237
Brandstof
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 69 l i t e r.
Openen van de brandstofvulklep.
Indien uw auto is voorzien van het Stop
& Start-systeem, tank dan nooit wanneer
de motor zich in de STOP-stand bevindt;
zet in dat geval altijd het contact af met
de sleutel of met de knop "START/STOP"
bij een auto met het Keyless entry and
start-systeem.Voor een juiste weergave van de
brandstofniveaumeter moet er minimaal 8
liter
brandstof worden getankt.
Bij het openen van de tankdop kan een geluid
van aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt
veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat
door de afdichting van het brandstofcircuit.
F
K
ies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van uw
auto).
F A ls uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de
vuldop en draai de sleutel linksom. F
D
raai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
S
teek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen
klep A in.
F
V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
P
laats de vuldop terug en sluit deze door de
dop rechtsom te draaien.
F
D
ruk de brandstofvulklep dicht (uw auto
moet ontgrendeld zijn).
F
Z
et de motor af.
F
O
ntgrendel de auto als deze is voorzien van
het Keyless entry and start-systeem.
F
O
pen de brandstofvulklep.
7
Praktische informatie
244
Monteren
F Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik het vast.
F
L
eg de ruitenwisser voorzichtig op de
voorruit.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar
om de ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
Motorkap
Openen
F Open het portier.
F
T
rek de hendel aan de onderzijde van de
deuropening naar u toe.
F
B
eweeg de hendel omhoog en til de
motorkap op. Open de motorkap niet als het stormt.
Wees voorzichtig bij het losmaken van de
veiligheidshaak en de motorkapsteun als
de motor warm is (kans op brandwonden).
Vanwege de kans op beschadiging van
het elektrische systeem mag er nooit een
hogedrukreiniger worden gebruikt voor het
reinigen van de motorruimte.
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om letsel als
gevolg van het automatisch inschakelen van de
START-stand te voorkomen.
F Neem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Praktische informatie
252
Vul nooit AdBlue® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen rond -11 °C
e
n verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf
25
°C. Het is raadzaam de flacons en jerrycans
koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid. Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue
®
niet in uw auto.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger
is dan -11
°C. Als het kouder is, bevriest
het AdBlue
® waardoor u het niet in het
reser voir kunt gieten. Laat uw auto enkele
uren op een warmere plaats staan en vul
vervolgens het reservoir bij.
Procedure voor bijvullen
De verpakking in flacons of jerrycans met
een antidruppelsysteem vergemakkelijkt het
bijvullen. Dit product is via het CITROËN-
dealernetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats verkrijgbaar.
Controleer 's winters alvorens bij te vullen of
de omgevingstemperatuur van de auto hoger
is dan -11
°C. Als het kouder is, bevriest het
AdBlue
® waardoor u het niet in het reser voir
kunt gieten.
Laat uw auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul ver volgens het reser voir bij.
F
C
ontroleer voordat u gaat bijvullen of
de auto op een vlakke en horizontale
ondergrond staat.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
F
D
ruk bij uitvoeringen met Keyless entry and
start-systeem op de " START/STOP"-knop
om de motor af te zetten. F
O
pen voor toegang tot het AdBlue
®-
reservoir het linker voorportier.
F
T
rek van onderen aan de zwarte dop.
F
D
raai de blauwe dop een 6
e omwenteling
linksom.
F
V
erwijder de dop.
Praktische informatie
285
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen. F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Voer het loskoppelen uit in de omgekeerde
volgorde.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) .
8
Storingen verhelpen
286
F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst
acculader B uit voordat u de kabels
losneemt van accu A . Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12
V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken.
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
s
luit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt,
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
Weer aansluiten van de plusklem (+)
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool ( +).
Storingen verhelpen
287
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering),
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
de
elektrisch bedienbare schuifdeuren,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders. Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Accucapaciteit
Lengte auto
Capaciteit in Ah
(ampère-uur)
XS 480
M 640
XL 720
/ 800
De accu mag uitsluitend worden
vervangen door een exemplaar met
dezelfde eigenschappen.
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het verwijderbare sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapskist .
Het sleepoog bevindt zich in de
gereedschapskist.
8
Storingen verhelpen
8
Gesproken commando'sHelpberichten
Navigeer naar huis Om de navigatie te starten of een routepunt
toe te voegen, zegt u "navigeer naar" en dan
het adres of de naam van de contactpersoon.
Bijvoorbeeld "navigeer naar adres
Kerkstraat 11
Amsterdam" of "navigeer naar
contactpersoon Jan Janssen". U kunt aangeven
of het een favoriete of recente bestemming
is. Bijvoorbeeld "navigeer naar favoriet
adres Tennisclub" of "navigeer naar recente
bestemming Kerkstraat 11
Amsterdam". U kunt
ook "navigeer naar huis" zeggen. Om POI's
op een kaart te zien, kunt u bijvoorbeeld "toon
hotels in Rotterdam" of "toon POI tankstation in
de buurt" zeggen. Voor meer informatie kunt u
"hulp bij routebegeleiding" zeggen.
Navigeer naar het werk
Navigeer naar favoriet adres <...>
Navigeer naar contact <...>
Navigeer naar adres <...>
Toon POI <...> in de buur t
Af te leggen afstand
Om informatie over uw huidige route te krijgen,
kunt u zeggen "wat is de resterende tijd tijd" of
"nog af te leggen afstand", of "aankomsttijd".
Om meer commando's te leren, kunt u "hulp bij
navigatie" zeggen.
Resterende tijd
Aankomsttijd
Stop navigatie
Geef de gesproken commando's voor de
bestemming (adres) in de taal die in het
systeem is ingesteld.Gesproken commando's
"Radio Media"
Deze commando's kunnen vanaf elke
schermpagina worden gegeven nadat
op de stuur wieltoets "Gesproken
commando's" of "Telefoon" is gedrukt,
behalve als er een telefoongesprek bezig
is.
CITROËN Connect Nav
297
SSchakelaar koplampverstelling .....................13 3
Schakelaars stoelverwarming ........................82
Schakelen automatische transmissie
... 19
0 -19 4
Schakelen elektronisch gestuurde versnellingsbak
................. 19
5 -198
Schakelen handgeschakelde versnellingsbak ....188
Schakelindicator
........................................... 189
Schakel sneeuwketting
.........................240, 265
SCR-systeem
...........................
2
3, 250 Serienummer auto
......................... 293
Sfeerverlichting
............................................. 13
4
Signalering onoplettendheid
......................... 224
Sjorogen
................................................ 105 -10 6
Sleepoog
....................................................... 2
87
Slepen van een auto
.............................. 287-288
Sleutel
.............................. 38 -39, 54, 56 -57, 179
Sleutel met afstandsbediening
...... 3
9, 41, 48 - 49, 179, 186
SMS
................................................................. 32
Sneeuwkettingen
......................... 2
34, 240, 265
Snelheidsbegrenzer
...................... 20
3, 206-210
Snelheidslimietherkenning
.................. 204-205,
207-216, 218
Snelheidsregelaar
.......... 203, 206-207, 210-213
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
.................. 206-207
Soort lamp
............................................. 269 -270
Spaarfase
...................................................... 242
Spraakcommando's
..................................... 5 -10Sproeiers, verwarmd
............................
120, 137
Starten ........................................................... 284
Starten dieselmotor
......................................
239
Starten van de auto ....182, 18 4 -185, 187, 19 0 -19 8
Starten van de motor ............................. 17
9 -18 0
Stilzetten van de auto
............ 18 2-18 5, 19 0 -19 8
Stoelen verstellen
............................... 7
8, 80 - 81
Stoelverwarming
...............................
........82, 84
Stop
................................................................. 14
Stop & Start
........ 19, 25, 36, 120, 122, 198 -201,
237, 244, 287
STOP (verklikkerlampje)
................................. 14
Streaming audio Bluetooth
.................. 27, 11, 10
Stuurbekrachtiging
.......................................... 21
Stuurverstelling
............................................... 76
St
uurslot
.................................................. 41, 18 6
Stuurwiel (verstellen)
...................................... 76
S
upervergrendeling
...................... 40, 44, 49 -50
Synchroniseren afstandsbediening ....42- 43, 53 - 54
Rijverlichting
.................................................
127
Roetfilter
...............................
.................
248-249
Ruitensproeier achter
...................................
13 6
Ruitensproeiers
.............................................
137
Ruitenwisser achter
......................................
13 6
Ruitenwisserbladen vervangen
.... 1
38, 243 -244
Ruitenwissers
..................................
25, 13 4 -13 6
Ruitenwisserschakelaar
.........................
13 4 -13 6
Ruit van de achterklep
....................................
71
Tafelstand
........................................................ 80
Tankbeveiliging
............................................. 238
Technische gegevens
................................... 290
Te laag brandstofniveau
.................. 1
6, 237-238
Telefoon
.............................. 28 - 3 3 , 15 -18 , 11-14
Temperatuurregeling ..............................11 6 -117
Textuurlak
...................................................... 254
Tijd instellen
............................ 36, 36 -37, 36, 20
TMC (verkeersinformatie)
............................... 14
T
oegang AdBlue-reservoir
........................... 252
Toegang tot de 3e zitrij
............................. 86, 89
Toegang tot het reservewiel
................. 264-265
Touchscreen
............. 34, 67, 130, 200, 213, 1, 1
Trekhaak
........................................ 178 -179, 241
Tweepersoons voorbank
........................ 8 4, 148
T
UUitklaptafeltjes .............................................. 102
Uitneembare lamp ......................................... 109
Uitschakelen airbag passagier
...... 15
2, 157-15 8
Uitschakelen ESP
...............................
..........14 4
USB
..................................... 103, 26 -27, 10 -11, 8
USB-aansluiting
............................ 1
03, 26, 10, 8
VVaste achterstoel en -bank ...............8 8 - 9 0, 10 0
Veiligheidsgordels ...........................147-151, 161
Veiligheidsgordels achter
............................. 14
8
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
.............. 1
52, 155 -158, 162, 167-168, 170 -171, 173 -174
Ventilatie
....................................... 115 , 11 9 , 12 2
Vergrendelen ..................... 39, 43 - 44, 48 - 49, 54
Vergrendeling van binnenuit
..................... 55
-56
Verkeersinformatie (TA)
....................................5
Verkeersinformatie (TMC)
..............................14
Verklikkerlampje geopend portier ...................16
Verklikkerlampje remsysteem ............................14
Verklikkerlampjes
............................................ 13
Verklikkerlampje SCR-systeem
...................... 23
V
erklikkerlampje SERVICE
............................24
Verklikkerlampje STOP
................................... 14
V
erklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt
........................................ 149
Verklikkerlampje veiligheidsgordels
.............149
Verklikkerlampje voorgloeien (diesel)
............18
Verversen
.............................................. 246 -247
Verwarmde bank
...............................
..............84
Verwarming
.................................... 115, 12 2-125
Verzadiging van het roetfilter (diesel)
...........249
Visiopark
....................................................... 2
31
Voorruitverwarming
..............................120, 137
Voor stoelen
......................................... 78, 80 - 81
Voorzieningen achterin
.........................105 -10 6
Voorzieningen interieur
..........10 0 -102, 105 -10 6
.
Trefwoordenregister