38
Boordcomputer
De boordcomputer geeft actuele informatie over het
rijden (actieradius, brandstofverbruik…).
Monochroom display A
Weergave van de informatie
F Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de
verschillende functies van de boordcomputer
weer te geven.
De boordcomputer kan de volgende informatie
weergeven:
-
d
e actieradius, -
h
et actuele brandstofverbruik,
-
d
e tijdteller van het Stop & Start-systeem,
-
d
e afgelegde afstand,
-
he
t gemiddelde verbruik,
-
de
gemiddelde snelheid.
F
D
ruk nogmaals op de toets om terug te keren
naar de oorspronkelijke weergave.
Resetten
F Druk langer dan 2 seconden op de toets
om de afgelegde afstand, het gemiddelde
brandstofverbruik en de gemiddelde snelheid op
0
te zetten.
Monochroom display C
Weergave van de informatie
F Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de
verschillende tabbladen van de boordcomputer
weer te geven.
01
Instrumentenpaneel
40
Enkele definities
Actieradius
(k m)
De actieradius geeft aan hoeveel
kilometer u nog met de resterende
hoeveelheid brandstof kunt rijden
(berekend op basis van het
gemiddelde verbruik over de laatste
afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling,
waardoor het actuele brandstofverbruik
aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
worden streepjes weergegeven. Na het tanken
van minimaal 5
liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weergegeven als deze meer
dan 100
km bedraagt.
Raadpleeg het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als tijdens
het rijden de streepjes continu worden
weergegeven.
Actueel brandstofverbruik
(km/l of l/100 km)
B erekend over de laatste seconden. Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
(km/l of l/100 km)
B erekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Nog af te leggen afstand
(k m)
Dit is de nog af te leggen afstand tot
de eindbestemming. Deze afstand kan
door de gebruiker worden ingevoerd.
Als de afstand niet wordt ingevoerd,
verschijnen er streepjes in plaats van
cijfers.
Teller Stop & Start
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop
& Start-systeem, houdt een teller bij
hoelang de STOP-stand tijdens een rit
is geactiveerd.
De teller wordt, elke keer als u
het
contact met de sleutel aanzet, weer op
nul gezet.
Datum en tijd instellen
Met monochroom display A
F Druk op de toets MENU .
F S electeer "Instellingen display" met de toets " 5"
of " 6".
F
D
ruk op " OK" om te bevestigen.
F
Sel
ecteer "Jaarinstellingen" met de toets " 5" of
" 6 ".
F
D
ruk op " OK" om te bevestigen.
F
S
tel de gewenste waarde in met de toets " 7" of
" 8 ".
F
D
ruk op " OK" om te bevestigen.
F
V
oer dezelfde procedure uit voor de instellingen
"Maand", "Dag", "Uren" en "Minuten".
01
Instrumentenpaneel
41
Met monochroom display C
F Selecteer het menu "Configuratie display".
F Sel ecteer de functie Instellen datum en tijd
met de toets " 5" of " 6".
F
D
ruk op " OK" om te bevestigen.
F
S
tel de parameters één voor één in met de
toetsen " 7" en " 8" en bevestig ver volgens met
de toets " OK".
F
Sel
ecteer vervolgens de optie " OK" op het
display en bevestig.
Met touchscreen
F Selecteer " Instellingen".
F
D
ruk op de secundaire pagina op " Tijd/datum".F
Sel
ecteer "
Tijd instellen " of "Datum instellen ".Als u tijdens het instellen van de tijd de optie
" Satellietsynchronisatie " selecteert, worden
de minuten automatisch ingesteld op de via de
satelliet ontvangen tijd.
F
W
ijzig de instellingen met behulp van het
numerieke toetsenbord en bevestig uw keuze.
F D ruk op "Bevestigen" om de instellingen op te
slaan en het menu te verlaten.
01
Instrumentenpaneel
44
Met de afstandsbediening
F Druk op het gesloten hangslot om de auto volledig te vergrendelen.
F
D
ruk binnen 5 seconden nogmaals op het
gesloten hangslot om de supervergrendeling
van de auto in te schakelen.
Met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier rechtsom om de auto volledig
te vergrendelen.
F
D
raai binnen 5
seconden de sleutel nogmaals
rechtsom om de super vergrendeling van de auto
in te schakelen.
De supervergrendeling wordt bevestigd door het
gedurende ongeveer twee seconden branden van
de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering
van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.
Lokaliseren van de auto
F Druk op de knop met het gesloten hangslot om de eerder vergrendelde
auto te lokaliseren op een
parkeerplaats.
De plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele
seconden.
Probleem met de
afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het ver vangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met de
afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en
gelokaliseerd worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto eerst met de
sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het dealernetwerk als
de storing niet is verholpen.
Synchroniseren
Batterijtype: CR1620/3 volt.
F
Z
et het contact af.
F
Z
et de sleutel in de stand 2
(Contact) .
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op de
knop met het gesloten hangslot.
F
Z
et het contact uit en ver wijder de sleutel uit het
contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Vervangen van de batterij
Als de batterij van de afstandsbediening
leeg is, wordt u gewaarschuwd door
dit lampje op het dashboard, een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
F
K
lap de sleutel uit.
F
O
ntgrendel het verchroomde deel door op het
nokje A te drukken.
F
H
oud het nokje A ingedrukt en schuif het
verchroomde deel 45° uit.
F
W
ip het huis los door een muntstuk in de
opening te steken en dit ver volgens te draaien.
02
Toegang tot de auto
50
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
noodgevallen de toegang tot het interieur voor
de hulpdiensten bemoeilijken.
Automatische centrale
vergrendeling
Deze functie zorgt er voor dat de portieren en de
achterklep tijdens het rijden automatisch en volledig
worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschakelen of
uitschakelen.
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden
d e portieren en de achterklep automatisch
vergrendeld.
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de
automatische centrale vergrendeling van de
portieren actief.
Ontgrendelen
F Druk als sneller wordt gereden dan 10 km/h
op de knop om de portieren en de achterklep
tijdelijk te ontgrendelen.
Inschakelen
Uitschakelen
F Houd nogmaals de knop langer dan twee seconden ingedrukt.
Er verschijnt een melding ter bevestiging op het
display, in combinatie met een geluidssignaal.
Noodbediening
Hiermee kunt u de portieren mechanisch
v ergrendelen en ontgrendelen in het geval van een
storing in de centrale vergrendeling of van de accu.
Als de centrale vergrendeling niet werkt,
moet de accu worden losgekoppeld om de
achterklep te kunnen vergrendelen zodat de
auto volledig is vergrendeld.
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel naar achteren.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel naar voren.
Vergrendelen van het
passagiersportier
F Ver wijder de zwarte dop op de zijkant van het portier met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel in de opening en draai de
sleutel tot de aanslag.
F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop terug.
F
H
oud deze toets meer dan twee seconden
ingedrukt.
Ter bevestiging wordt er een melding weergegeven
op het scherm, in combinatie met een
geluidssignaal.
02
Toegang tot de auto
55
Druk tijdens het automatisch sluiten van het
dak in zone A (positie 2
tot positie 1) op de
schakelaar om het dak te stoppen.
Windscherm
Er is een windscherm beschikbaar om het
comfort van de inzittenden onder bepaalde
rijomstandigheden (hoge snelheid) te verbeteren.
Hierdoor worden de luchtturbulenties in het interieur
zoveel mogelijk beperkt.
Bij het openen van het dak kan het windscherm
uitklappen als deze niet vast is bevestigd. Bij het sluiten van het dak wordt het windscherm
automatisch weer ingeklapt.
F
D
it windscherm kan bij een geopend dak
handmatig worden ingeklapt en in het midden
worden bevestigd: druk verticaal op de
dwarsbalk dichtbij de hendel op het windscherm
en klem deze hendel in de inkeping.
F
H
andmatig ontgrendelen en uitklappen van het
windscherm: druk verticaal op de dwarsbalk
dichtbij de hendel om deze uit de inkeping te
halen en trek de hendel iets naar u toe.
Openen en sluiten van het
dak tijdens het rijden
De schakelaar voor het openen en sluiten van
het dak werkt tot een rijsnelheid van ongeveer
120
km/h.
Bij hogere snelheden verschijnt een melding
op het display dat het dak niet kan worden
bediend (snelheid te hoog).
Als het openen of sluiten van het dak is gestart
bij een snelheid lager dan ongeveer 120
km/h en
deze snelheid wordt overschreden, dan gebeurt
afhankelijk van de beweging het volgende:
-
a
ls het dak beweegt in zone A stopt de
beweging,
-
a
ls het dak opengaat in zone B wordt de
beweging voltooid,
-
a
ls het dak sluit in zone B stopt deze beweging
en wordt automatisch het dak volledig geopend
tot stand 3,
-
a
ls het dak opengaat of sluit in zone B na het
bedienen van de "antipaniekfunctie", wordt de
beweging voltooid.
Zodra de rijsnelheid lager is dan ongeveer
120
km/h zal het dak weer bediend kunnen
worden.
02
Toegang tot de auto
57
Wanneer u de auto voor een langere periode
b uiten parkeert, is het raadzaam het dak te
beschermen met een hoes.
Het is raadzaam het dak te sluiten als u
de
auto parkeert.
Ook als het dak is gesloten, is het beter om
geen waardevolle spullen in de auto achter
te laten.
Haal de sleutel uit het contact als u
de
auto verlaat, om te voorkomen dat het dak
ongewenst in beweging wordt gezet.
Als uw auto is voorzien van functies met
spraakcommando's, werken deze mogelijk
minder goed als het dak is geopend.
Bescherming van de elektromotoren voor
het openen en sluiten van het dak: als het
dak in korte tijd veelvuldig wordt geopend
en gesloten, kunnen de elektromotoren
over verhit raken waardoor het dak stilvalt.
Laat de elektromotoren afkoelen door het dak
gedurende 10
minuten niet te bedienen.Bagageruimte
Openen
Sluiten
- gaat bij draaiende motor dit
lampje enkele seconden branden in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden (snelheid
hoger dan 10
km/h) dit lampje
enkele seconden branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het
multifunctionele display.
Noodbediening
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
O
ntgrendel de auto met de afstandsbediening,
druk op de schakelaar voor het openen en open
de achterklep.
F
T
rek de achterklep omlaag aan de handgreep
aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten: Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in de centrale vergrendeling de achterklep
mechanisch ontgrendeld worden.
02
Toegang tot de auto
58
Bagageruimte
Openen
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel, druk op de knop en til het
kofferdeksel omhoog.
Sluiten
F Laat het kofferdeksel zakken door op het midden van het sierdeel te drukken.
We raden het sterk af het kofferdeksel omlaag
te brengen door op één van de zijkanten te
drukken.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten: -
gaat bij draaiende motor dit
lampje enkele seconden branden in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden (snelheid
hoger dan 10
km/h) dit lampje
enkele seconden branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het
multifunctionele display. Als het kofferdeksel niet volledig is gesloten,
kan het dak niet in zone B
worden geopend.
Controleer of het kofferdeksel correct is
gesloten.
Openingsvoorwaarden voor
de bagageruimte met het dak
in zone B
Om te zorgen dat de bagageruimte en het dak
in zone B elkaar niet belemmeren, hangt het
openen van de bagageruimte af van de stand
van het dak.
02
Toegang tot de auto