBAG / GORDELSPANSYSTEEM
Er is sprake van een systeemstoring als het waarschuwingslampje blijft knipperen, blijft branden
of niet gaat branden als het contact wordt ingeschakeld (AAN). Als een van deze situaties
optreedt, neem dan zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. Het systeem werkt
mogelijk niet in het geval van een ongeluk.
61)
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Betekenis
WAARSCHUWINGSLAMPJE SLEUTEL (continu aan)
Als er een storing in het keyless invoersysteem optreedt, blijft dit lampje branden.
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje voor de sleutel gaat branden of als het
indicatielampje van de startknop gaat knipperen (oranje), dan start de motor mogelijk niet. Als de
motor niet start, probeer dan te starten via de noodwerking en neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Raadpleeg "Noodwerking voor het starten van uw voertuig" in de paragraaf "De motor starten".
WAARSCHUWINGSLAMPJE SLEUTEL (knipperen)
Geavanceerde sleutelstoring
Voor de juiste handeling uit en controleer of het waarschuwingslampje uitschakelt.
De batterij van de geavanceerde sleutel is leeg: vervang de batterij.
De geavanceerde sleutel bevindt zich niet in het werkingsbereik/bevindt zich op
een locatie in het voertuig waar de sleutel moeilijk te detecteren is: breng de
geavanceerde sleutel in het werkingsgebied.
Een sleutel van een andere fabrikant die lijkt op de geavanceerde sleutel bevindt
zich in het werkingsgebied: verwijder de gelijksoortige sleutel van een andere fabrikant uit
het werkingsgebied.
Zonder dat het contact is uitgeschakeld, is de sleutel uit het voertuig verwijderd
waarna alle portieren zijn gesloten: breng de geavanceerde sleutel terug in de auto.
BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG
Het waarschuwingslampje gaat branden om een storing van het beveiligingsalarm aan te geven.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
61