Page 137 of 207

Rijden en bediening1353. Draai de tankdop langzaamlinksom. Wacht totdat een even‐
tueel sissend geluid is gestopt
voordat u de dop geheel losdraait.
4. Verwijder de dop. De dop zit met een kettinkje aan de auto.
5. Plaats het pistool recht op de vulpijp en druk het met iets krachterin.
Schakel om te tanken het vulpis‐
tool in.
Na de automatische afslag kunt
de tank nog afvullen door nog
maximaal tweemaal het vulpistool
te activeren.Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
6. Om hem te sluiten, draait u de tankdop rechtsom tot hij vastklikt.
7. Druk de tankklep dicht totdat deze
vergrendelt.
Let op
Als bij koud weer de brandstofvul‐ klep niet open gaat, tik dan lichtjes
op de klep. Probeer de klep daarna
opnieuw te openen.
LPG tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet gestan‐
daardiseerd zijn, hebt u verschillende adapters nodig. Deze zijn verkrijg‐
baar bij Opel Partners en Opel
Service Partners.ACME-adapter: België, Duitsland,
Ierland, Luxemburg, Zwitserland
DISH-adapter: Bosnië-Herzegovina,
Bulgarije, Denemarken, Estland,
Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië,
Letland, Litouwen, Macedonië,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Roeme‐
nië, Zweden, Zwitserland, Servië,
Slowakije, Slovenië, Tsjechische
Republiek, Turkije, Oekraïne, Honga‐ rije
Page 138 of 207
136Rijden en bediening
Bajonetadapter: Nederland, Noorwe‐
gen, Spanje, Verenigd Koninkrijk
EURO-adapter: Spanje
De vulklep voor LPG bevindt zich
achter de tankdop.
Schroef de tankdop van de vulpijp.Voorzichtig
Schroef de beschermdop alleen
met de hand los en vast.
De beschermkap is magnetisch.
Plaats hem tijdens het tanken in de
tankklep.
Schroef de vereiste adapter handvast op de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Zet
de borghendel van het vulmondstuk
in de vergrendelde stand.
DISH-adapter: Plaats het vulmond‐
stuk in de adapter. Zet de borghendel van het vulmondstuk in de vergren‐
delde stand.
Bajonetadapter: Plaats het vulmond‐
stuk op de adapter en draai het een
kwartslag. Zet de borghendel van het
vulmondstuk in de vergrendelde
stand.
Page 139 of 207

Rijden en bediening137EURO-adapter: Duw het vulmond‐
stuk op de adapter. Zet de borghen‐
del van het vulmondstuk in de
vergrendelde stand.
Druk op de knop van het toevoerpunt
voor vloeibaar gas. Het vulsysteem
stopt of gaat langzaam werken als de tank voor 80 % gevuld is (maximum‐
peil).
Laat de knop op het vulsysteem los
om het bijtanken te stoppen. Ontgren‐
del de vergrendelhefboom en verwij‐
der het vulmondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan
ontsnappen.
Verwijder de adapter en leg deze in de auto.
Breng de tankdop aan, opdat er geen vreemde voorwerpen in de vulope‐
ning en het systeem komen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het
systeem is het ontsnappen van
vloeibaar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onver‐
mijdelijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Om veiligheidsredenen mag de
vloeibaar-gastank maar tot 80%
worden gevuld.
De combiklep op de LPG-tank beperkt de vulhoeveelheid automa‐
tisch. Bij meer bijtanken raden wij aan
de auto niet in de zon te zetten totdat het overschot verbruikt is.
Tankdop Gebruik uitsluitend originele tankdop‐pen.
Page 140 of 207

138Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................139
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 139
Auto stallen .............................. 139
Verwerking van sloopauto .......140
Controle van de auto .................140
Werkzaamheden uitvoeren .....140
Motorkap ................................. 140
Motorolie .................................. 141
Koelvloeistof ............................ 142
Sproeiervloeistof ......................143
Remmen .................................. 143
Remvloeistof ............................ 143
Accu ........................................ 144
Wisserblad vervangen .............145
Gloeilamp vervangen .................146
Halogeenkoplampen ...............146
Mistlampen .............................. 148
Richtingaanwijzers vooraan ....148
Achterlichten ............................ 149
Zijrichtingaanwijzers ................150
Derde remlicht ......................... 151
Kentekenverlichting .................151Binnenverlichting .....................151
Instrumentenverlichting ...........152
Elektrisch systeem .....................152
Zekeringen .............................. 152
Zekeringenkast in motorruimte 153
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................155
Boordgereedschap ....................157
Gereedschap ........................... 157
Velgen en banden .....................157
Winterbanden .......................... 157
Aanduidingen op banden ........158
Bandenspanning .....................158
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 159
Profieldiepte ............................ 163
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 163
Wieldoppen ............................. 163
Sneeuwkettingen .....................164
Bandenreparatieset .................164
Wiel verwisselen ......................167
Reservewiel ............................. 170
Starthulp gebruiken ...................172
Trekken ...................................... 173
Auto slepen ............................. 173Verzorging van uiterlijk ..............174
Verzorging exterieur ................174
Verzorging interieur .................176
Page 141 of 207

Verzorging van de auto139Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Dergelijke veranderingen kunnen
bovendien van invloed zijn op de
bestuurdersondersteuningssyste‐
men, het brandstofverbruik, de CO 2-
uitstoot en andere stoffen die hetvoertuig uitstoot. Zij kunnen boven‐
dien de voertuigwerkingsgoedkeu‐
ring invalideren.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank volledig vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen. Voorko‐
men dat de auto kan gaan rollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
Page 142 of 207
140Verzorging van de auto● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasvoertuigen moeten worden afge‐
voerd door een speciaal daartoe
bevoegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Page 143 of 207

Verzorging van de auto141
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
9 Waarschuwing
Raak wanneer de motor heet is de
motorkapstang alleen bij de
schuimomwikkeling aan.
Til de motorkap op, haal de motor‐
kapstang uit de houder en zet de
motorkapstang goed vast.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
om veiligheidsredenen automatisch
herstart.
Sluiten Controleer voordat u de motorkapsluit of alle doppen goed gesloten zijn en druk de stang in de houder.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen.
Controleer of de gebruikte olie de
juiste specificatie heeft.
Aanbevolen olie en smeermiddelen
3 178.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Page 144 of 207

142Verzorging van de autoTrek de oliepeilstok eruit, maak hem
schoon, steek hem weer in de buis,
trek hem er weer uit en lees het olie‐
peil af.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Het wordt geadviseerd dezelfde soort
olie te nemen als voor de laatste olie‐
verversing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Inhouden 3 187.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C. In noordelijke
landen met extreem lage temperatu‐
ren biedt de af fabriek bijgevulde koel‐
vloeistof vorstbescherming tot ca.
-37 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en anti-vries 3 178.
KoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.