GEAVANCEERD
KEYLESS ENTRY
SYSTEEM
(indien aanwezig)
6)
Met de geavanceerde keyless-functie
kunt u de portieren, de achterklep en
de tankdop vergrendelen/ontgrendelen
of de achterklep openen als u de sleutel
bij u draagt.
BELANGRIJK Radiogolven van de
sleutel kunnen effect hebben op
medische apparaten zoals pacemakers:
alvorens de sleutel te gebruiken in de
nabijheid van mensen met dergelijke
medische apparaten, vraagt u bij de
fabrikant van het medische apparaat na
of radiogolven van uw sleutel effect
zullen hebben op het apparaat.
BELANGRIJK De functies van het
geavanceerde keyless entry systeem
kunnen worden gedeactiveerd om
mogelijke nadelige effecten voor
personen met een pacemaker of ander
medisch apparaat te voorkomen. Als
het systeem wordt uitgeschakeld, kunt
u de motor niet starten door de sleutel
bij u te dragen. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk voor meer
informatie. Als het geavanceerdekeyless entry systeem is uitgeschakeld,
kunt u de motor via de volgende
procedure starten in het geval de
batterij van de sleutel leeg is.
BELANGRIJK
6)De werking van het herkenningssysteem
is afhankelijk van verschillende factoren,
zoals bijvoorbeeld elke interferentie van
elektromagnetische golven van externe
bronnen (bijv. mobiele telefoons), de
laadtoestand van de batterij in de
elektronische sleutel en de aanwezigheid
van metalen voorwerpen in de buurt van de
sleutel of het voertuig. In die gevallen is het
nog steeds mogelijk de portieren te
ontgrendelen met behulp van de metalen
baard in de elektronische sleutel (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
BEVEILIGINGSALARM
VOERTUIG
(indien aanwezig)
STARTONDERBREKINGS
SYSTEEM
Door het startonderbrekingssysteem
kan de motor alleen worden gestart met
een sleutel die door het systeem wordt
herkend. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als u problemen heeft
met het startonderbrekingssysteem of
de sleutel.
Het systeem activeren: het systeem
wordt geactiveerd als het contact van
AAN naar UIT wordt gezet. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert om de
2 seconden totdat het systeem wordt
gedeactiveerd.
Het systeem deactiveren: het
systeem wordt gedeactiveerd als het
contact op AAN wordt gezet met de
correct geprogrammeerde sleutel. Het
waarschuwingslamp
brandt
ongeveer 3 seconden en schakelt dan
uit.
Als de motor niet start met de juiste
sleutel en als het waarschuwingslampje
blijft branden of knipperen,
probeert u het volgende:
controleer of de sleutel zich binnen
het werkingsbereik bevindt voor
15
signaalverzending;
schakel het contact uit en start de
motor opnieuw. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk als de motor
niet start na 3 of meer pogingen.
Als het waarschuwingslampje
continu blijft knipperen terwijl u
rijdt, schakelt u de motor uit. Laat het
systeem controleren door het Fiat
Servicenetwerk. Als de motor wordt
uitgeschakeld terwijl het
waarschuwingslampje knippert, dan
kan de motor niet meer worden gestart.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM(indien aanwezig)
Inbraaksensor
(indien aanwezig)
De inbraaksensor fig. 6 maakt gebruik
van ultrasone golven om beweging in
het voertuig te detecteren en een alarm
te activeren bij inbraak in het voertuig.
De inbraaksensor detecteert bepaalde
bewegingen in het voertuig. De sensor
kan echter ook reageren op beweging
buiten het voertuig, zoals trillingen, hard
lawaai, wind en luchtstromen.
Let op het volgende om de
inbraaksensor goed te laten werken:
hang geen kleding of voorwerpen
aan de hoofdsteun;
duw de zonnekleppen terug naar de
oorspronkelijke stand;
blokkeer de inbraaksensor niet door
deze te bedekken of door het
voorwerpen op te plaatsen;
laat de inbraaksensor niet vuil
worden of afvegen met een vloeistof;
stel de inbraaksensor en de
omlijsting ervan niet bloot aan schokken
of impact van enige soort;
installeer geen stoelen of
stoelbekleding die niet afkomstig zijn
van FCA;
plaats ter voorkoming van obstructie
van de inbraaksensor geen voorwerpen
of lading die boven de hoofdsteun
uitsteekt, in de buurt van de
inbraaksensor.Het systeem activeren
Ga als volgt te werk:
sluit de ruiten en de kap goed,
schakel het contact uit en zorg ervoor
dat de motorkap, de kap, de portieren
en de achterklep gesloten zijn;
druk op de vergrendeltoets op de
zender of sluit het portier aan
bestuurderszijde van buitenaf met de
extra sleutel. De waarschuwingslichten
knipperen eenmaal.Met de
geavanceerde keyless functie: druk
op een verzoekschakelaar. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert twee maal
om de 20 seconden. Na 20 seconden
is het systeem volledig geactiveerd.
Met de inbraaksensor:de
inbraaksensor kan alleen worden
geactiveerd als de kap is gesloten. Het
systeem kan zelfs worden geactiveerd
met een geopend ruit. Het open laten
van ruiten, zelfs gedeeltelijk, werkt
echter uitnodigend op eventuele dieven
en de wind die in het voertuig
terechtkomt, kan het alarm tevens
activeren. De inbraaksensor kan ook
worden geannuleerd.
604080300-12A-001
16
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
PORTIEREN
VERGRENDELEN /
ONTGRENDELEN MET
EXTRA SLEUTEL
7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14)
Beide portieren, de achterklep en de
tankdop vergrendelen automatisch als
het portier aan bestuurderszijde wordt
vergrendeld met de extra sleutel.
Deze ontgrendelen als het portier aan
bestuurderszijde wordt ontgrendeld met
de extra sleutel.
Draai de extra sleutel naar voren om te
vergrendelen en naar achter om te
ontgrendelen.
HANDMATIGE
VERGRENDELING /
ONTGRENDELING
Werking van binnenuit
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep vergrendelen
automatisch als de
portiervergrendelknop aan
bestuurderszijde wordt ingedrukt. Deze
ontgrendelen als de
portiervergrendelknop 1 aan
bestuurderszijde fig. 7 naar buiten
wordt gedrukt.
BELANGRIJK De rode indicatie 2 is te
zien wanneer de portiervergrendelknop
is ontgrendeld.
Werking van buitenaf
Om het portier aan bestuurderszijde
van buitenaf te vergrendelen, drukt u de
portiervergrendelknop naar de
vergrendelde stand en sluit u het portier
(het is niet nodig de handgreep in het
portier omhoog te houden).
Deze knop bedient de overige
portiervergrendelingen niet.
BELANGRIJK Als u het portier op deze
manier vergrendelt: let erop dat u de
sleutel niet in het voertuig achterlaat. De
portiervergrendelknop aan
bestuurderszijde kan niet worden
gebruikt als het portier aan
bestuurderszijde geopend is.DEAD LOCK
VOORZIENING
(indien aanwezig)
Het Dead Lock vergrendelsysteem is
ontworpen om te voorkomen dat
iemand die in uw voertuig heeft
ingebroken het portier van binnenuit
kan openen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk als u problemen
heeft met het Dead Lock
vergrendelsysteem.
Inschakeling van het systeem
Ga als volgt te werk:
sluit beide ruiten en de cabrioletkap;
schakel het contact uit en neem de
sleutel mee;
sluit beide portieren en de
achterklep;
steek de extra sleutel in het
bestuurdersportier, draai de extra
sleutel naar de vergrendelstand fig. 8 en
draai deze terug naar het midden. Draai
de sleutel vervolgens nogmaals binnen
3 seconden naar de vergrendelstand;
het indicatielampjegaat
ongeveer 3 seconden branden om aan
te geven dat het systeem is
geactiveerd.
704030107-L21-001
17
19)Pas de stoelen niet aan en vervang ze
niet. Het is gevaarlijk de stoelen aan te
passen of te vervangen, zoals vervangen
van de bekleding of losdraaien van bouten.
De stoelen bevatten airbagonderdelen die
van wezenlijk belang zijn voor het
aanvullende veiligheidssysteem. Dergelijke
aanpassingen kunnen schade toebrengen
aan het aanvullende veiligheidssysteem en
resulteren in ernstig letsel. Raadpleeg het
Fiat Servicenetwerk als de stoelen moeten
worden verwijderd of vervangen.
20)Rijd niet met beschadigde stoelen. Het
is gevaarlijk te rijden met beschadigde
stoelen, zoals kapotte stoelzittingen of
beschadigingen tot aan het urethaan. Een
botsing, zelfs een botsing die niet sterk
genoeg is om de airbags te activeren, kan
de stoelen met essentiële
airbagonderdelen beschadigen. Bij een
volgende botsing kan het voorkomen dat
de airbag niet activeert, hetgeen kan leiden
tot ernstig letsel. Laat een dealer van het
Fiat Servicenetwerk altijd de stoelen,
veiligheidsgordelspanners en airbags
inspecteren na een botsing.
21)Rijd niet met neergeklapte stoelen. Als
u rijdt met neergeklapte stoelen kan dit
gevaarlijke situaties opleveren aangezien u
niet de volledige bescherming van de
veiligheidsgordels geniet. Bij noodremmen
of een botsing kunt u onder de heupgordel
glijden en ernstig inwendig letsel oplopen.
Ga goed naar achter en rechtop zitten voor
een maximale bescherming.22)Plaats geen voorwerp, zoals een
kussen, tussen uw rug en de rugleuning.
Het is gevaarlijk om een voorwerp zoals
een kussen tussen uw rug en de
rugleuning te plaatsen, omdat u geen
veilige rijhouding hebt en de
veiligheidsgordel niet optimaal werkt bij een
botsing, hetgeen kan resulteren in een
ernstig ongeluk, letsel of overlijden.
23)Plaats geen voorwerpen onder de
stoel. Het voorwerp kan klem komen te
zitten zodat de stoel niet goed kan worden
vastgezet, hetgeen kan resulteren in een
ongeluk.
24)Plaats geen lading die boven de
rugleuningen uitsteekt. Het plaatsen van
bagage of lading die hoger is dan de
rugleuningen is gevaarlijk. Bij een noodstop
of een botsing kunnen voorwerpen
rondvliegen en worden geprojecteerd en
de passagiers raken en verwonden.
25)Zorg ervoor dat bagage en lading goed
is vastgezet alvorens te gaan rijden. Het is
gevaarlijk bagage en lading niet vast te
zetten omdat deze zich kunnen verplaatsen
of klem kan komen te zitten bij een
noodstop of een botsing en letsel kunnen
veroorzaken.
26)Sluit uw voertuig altijd af en houd de
autosleutels buiten het bereik van kinderen.
Het is gevaarlijk uw voertuig onafgesloten
te laten of de sleutels te bewaren op een
plek waar kinderen bij kunnen. Kinderen die
in de kofferbak klimmen kunnen hierin
opgesloten raken. Dit kan leiden tot
overlijden of hersenschade door
warmte-uitputting, met name in de zomer.
Sluit altijd de portieren en de
bagageruimte.27)Houd uw handen en vingers bij het
verstellen van een stoel altijd uit de buurt
van de bewegende onderdelen van de
stoel en de zijrand om letsel te voorkomen.
28)Zorg er bij het verstellen van de stoelen
voor dat er geen spullen in de omgeving
liggen. Als lading vast komt te zitten, kan
dit de lading beschadigen. Houd de
achterzijde van de stoel met uw hand vast
terwijl u de stoelen naar voor en achter
schuift of als u een neergeklapte stoel
omhoog brengt. Als de achterzijde van de
stoel niet wordt vastgehouden, verplaatst
de stoel zich plotseling hetgeen letsel kan
veroorzaken.
29)Wees voorzichtig met het gebruik van
de stoelverwarming. De warmte hiervan
kan te heet zijn voor sommige mensen,
zoals hieronder aangegeven, en kan een
brandwond door lage temperatuur
veroorzaken. Zuigelingen, kleine baby's,
ouderen, mensen met een fysieke
handicap, mensen met een gevoelige huid,
overmatig vermoeide mensen, dronken
mensen, mensen die medicatie gebruiken
die slaap opwekt, zoals slaappillen en
hoestmedicatie.
30)Gebruik de stoelverwarming niet als er
zaken als een deken of kussen die in hoge
mate vocht vasthouden op de stoel zijn
geplaatst. De stoel kan overmatig
verwarmd worden en brandwonden met
een lage temperatuur veroorzaken.
22
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
In de volgende gevallen kunnen de
wissers automatisch gaan bewegen als
de ruitenwisserhendel opAUTOis
geplaatst en het contact wordt
ingeschakeld:
als de ruit boven de regensensor
wordt aangeraakt of afgeveegd met een
doek;
Als de ruit wordt geraakt met een
hand of ander voorwerp van binnen of
buiten het voertuig.
Als de automatische ruitenwisserhendel
vanOFFopAUTOwordt gezet tijdens
het rijden, dan worden de ruitenwissers
eenmaal geactiveerd waarna ze gaan
werken in overeenstemming met de
regenval.
De automatische wisserregeling werkt
mogelijk niet als de
regensensortemperatuur ongeveer
–10°C of lager of ongeveer 85°C of
hoger is.
Als de ruit is behandeld met een
waterafstotend middel kan het zijn dat
de regensensor niet in staat is de
hoeveelheid regen correct waar te
nemen waardoor de automatische
wisserregeling niet goed werkt.
Indien vuil of ander materiaal (zoals ijs of
stoffen met zout water) zich aan de ruit
heeft gehecht boven de regensensor ofals de ruit met ijs is bedekt, kan dit
ertoe leiden dat de wissers automatisch
gaan werken.
Als de ruitenwissers het ijst, vuil of
ander materiaal niet kunnen verwijderen
stopt de automatische wisserwerking.
Stel in dit geval de wisserhendel in op
de lage stand of hoge stand voor
handmatige werking of verwijder het ijs,
vuil of andere materiaal met de hand
om de automatische werking te
herstellen.
BELANGRIJK Aangezien zwaar ijs en
sneeuw de ruitenwissers kunnen
blokkeren, wordt de wissermotor
beschermd tegen defecten,
oververhitting en brand door een
stroomonderbreker. Het mechanisme
stopt de werking van de wissers
automatisch gedurende ongeveer
5 minuten. Als dit optreedt, schakelt u
de ruitenwisserhendel uit, parkeert u de
auto en verwijdert u sneeuw en ijs.
Schakel de hendel na 5 minuten weer
in en de wissers zouden weer normaal
moeten werken. Als de wissers niet
werken, neemt u zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Rijd naar de zijkant van de weg en
parkeer naast de weg. Wacht totdat het
opklaart voordat u verder rijdt met
defecte ruitenwissers.RUITENSPROEIER
Trek de hendel naar u toe en houdt
deze vast om wasvloeistof te sproeien.
Als de wisserhendel in de standOFFof
interval/AUTOstaat, werken de
ruitenwissers voortdurend totdat de
hendel wordt losgelaten.
Als de sproeier niet werkt, controleert u
de hoeveelheid vloeistof. Als het niveau
normaal is, neemt u contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Koplampsproeiers
Als de koplampen aan zijn werken de
koplampsproeiers automatisch elke
vijfde maal dat de ruitensproeier wordt
geactiveerd.
KOPLAMPSPROEIERS(indien aanwezig)
Het contact moet zijn ingeschakeld
(AAN) en de koplampen moeten aan
zijn.
2204110109-115-001
33
De koplampsproeiers fig. 23 werken
automatisch elke vijfde maal dat de
ruitensproeier wordt geactiveerd. Als u
de koplampsproeiers wilt bedienen,
dubbeltikt u tegen de wisserhendel.
BELANGRIJK
42)Plaats alleen ruitenvloeistof of gewoon
water in het reservoir. Het gebruik van
antivries als ruitensproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de ruit wordt
gespoten, raakt de ruit bevuild, hetgeen de
zichtbaarheid beïnvloed en kan resulteren
in een ongeluk.43)Gebruik ruitenvloeistof alleen in
combinatie met antivries als het vriest. Het
gebruik van ruitenvloeistof zonder antivries
bij weersomstandigheden onder nul is
gevaarlijk, aangezien de ruit kan bevriezen
en uw zicht kan belemmeren, hetgeen kan
resulteren in een ongeluk. Zorg er
bovendien voor dat de ruit voldoende is
opgewarmd door middel van de
ruitverwarming voordat u er ruitenvloeistof
op spuit.
44)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als de voorruit moet worden
schoongemaakt.
BELANGRIJK
8)Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt (ook
niet nadat de motor opnieuw is gestart),
neemt u contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
9)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
10)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wasstraat.
11)Zorg er bij ijs op de ruit voor dat de
wissers correct worden losgemaakt.
KLIMAATREGELING
BEDIENINGSTIPS
2)
Bedien de airconditioning als de motor
loopt.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, moet u de ventilatorregelaar
niet langdurig ingeschakeld houden met
het contact op ON (AAN) wanneer de
motor niet loopt.
Verwijder obstructies zoals bladeren,
sneeuw en ijs van de motorkap en de
luchtinlaat in het rooster voor een
betere werking.
Gebruik de airconditioning om de ruiten
te ontwasemen en de lucht te
ontvochtigen.
De hercirculatiemodus dient te worden
gebruikt als u door tunnels rijdt of als u
in de file staat, of als u de buitenlucht
wilt buiten sluiten voor een snelle
afkoeling in het voertuig.
2304110102-L37-007
34
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Gebruik de buitenluchtstand voor
ventilatie of het ontdooien van het
windscherm.
Als het voertuig is geparkeerd in
rechtstreeks zonlicht tijdens warm weer,
opent u de ruiten om de warme lucht te
laten ontsnappen en activeert u
vervolgens de airconditioning.
Activeer de airconditioning eenmaal per
maand ongeveer 10 minuten om de
interne onderdelen gesmeerd te
houden.
Laat de airconditioning nakijken voordat
het warm weer wordt. Onvoldoende
koelmiddel maakt de airconditioning
minder efficiënt. De specificaties voor
het koelmiddel staan aangegeven op
een label (A of B, naargelang de markt)
in de motorruimte fig. 24. Controleer dit
label alvorens koelmiddel bij te vullen.
Indien een onjuist type koelmiddel
wordt gebruikt, kan dit leiden tot
ernstige storingen in de airconditioning.
Neem voor meer informatie contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a van R1234yf (aangeduid
op een specifiek plaatje in de motorruimte).
Het gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Ook de
compressorkoelmiddelen moeten
compatibel zijn met het aangeduide
koelmiddel.
2406010100-121-001
35
sluit de afdekking als het stopcontact
niet wordt gebruikt om te voorkomen
dan vreemd materiaal of vloeistof in het
stopcontact terechtkomt;
steek de stekker op de juiste manier
in het stopcontact;
steek de aansteker niet in het
stopcontact;
er kan ruis optreden bij het afspelen
van geluid naar gelang het apparaat dat
op het stopcontact wordt aangesloten;
naar gelang het apparaat dat op het
stopcontact wordt aangesloten, kan het
elektrische systeem van het voertuig
worden beïnvloed, waardoor het
waarschuwingslampje gaat branden.
Koppel het aangesloten apparaat aan
en zorg ervoor dat het probleem wordt
verholpen. Als het probleem is
verholpen, koppelt u het apparaat los
van het stopcontact en schakelt u het
contact uit. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Om ontlading van de
batterij te voorkomen, mag u het
stopcontact niet langdurig gebruiken
als de motor uitstaat of in de vrij staat.
ACHTERKLEP
OPENEN
47) 48)
BELANGRIJK Alvorens de achterklep te
openen, verwijdert u eventuele
opgehoopte sneeuw en ijs. De
achterklep kan anders sluiten onder het
gewicht van sneeuw en ijs en letsel
veroorzaken.
BELANGRIJK Open/sluit de achterklep
voorzichtig bij sterke wind. Bij een
sterke windvlaag tegen de achterklep
kan deze plotsklaps sluiten en letsel
veroorzaken.
BELANGRIJK Open de achterklep
volledig om ervoor te zorgen dat deze
open blijft. Als de achterklep slechts
gedeeltelijk is geopend, kan deze
dichtslaan door trillingen of windvlagen
en letsel veroorzaken.
BELANGRIJK Schakel de motor uit als
u bagage in de bagageruimte plaatst of
eruit haalt. Anders kunt u brandwonden
oplopen door de warmte van het
uitlaatgas.
De externe ontgrendelknop
gebruiken
(indien aanwezig)
Ontgrendel de portieren en de
achterklep, druk vervolgens op de
elektrische achterklepopener fig. 31 en
breng deze omhoog als de
vergrendeling wordt vrijgegeven.
OPMERKINGMet degeavanceerde
keyless-functiekan de achterklep
tevens worden geopend terwijl u de
sleutel bij u draagt.
Met de geavanceerde keyless-
functie
Een gesloten achterklep kan tevens
worden geopend terwijl u de sleutel bij
u draagt.
Als de achterklep wordt geopend terwijl
de portieren zijn gesloten, kan het een
paar seconden duren voordat de
ontgrendeling van de achterklep wordt
3104030201-12A-001
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG