PARKEERREM
133) 134) 135)
BELANGRIJK Door met geactiveerde
parkeerrem te rijden zullen de
onderdelen van de rem overmatig
verslijten.
Het voertuig op de parkeerrem
zetten
Druk het rempedaal in en trek
vervolgens de parkeerremhendel met
een krachtige beweging helemaal
omhoog om het voertuig in de
geparkeerde stand te houden.
Het voertuig van de parkeerrem
halen
Druk het rempedaal in en trek de
parkeerremhendel 1 omhoog fig. 86 en
druk vervolgens op de ontgrendelknop
2. Houd de knop ingedrukt en beweeg
tegelijkertijd de parkeerremhendel
helemaal omlaag tot de ontgrendelde
stand is bereikt.Brake Assist
Het Brake Assist-systeem voorziet in
ondersteuning van de remwerking in
noodsituaties wanneer het rempedaal
krachtiger moet worden ingetrapt,
zodat betere remprestaties worden
verkregen.
Wanneer het rempedaal krachtig of
sneller wordt ingetrapt, worden de
remmen krachtiger ingeschakeld.
OPMERKING Wanneer u het rempedaal
krachtig of sneller intrapt, voelt het
pedaal soepeler maar worden de
remmen krachtiger ingeschakeld. Dat is
normaal voor de werking van de Brake
Assist en duidt niet op een storing.
OPMERKING Wanneer u het rempedaal
krachtig of sneller intrapt, hoort u
mogelijk het geluid van een
motor/pomp. Dat is normaal voor de
werking van de Brake Assist en duidt
niet op een storing.OPMERKING Het remhulpsysteem kan
de werking van het hoofdremsysteem
van het voertuig niet vervangen.
BELANGRIJK
133)In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde
richting als het voertuig op een helling
omhoog is geparkeerd. Als het voertuig op
een steile helling wordt geparkeerd, is het
tevens raadzaam om de wielen met wiggen
of stenen te blokkeren.
134)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel
als het voertuig wordt verlaten en neem
deze mee.
135)Rijd niet met versleten remblokken.
Rijden met versleten remblokken is
gevaarlijk. De remmen zouden niet kunnen
werken, waardoor een ernstig ongeval kan
worden veroorzaakt. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk zodra u een
piepend geluid hoort.
8605050102-12A-001
117
schakelen kan schade aan uw
versnellingsbak worden veroorzaakt.
BELANGRIJK Door naar een versnelling
voor- of achteruit te schakelen terwijl de
motor een toerental maakt dat hoger
dan stationair is, kan schade aan de
versnellingsbak worden veroorzaakt.
R (Achteruitversnelling)
In R rijdt het voertuig uitsluitend
achteruit. U moet volledig stilstaan
alvorens van of naar R te schakelen,
tenzij onder bijzondere
omstandigheden.
Met het parkeersensorsysteem: het
parkeersensorsysteem wordt
geactiveerd en u hoort een pieptoon als
de selectiehendel naar R wordt
verplaatst terwijl het contact is
ingeschakeld.
N (Vrijstand)
141)
In N zijn de wielen en de
versnellingsbak niet geblokkeerd. Het
voertuig kan vrijuit rollen, ook op de
kleinste helling, tenzij de parkeerrem of
de remmen geactiveerd zijn.
BELANGRIJK Schakel niet over naar N
terwijl het voertuig rijdt. Daardoor kan
de versnellingsbak beschadigd raken.
Activeer de parkeerrem of trap het
rempedaal in voordat u deselectiehendel vanuit N verplaatst, om
te voorkomen dat het voertuig
onverwachts kan gaan rollen.
D (Rijden)
D is de normale rijstand. De
versnellingsbak zal vanuit stilstand
automatisch langs 6 versnellingen
schakelen.
M (Handgeschakeld)
M is de stand voor de
handgeschakelde versnelling. Met de
selectiehendel kan worden door- of
teruggeschakeld. Raadpleeg
“Handgeschakelde stand”.
VERSNELLINGS
VERGRENDELING
De versnellingsvergrendeling voorkomt
dat de selectiehendel niet uit P kan
worden verplaatst, tenzij het rempedaal
wordt ingedrukt.
Verplaatsen vanuit P:
houd het rempedaal ingedrukt;
de motor starten;
houd de ontgrendelknop ingedrukt;
verplaatst de selectiehendel.
De selectiehendel kan niet vanuit P
worden verplaatst wanneer het contact
is geplaatst op ACC of is uitgeschakeld.
Het contact kan niet worden
uitgeschakeld als de selectiehendel niet
op P is geplaatst.
UITSCHAKELING
VERSNELLINGS
VERGRENDELING
Blijf het rempedaal ingedrukt houden
als de selectiehendel tijdens het
schakelen niet vanuit P verplaatst kan
worden.
Ga als volgt te werk:
verwijder de kap over de
uitschakeling van de
versnellingsbakvergrendeling met een
platte schroevendraaier die u met een
lap heeft omwikkeld fig. 89;
breng de schroevendraaier aan en
druk hem omlaag;
houd de ontgrendelknop ingedrukt
en verplaats de selectiehendel;
breng het voertuig naar het Fiat
Servicenetwerk.
8905210206-12A-002
120
STARTEN EN RIJDEN
Voor bepaalde versies
Ga als volgt te werk:
druk de ontgrendelknop met
ingedrukte knop in fig. 90;
verplaatst de selectiehendel;
breng het voertuig naar het Fiat
Servicenetwerk.
HANDGESCHAKELDE
STAND
Verplaats de selectiehendel van D naar
M om naar de handgeschakelde stand
over te schakelen. Verplaats de
selectiehendel van M naar D om naar
de automatisch geschakelde stand
terug te keren.
BELANGRIJK Door tijdens het rijden
naar de handgeschakelde
versnellingsbak over te schakelen zal
geen schade aan de versnellingsbak
worden veroorzaakt.BELANGRIJK De versnelling kan
schakelen naar M1 als u bij stilstaand
voertuig naar de handgeschakelde
stand overschakelt.
BELANGRIJK De versnelling kan naar
M4/M5 schakelen als u in D vanuit de
5e en 6e versnelling naar de
handgeschakelde stand overschakelt
zonder dat u het gaspedaal indrukt.
Handmatig door-/terugschakelen
Druk de hendel een keer naar achteren
+omdoor te schakelen. Druk de
hendel een keer naar voren–omterug
te schakelen.
Stand vaste tweede versnelling
De versnellingsbak wordt in de tweede
versnelling geplaatst als de
selectiehendel bij een voertuigsnelheid
van circa 2 km/h of lager achteruit
wordt verplaatst. In deze stand wordt
de versnellingsbak in de tweede
versnelling geplaatst zodat
gemakkelijker kan worden versneld
vanuit stilstand en bij rijden op een glad
wegdek, zoals besneeuwde wegen.
SNELHEIDSLIMIET
VERSNELLING
(SCHAKELEN)
Doorschakelen
De versnelling schakelt niet door als de
voertuigsnelheid lager dan de
snelheidslimiet is.
Terugschakelen
De versnelling schakelt niet terug als de
voertuigsnelheid hoger dan de
snelheidslimiet is.
Kickdown
De versnelling schakelt terug als het
gaspedaal tijdens het rijden volledig
wordt ingedrukt.
Automatische terugschakeling
Afhankelijk van de snelheid van het
voertuig tijdens het afremmen zal de
versnelling automatisch worden
teruggeschakeld.
DIRECTE STAND(indien aanwezig)
De directe stand kan gebruikt worden
om tijdelijk te schakelen met de
schakelaar op het stuur terwijl het
voertuig met de selectiehendel op D
rijdt.
De directe stand wordt geannuleerd
(ontgrendeld) wanneer het voertuig
wordt gestopt.
90005210206-122-001
121
HET SYSTEEM TIJDELIJK
UITSCHAKELEN
Schakel het systeem tijdelijk uit aan de
hand van een van deze methodes: druk
het rempedaal een beetje in/druk het
koppelingspedaal in (versies met
handgeschakelde versnellingsbak)/druk
op de OFF/CANCEL-schakelaar.
Het systeem zal naar de eerder
ingestelde snelheid terugkeren als op
de RESUME/+ schakelaar gedrukt
wordt terwijl de voertuigsnelheid
25 km/h of hoger is.
Opmerking
Het cruise-control-systeem wordt
tijdelijk uitgeschakeld als een van de
volgende omstandigheden zich
voordoet:
de parkeerrem is geactiveerd;
Versies met snelheidsbegrenzer:
de MODE-schakelaar voor de instelbare
snelheidsbegrenzer is ingedrukt;
Automatische versnellingsbak:de
selectiehendel is geplaatst op P of N; in
het geval van versies met een
handgeschakelde versnellingsbak:
de versnellingspook is in de vrijstand
geplaatst;
Automatische versnellingsbak:in
de handgeschakelde stand
(selectiehendel van D op M geplaatst)
kan de cruise-control niet uitgeschakeld
worden. De rem op de motor zaldaarom niet worden toegepast ook al
wordt de versnellingsbak naar een
lagere versnelling teruggeschakeld. Laat
de ingestelde snelheid afnemen of druk
het rempedaal in als moet worden
afgeremd;
De snelheid kan niet door een van de
toepasselijke uitschakelvoorwaarden
gereset worden als het cruise-control-
systeem tijdelijk is uitgeschakeld.
BELANGRIJK
144)Schakel het cruisecontrolsysteem
altijd uit als het niet gebruikt wordt: het is
gevaarlijk om het cruisecontrolsysteem
geactiveerd te laten wanneer het niet
gebruikt wordt, omdat de cruisecontrol
daardoor plotseling geactiveerd kan
worden wanneer per ongeluk op de knop
wordt gedrukt. Daardoor kan de controle
over het voertuig verloren gaan en een
ongeval worden veroorzaakt.
145)Als met het geactiveerde systeem
wordt gereden, mag de versnellingspook
nooit in de vrijstand worden gezet.
146)Neem in geval van defecten of
storingen in het systeem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.147)De cruise-control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid
kan handhaven. In bepaalde
omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet in
druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
125
DETECTIEGEBIED VAN
DE SENSOREN
De sensoren nemen obstakels binnen
het volgende bereik waar:
Detectiegebied zijkant: circa
50 cm
Detectiegebied achterkant: circa
150 cm
WERKING VAN HET
SYSTEEM
De pieptoon wordt geactiveerd en het
systeem kan worden gebruikt als het
contact op ON wordt gedraaid en de
versnellingspook (handgeschakelde
versnellingsbak)/selectiehendel
(automatische versnelling) naar
achteruit (R) wordt geschakeld.
BELANGRIJK
150)Vertrouw nooit alleen op het
parkeersensorsysteem en bevestig visueel
de veiligheid van de ruimte rondom uw
voertuig terwijl u rijdt. Dit systeem kan de
bestuurder bijstaan bij het voor- en
achteruit tijden met het voertuig tijdens het
parkeren. Het waarnemingsbereik van de
sensoren is beperkt. Daarom kan een
ongeval worden veroorzaakt als u tijdens
het rijden uitsluitend op het systeem
vertrouwt. Bevestig altijd visueel de
veiligheid van de ruimte rondom uw
voertuig terwijl u rijdt.151)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
26)Werkzaamheden aan bumper in de
zone van de sensoren mogen uitsluitend
uitgevoerd worden door het Fiat
Servicenetwerk. Werkzaamheden aan de
bumper die niet goed worden uitgevoerd,
kunnen de werking van de sensoren in
gevaar brengen.
27)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.28)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
128
STARTEN EN RIJDEN
TANKEN
152) 153) 154) 155) 156) 157)
Zet altijd de motor af alvorens te
tanken.
BRANDSTOFVEREISTEN
Gebruik uitsluitend eersteklas loodvrije
benzine (overeenkomstig EN 228 met
specificatie binnen E10) met een
octaangetal van minstens 95.
BELANGRIJK GEBRUIK UITSLUITEND
LOODVRIJE BENZINE. Gelode benzine
is schadelijk voor de katalysator en de
zuurstofsensoren en kan de werking
van het uitlaatgascontrolesysteem
aantasten en/of storingen veroorzaken.
BELANGRIJK Het gebruik van
E10-brandstof met 10% ethanol binnen
Europa is gevaarlijk voor uw voertuig.
Wanneer het ethanolgehalte dit
aanbevolen percentage overschrijdt,
kan schade aan uw voertuig worden
veroorzaakt.
BELANGRIJK Voeg geen additieven
aan het brandstofsysteem toe om
schade aan het
uitlaatgascontrolesysteem te
voorkomen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk voor meer
informatie.TANKPROCEDURE
Als bij ontgrendelde portieren op het
uiteinde van het klepje van de
brandstofvulopening gedrukt wordt,
komt het klepje van de
brandstofvulopening omhoog fig. 94.
Het klepje van de brandstofvulopening
werkt in combinatie met het
portiervergrendel- en
portierontgrendelmechanisme.
Sluit klepje van de brandstofvulopening
door het aan te drukken tot u een klik
hoort.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat u
de beide portieren vergrendelt wanneer
u het voertuig verlaat.
BELANGRIJK Vergrendel de portieren
nadat u het klepje van de
brandstofvulopening heeft gesloten.
Het klepje van de brandstofvulopeningkan niet gesloten worden als u dit wilt
doen nadat u de portieren heeft
vergrendeld.
Brandstofvuldop
Verwijder de brandstofvuldop door deze
linksom te draaien fig. 95. Bevestig de
verwijderde dop aan de binnenkant van
het klepje van de brandstofvulopening.
Sluit de brandstofvuldop door deze
rechtsom te draaien tot u een klik hoort.
NOODPROCEDURE
KLEPJE OPENEN
Verricht de volgende procedure om het
klepje van de brandstofvulopening in
geval van nood (bijv. bij een dode accu)
te openen:
open de achterklep, trek aan het
centrale deel van de plastic bevestiging
1 en verwijder de bevestiging fig. 96;
9404040201-12A-002
9504040202-12A-001-high.jpg
129
BELANGRIJK Neem voor het
vervangen van de banden contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Door de
vervanging van de banden kunnen de
lijnen die op het display worden
weergegeven afwijken.
BELANGRIJK Na een frontale botsing,
zijbotsing of botsing achterop kan de
uitlijning (de locatie of de installatiehoek)
van de parkeercamera achter zijn
gewijzigd. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK De camera kan een
probleem vertonen als op het display
het bericht "no video signal" [geen
beeldsignaal] wordt weergegeven.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
HET DISPLAY BEKIJKEN
De voertuigbreedtelijnen
(geel)fig. 99 worden ter referentie op het
scherm weergegeven. Ze geven een
benadering van de voertuigbreedte in
vergelijking tot de breedte van de
parkeerplaats waarop u zult parkeren.
Gebruik deze weergave op het display
om het voertuig op een parkeerplaats of
in een garage te parkeren.
(gele) voertuigbreedtelijnen: deze
lijnen geven de breedte van het voertuig
aan.
afstandslijnen: deze lijnen geven bij
benadering de afstand tot een punt
gemeten vanaf de achterkant van het
voertuig (vanaf het uiteinde van de
bumper). De rode en gele lijnen geven
de afstand vanaf de bumper
(middelpunt van elke lijn) tot de
volgende punten aan: 50 cm voor de
rode lijnen en 1 m voor de gele lijnen.
BELANGRIJK De lijnen worden vast op
het scherm weergegeven. Ze zijn niet
met de handelingen van de bestuurder
aan het stuurwiel gesynchroniseerd.
Wees buitengewoon voorzichtig en
controleer met uw eigen ogen de ruimte
achter het voertuig en de omringende
omgeving terwijl u achteruit rijdt.
9907080913-111-111
132
STARTEN EN RIJDEN
verwijderen aangezien daardoor de
hermetische afdichting kan worden
aangetast.
BELANGRIJK De kap van de camera is
gemaakt van plastic. Maak de kap van
de camera niet schoon met
ontvettingsmiddelen, organische
oplosmiddelen, was of polijstmiddel
voor glas. Verwijder deze producten
onmiddellijk met een zachte doek als ze
op de kap terechtkomen.
BELANGRIJK Wrijf niet hard met een
schurende of harde borstel over de kap
van de camera. Daardoor kunnen
krassen op de kap of de lens van de
camera ontstaan, waardoor de beelden
nadelig kunnen worden beïnvloed.
BELANGRIJK Maak de cameralens met
een zachte doek schoon als er water,
sneeuw of modder op terecht is
gekomen. Gebruik een neutraal
reinigingsmiddel als u de camera niet
alleen met een doek schoon kunt
krijgen.
BELANGRIJK Het kan zijn dat de
achteruitrijmonitor niet perfect werkt
wanneer de camera aan abrupte
wijzigingen in de temperatuur (van
warm naar koud of omgekeerd) wordt
blootgesteld.
IN GEVAL VAN NOOD
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......137
EEN LAMP VERVANGEN.......138
ZEKERINGEN VERVANGEN.....147
BANDENREPARATIEKIT........154
STARTEN MET HULPACCU.....159
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .162
SLEPEN BIJ PECH...........163
136
IN GEVAL VAN NOOD