Aanwijzingen
een akoestische waarschuwing. Bij een sto-
ring in het sy
s
teem hoort u een akoestisch
signaal.
● Bij langdurig rijden over onverharde wegen
of bij spor
tief rijden, is het mogelijk dat het
TPMS tijdelijk wordt gedeactiveerd. Het con-
trolelampje meldt dan een storing maar ver-
dwijnt automatisch zodra de wegcondities of
de rijstijl verandert. Bandenspanningsindicator
Afb. 227
Instrumentenpaneel: waarschuwing
b anden
sp
anningverlies. De bandenspanningsindicator vergelijkt met
de ABS-
sen
soren de om
wentelingen en dus
het loopoppervlak van iedere band. Als de af- rolomtrek van een of meerdere banden ver-
andert, geeft
de bandenspanningsindicatie
dit in het instrumentenpaneel aan met een
controlelampje en een waarschuwing aan de
bestuurder ››› afb. 227. Zolang het een enke-
le band betreft, wordt de stand hiervan op de
wagen aangegeven.
Spanningverlies: Contr. ban-
denspanning linksvoor!
Wijziging in bandomtrek
Het loopoppervlak van een band kan varië-
ren:
● Als de bandenspanning handmatig wordt
gewijzigd.
● A
ls de bandenspanning onvoldoende is.
● Als de bandenstructuur beschadigd is.
● Als de wagen onevenwichtig geladen is.
● Als de banden van een as meer last dragen
(bijvoorbeel
d bij rijden met extra belading).
● Als de wagen met sneeuwkettingen rijdt.
● Als het reservewiel gemonteerd is.
● Als het wiel van een as werd vervangen.
De bandens
panningscontrole kan onder
bepaalde omstandigheden vertraagd reage-
ren of niets aanduiden (bijvoorbeeld bij spor- tief rijden, besneeuwde wegen, onverharde
wegen of
bij rijden met sneeuwkettingen).
Bandenspanningsindicatie aanpassen Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigd
of één of meer
der
e wielen heeft vervangen,
moet de bandenspanningsindicatie worden
aangepast. Doe dit bijvoorbeeld ook wanneer
u de voor- en achterwielen omwisselt.
● Contact inschakelen.
● Sla de nieuwe bandenspanning op in het
Easy C
onnect-systeem 1)
met de toets en
de f u
nctiet oets
Setup
› ›
›
pag. 27.
Het systeem kalibreert zichzelf verder terwijl
de wagen rijdt, op basis van de bandenspan-
ning ingevoerd door de bestuurder en de ge-
monteerde banden. Na een lange rit op ver-
schillende snelheden worden de gegevens
verzameld en bekeken aan de hand van de
geprogrammeerde gegevens.
Onder zware last op de wielen, bijv. bij flinke
belading, moet voor kalibratie de banden-
spanning worden verhoogd tot de geadvi-
seerde waarde voor rijden met belading
››› pag. 322. 1)
In wagens zonder Easy Connect-systeem bevindt
de sch ak
elaar voor bandencontrole zich in de mid-
denconsole naast de noodknipperlichten.
316