Page 33 of 118

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-19
3De klok instellen
1. Gebruik de selectieschakelaar om
“Clock” te markeren.
2. Druk op de menuschakelaar “MENU”.
3. Als de urenaanduiding begint te knip- peren, gebruikt u de selectieschake-
laar om de uren in te stellen.
4. Druk op de menuschakelaar “MENU” en de minutenaanduiding zal gaan
knipperen.
5. Gebruik de selectieschakelaar om de minuten in te stellen. 6. Druk op de menuschakelaar “MENU”
om terug te keren naar het hoofd-
scherm van de instelmodus.
Alle weergave-items terugstellen
1. Gebruik de selectieschakelaar om “All Reset” te markeren.
2. Druk op de menuschakelaar “MENU”.
3. Gebruik de selectieschakelaar om “YES” te markeren en druk vervolgens
op de menuschakelaar “MENU”.
OPMERKING
De kilometerteller en de klok worden niet
teruggesteld.
Brightness
MENU
Maintenance
Time Trip
Unit
Display
Brightness
Clock
All Reset
Clock
555
AM
MENU
Maintenance
Time Trip
Unit
Display
Brightness
Clock
All Reset
All Reset
YES
NO
UBP8D0D0.book Page 19 Friday, December 9, 2016 8:53 AM
Page 34 of 118

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-20
3
DAU49433
D-mode (rijmo dus)
D-mode is een elektronisch geregeld mo-
torprestatiesysteem met twee modusse-
lecties (toermodus “T” en sportmodus “S”).
Druk de rijmodusscha kelaar “MODE” in om
te wisselen tussen de modi. (Zie pagina
3-21 voor uitleg over de rijmodusschake-
laar.)
OPMERKING
Maak uzelf vertrouwd met de werking van
D-mode en de rijmodusschakelaar MODE
alvorens het systeem te gebruiken.
Toermo dus “T”
De toermodus “T” is geschikt voor verschil-
lende rijsituaties.
Deze modus biedt een soepel rijgedrag van
het lage- tot het hogetoerenbereik.
Sportmod us “S”
Vergeleken met de toermodus biedt deze
modus een sportievere motorrespons in
het lage- en middelhogetoerenbereik.
DAU1234M
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU54201Dimlichtschakelaar/lichtsi gnaalschake-
laar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt
u op de lichtsignaalzijde “PASS” van de
schakelaar terwijl de koplampen op dim-
licht staan.
1. Rijmodusschakelaar “MODE”
MODE
STOP
RUNSTAR T
1
1. Menuschakelaar “MENU”
2. Selectieschakelaar “ / ”
3. Cruise-controlschakelaars
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
6. Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschakelaar
“ / /PASS”
1. Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
RES
SETPA S S
1
6
5
4
2
3
MODE
STOP
RUNSTART
3
2
1
UBP8D0D0.book Page 20 Friday, December 9, 2016 8:53 AM
Page 35 of 118

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-21
3
DAU12461Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
D r u k de z e s ch ak el aa r na ar “ ” o m afs l a an
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU54212Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 5-2 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU12735Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU12781Cruise control-schakelaars
Zie pagina 3-6 voor uitleg over de werking
van cruise control.
DAU59011Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de instelmodusweergave
van de multifunctionele meter.
Zie Multifunctionele meter op pagina 3-9
voor meer informatie.
DAU59001Selectieschakelaar “ / ”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de informatieweergave en
instelmodusweergave van de multifunctio-
nele meter.
Zie Multifunctionele meter op pagina 3-9
voor meer informatie.
DAU54691Rijmo dusschakelaar “MODE”
WAARSCHUWING
DWA15341
Wijzi g d e rijmo dus niet tij dens het rij den.
Met deze schakelaar kan de rijmodus wor-
den gewisseld tussen de toermodus “T” en
de sportmodus “S”.
De gasgreep moet volledig gesloten zijn bij
het wijzigen van de rijmodus.
De geselecteerde modus wordt getoond in
de rijmodusweergave. (Zie pagina 3-11.)
U kunt de rijmodus ni et wijzigen terwijl de
cruise control in werking is.
UBP8D0D0.book Page 21 Friday, December 9, 2016 8:53 AM
Page 36 of 118

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-22
3
DAU12832
Koppelin gshen del
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te ont-
koppelen. Laat de hendel los om de koppe-
ling te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam wor-
den losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge-
houden. Controleer of het correcte instel-
punt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-39.)
DAU12872
Schakelped aal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Koppelingshendel
2. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen koppelingshendel en
stuurgreep
1
23
4
1
4
32
1. Schakelpedaal
1
UBP8D0D0.book Page 22 Friday, December 9, 2016 8:53 AM
Page 37 of 118

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-23
3
DAU49518
Remhen del
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
Dit model is uitgerust met een gekoppeld
remsysteem.
Wanneer u aan de remhendel trekt, wordt
de voorrem en een gedeelte van de achter-
rem bekrachtigd. Voor maximale remkracht
dient u gelijktijdig zowel de remhendel in te
knijpen als het rempedaal in te drukken.
Het gekoppelde remsysteem wordt gere-
geld door een ECU die het gekoppelde
remsysteem uitschakelt en terugkeert naar
gewoon remmen als er een storing op-
treedt.
OPMERKING
Er kunnen weerstand en trillingen
voelbaar zijn in het rempedaal wan-
neer de voorrem wordt bekrachtigd en
het gekoppelde remsysteem is inge-
schakeld, maar dit duidt niet op een
storing.
Het gekoppelde remsysteem functio-
neert pas wanneer het voertuig in be-
weging komt.
Na het tot stilstand komen door mid-
del van het inknijpen van de remhen-
del, is het gekoppelde remsysteem
nog steeds actief. Verder inknijpen
van de remhendel leidt niet tot een
grotere remkracht van de achterrem,
dus bekrachtig de achterrem als meer
remkracht vereist is (zoals bij parkeren
op een helling).
Het gekoppelde remsysteem wordt
uitgeschakeld nadat de remhendel
wordt losgelaten. Het remsysteem
werkt dan weer als een gewoon rem-
systeem.
Wanneer het voertuig in beweging
komt, wordt het gekoppelde remsy-
steem weer ingeschakeld.
Het gekoppelde remsysteem werkt
niet wanneer alleen het rempedaal
wordt gebruikt of het rempedaal wordt
ingedrukt voordat de remhendel
wordt ingeknepen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel te-
genover het “ ” merkteken op de rem-
hendel staat.
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en gasgreep
54
32
1
1
4
32
UBP8D0D0.book Page 23 Friday, December 9, 2016 8:53 AM
Page 38 of 118

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-24
3
DAU49483
Rempe daal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
OPMERKING
Er kunnen weerstand en trillingen voelbaar
zijn in het rempedaal wanneer de voorrem
wordt bekrachtigd en het gekoppelde rem-
systeem is ingeschakeld, maar dit duidt
niet op een storing.
DAU73181
ABS
De anti-blokkeervoorziening remsysteem
(ABS) van dit model bestaat uit een dubbel
uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat
de voorrem en achterrem onafhankelijk
aanstuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uit gerust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remwe gen.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte weg en of grin dweg en, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test kunt u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid horen en wanneer u de
remhendel of het rempedaal licht be-
dient, kan een trilling in de hendel of
het pedaal voelbaar zijn. Dit duidt niet
op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
1. Rempedaal
1
UBP8D0D0.book Page 24 Friday, December 9, 2016 8:53 AM
Page 39 of 118

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-25
3
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16831
Hou d alle soorten ma gneten (inclusief
ma gneet grijpers, ma gnetische schroe-
ven draaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaaf, an ders
kunnen de ma gnetische rotors van de
wielnaven beschad igd raken met een
onjuiste werkin g van het ABS-systeem
en gekoppel de remsysteem tot gevol g.
DAU58953
Tractiereg eling
De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde
oppervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermogen te reguleren tot-
dat de grip is hersteld.
WAARSCHUWING
DWA15433
De tractiere gelin g vormt geen vervan-
g in g voor verstan dig rij ged ra g dat is
aan gepast aan de omstan dig he den. De
tractiere gelin g b ie dt geen beschermin g
te gen gripverlies door te snel in gaan van
b ochten, snel optrekken bij schuin over-
hang en of door remmen, en kan wegglij-
d en van het voorwiel niet voorkomen.
Rij d altij d voorzichti g op oppervlakken
d ie mo gelijk gla d kunnen zijn en vermijd
b ijzon der gla dde oppervlakken.
Het controlelampje tractieregeling knippert
als de tractieregeling is ingeschakeld. U
hoort mogelijk kleine veranderingen in het
motor- en uitlaatgeluid wanneer de tractie-
regeling wordt ingeschakeld.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
1
1
1. Toets “TCS”
2. Indicator tractieregeling
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
1324
UBP8D0D0.book Page 25 Friday, December 9, 2016 8:53 AM
Page 40 of 118

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-26
3
Als u de machine inschakelt, wordt de trac-
tieregeling ingeschakeld en ingesteld op
“TCS 1”. De tractieregeling heeft de vol-
gende modi.
“TCS 1” : Standaardmodus
“TCS 2” : Sportieve modus
In deze modus grijpt de tractieregeling min-
der snel in, waardoor het achterwiel vrijer
kan slippen dan in “TCS 1”.
“TCS OFF” : De tractieregeling is uitge-
schakeld. Bij sommige rijomstandigheden
kan het systeem ook automatisch worden
uitgeschakeld.
OPMERKING
Als de motorfiets vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, kies dan de modus “TCS OFF” om het
vrijmaken van het achterwiel te vergemak-
kelijken.
LET OP
DCA16801
Ge bruik uitsluiten d d e voor geschreven
b an den. (Zie pag ina 6-19.) Bij geb ruik
van ban den met een an dere maat zal de
tractiere gelin g d e wielrotatie niet nauw-
keuri g kunnen re gelen.
Tractiere gelin g instellen
WAARSCHUWING
DWA15441
Zor g d at de machine stilstaat voor dat u
wijzi gin gen aan bren gt in d e instellin gen
van de tractiere gelin g. Het aan bren gen
van wijzi gin gen tij dens het rij den kan u
aflei den en ver groot het risico op een
on geval.
De modus van de tractieregeling kan alleen
worden gewijzigd wanneer de machine stil-
staat.
Druk op de “TCS”-knop om te wisse-
len tussen de modi “1” en “2”.
Houd de knop twee seconden inge-
drukt om “TCS OFF” te selecteren en
de tractieregeling uit te schakelen.
Druk opnieuw op de knop om terug te
keren naar de eerder geselecteerde
modus.
Teru gstellen
De tractieregeling wordt uitgeschakeld bij
de volgende omstandigheden:
overmatig doorslaan van het achter-
wiel
het voor- of achterwiel komt van de
grond tijdens het rijden
een van de wielen wordt rondgedraaid
terwijl de sleutel op “ON” staat (zoals
bij het uitvoeren van onderhoud)
Als de tractieregeling is uitgeschakeld,
brandt zowel het controlelampje tractiere-
geling als het waarschuwingslampje motor-
storing.
Probeer als dit gebeurt het systeem als
volgt terug te stellen. 1. Stop de machine en draai de sleutel
naar “OFF”.
2. Wacht enkele seconden en draai dan de sleutel terug naar “ON”.
3. Het controlelampje tractieregeling moet nu uitgaan en het systeem moet
worden ingeschakeld.
OPMERKING
Als het controlelampje tractieregeling na
het terugstellen blijft branden, kunt u nog
steeds met de machine rijden. Laat de ma-
chine echter zo snel mogelijk controleren
door een Yamaha dealer.
4. Laat een Yamaha dealer de machinenakijken en het waarschuwingslampje
motorstoring uitschakelen.
UBP8D0D0.book Page 26 Friday, December 9, 2016 8:53 AM