Page 153 of 165

Spraakherkenning153SpraakherkenningAlgemene informatie..................153
Gebruik ...................................... 153Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐ sing van het infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om te
controleren of uw smartphone deze
functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 150 of via Bluetooth 3 155.
Gebruik Spraakherkenning activeren
Houd PHONE op het bedieningspa‐
neel of 7w op het stuurwiel ingedrukt
om een spraakherkenningssessie te
starten. Er verschijnt een spraakbe‐
sturingsbericht op het scherm.
Na de pieptoon kunt u direct een
commando geven. Raadpleeg voor
informatie over ondersteunde
commando's de gebruiksaanwijzing
van uw smartphone.Volume van gesproken vragen
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken
instructies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakbesturingsbericht verdwijnt, de
spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
Page 154 of 165

154TelefoonTelefoonAlgemene aanwijzingen.............154
Bluetooth-verbinding ..................155
Noodoproep ............................... 156
Bediening ................................... 157
Tekstberichten ........................... 159
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ......................... 159Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om de telefoon‐ portal te kunnen gebruiken moet de
mobiele telefoon via Bluetooth met
het infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de gebruikershand‐ leiding van uw mobiele telefoon. U
kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
Page 155 of 165

Telefoon155mobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerddoor de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de
specificatie vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons of andere appara‐ ten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen
we u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via de telefoonportal worden Blue‐
tooth-apparaten aan het infotainmen‐ systeem gekoppeld (uitwisselen van
pincode tussen Bluetooth-apparaat
en infotainmentsysteem) en verbon‐
den.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen ● Aan het systeem kunnen maxi‐ maal vijf apparaten worden
gekoppeld.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het infotain‐mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom aan op een USB-poort, zodat het
wordt opgeladen.Het eerste apparaat koppelen
1. Druk op PHONE en selecteer
vervolgens Koppelen.
Op het infotainmentsysteem
verschijnt er een melding met de
naam en de pincode van het info‐ tainmentsysteem.
2. Activeer het zoekproces in het te koppelen Bluetooth-apparaat.
3. Koppeling bevestigen: ● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de meldingen op het infotain‐
mentsysteem en het Blue‐
tooth-apparaat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt onder‐
steund:
Voer de pincode van het info‐ tainmentsysteem op het
Bluetooth-apparaat in en
bevestig uw invoer.
Page 156 of 165

156Telefoon4. Het infotainmentsysteem en hetapparaat zijn gekoppeld. Het tele‐foonmenu verschijnt.
5. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het info‐ tainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Om de contacten door het infotain‐
mentsysteem te laten lezen, moeten
ze zijn opgeslagen in het telefoon‐
geheugen van de mobiele telefoon.
Een ander apparaat koppelen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .
Druk op Toevoegen om het koppe‐
lingsproces van een ander apparaat
te starten.
Ga verder met stap 2 van "Het eerste apparaat koppelen" (zie hierboven).
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .Kies het gewenste apparaat en selec‐
teer Verbinden .
Zo nodig wordt de verbinding met het
huidige apparaat verbroken. Het
geselecteerde apparaat wordt
verbonden.
Een apparaat loskoppelen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .
Kies het apparaat dat momenteel is
verbonden en selecteer Verbreken.
De verbinding met het apparaat wordt
verbroken.
Een apparaat wissen Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .
Kies het apparaat dat u uit de appa‐ ratenlijst wilt verwijderen en selecteer
Wissen .
Het apparaat is gewist.Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken
worden gebeld; mogelijkerwijs
kunnen deze oproepen niet
Page 157 of 165

Telefoon157gedaan worden wanneer
bepaalde netwerkdiensten en/of
telefoonfuncties actief zijn. U kunt
hierover uw lokale netwerkexploi‐
tant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep doen
Bel het alarmnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐ centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐ steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Daarom kan het bereik aan
hieronder beschreven functies afwij‐
ken.
Telefoongesprek initiëren
Toetsenblok
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Blader door de lijst en selecteer
Toetsen . Het toetsenblok verschijnt.
Draai aan MENU om het cijfer dat u
wilt invoeren te markeren en druk op
MENU om het desbetreffende cijfer te
selecteren. Voer het gewenste
nummer in.
Selecteer k of druk op BACK om
cijfers te verwijderen.
Selecteer Bel om het telefoongesprek
te initiëren.
Contacten
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Selecteer Contactpersonen . De
contactenlijst wordt getoond.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste contactpersoon. De
contactpersoon wordt weergegeven.
Selecteer een van de onder het
contact opgeslagen telefoonnum‐
mers. Het nummer wordt gebeld.
Page 158 of 165

158TelefoonGesprekkenlijsten
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Selecteer Recente gesprekken . De
recente gesprekkenlijst wordt weer‐ gegeven.
Selecteer Gemist, Ontvangen of
Verzonden , afhankelijk van de
oproep die u zoekt.
Selecteer een van de telefoonnum‐
mers in de recente gesprekkenlijst.
Het nummer wordt gebeld.
Inkomend telefoongesprek
Telefoongesprek aannemen
Is er een radio- of mediabron actief als er een gesprek binnen komt, dan
wordt de audiobron gedempt. Dit blijft
zo tot het gesprek wordt beëindigd.
Er verschijnt een melding met de
naam of nummer van de beller.Selecteer Aannemen om het gesprek
aan te nemen.
Telefoongesprek afwijzen
Oproep weigeren: kies Negeren in
het bericht.
Functies tijdens een
telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek wordt het gespreksscherm weergegeven.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer Einde om het gesprek te
beëindigen.
Microfoon uitschakelen
Selecteer Dempen om de microfoon
tijdelijk te deactiveren.
De schermtoets verandert in Demp
niet .
Selecteer Demp niet om de microfoon
weer te activeren.
Handsfree-functie uitschakelen
Selecteer Handset om het gesprek op
uw mobiele telefoon te vervolgen.
De schermtoets verandert in
Handsfree .
Selecteer Handsfree om de hands‐
free-functie opnieuw te activeren.
Tweede inkomende oproep Als een tweede gesprek binnenkomt,
verschijnt er een ander bericht met de naam van de beller of het nummer.
Selecteer Wisselen om het telefoon‐
gesprek te beantwoorden en het
eerste gesprek in de wacht te zetten.
Oproep weigeren: kies Negeren in
het bericht.
Tussen telefoongesprekken
schakelen
Druk op PHONE of qw op de audio‐
knoppen van het stuurwiel om te
schakelen tussen de twee gesprek‐
ken.
Op het display verschijnt informatie
over het huidige gesprek.
Page 159 of 165

Telefoon159Beëindigen van telefoongesprekken
De gesprekken kunnen één voor één
worden beëindigd.
Selecteer Einde. Het huidige gesprek
wordt beëindigd.
Tekstberichten
Tekstberichten die binnenkomen
wanneer de telefoon op het infotain‐
mentsysteem is aangesloten, kunnen op het infodisplay worden weergege‐
ven.
Voorwaarden
Er moet aan de volgende voorwaar‐
den worden voldaan:
● De Bluetooth-functie van de desbetreffende telefoon moet
geactiveerd zijn (zie de gebruiks‐
aanwijzing van uw apparaat).
● Afhankelijk van de telefoon moet het apparaat wellicht op "zicht‐
baar" staan (zie de gebruiksaan‐ wijzing van uw apparaat).● De desbetreffende telefoon moet
aan/op het infotainmentsysteem
gekoppeld en aangesloten zijn.
Voor een gedetailleerde beschrij‐ ving 3 155.
● De desbetreffende telefoon moet
Bluetooth Message Access
Profile (BT MAP) ondersteunen.
Een bericht bekijken Let op
Bij een snelheid van meer dan 8 km/
h verschijnt het tekstbericht niet op
het scherm.
Als er een nieuw tekstbericht binnen‐
komt, verschijnt er een bericht.
Selecteer Bekijken om het bericht te
lezen.
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur
Installatie-instructies en
bedieningsrichtlijnen
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de kan de type‐
goedkeuring voor het voertuig komen
te vervallen (EU-richtlijn 95/54/EC).
Aanbevelingen voor probleemloze
werking:
● De buitenantenne moet profes‐ sioneel worden gemonteerd voor
het maximale bereik.
● Maximaal zendvermogen 10 watt.
● De mobiele telefoon moet op een
geschikte plek worden gemon‐
teerd. Zie de desbetreffende
opmerking in het instructie‐
boekje, het hoofdstuk
Airbagsysteem .
Page 160 of 165

160TelefoonLaat u informeren over de voorziene
montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de
mogelijkheden tot gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
groter is dan 2 watt bij GSM 900 en
niet groter is dan 1 watt bij de andere
types.
Om veiligheidsredenen mag u de
telefoon niet gebruiken tijdens het
rijden. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐ o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐ tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.