Bedienen
Weergave op het display
Het s
nelheid
sregelsysteem is in verscheide-
ne versies beschikbaar. In wagens met multi-
functie-indicator (MFA) wordt de geprogram-
meerde snelheid op het display in het instru-
mentenpaneel weergegeven.
Status afb. 218:
GRA tijdelijk uitgeschakeld. De gepro-
grammeerde snelheid wordt in kleine cij-
fers weergegeven.
Systeemfout. Raadpleeg een gespeciali-
seerde werkplaats.
GRA ingeschakeld. Het snelheidsgeheu-
gen is leeg.
De GRA is actief. De geprogrammeerde
snelheid wordt in grote cijfers weergege-
ven. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Snelheidsregelsysteem gebruiken
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 32
Het snelheidsregelsysteem (GRA) zorgt er-
voor dat tijdens het vooruit rijden met snel-
heden vanaf ongeveer 20 km/u (12 mijl per A
B
C
D uur) de geprogrammeerde snelheid constant
w
or
dt
aangehouden.
Het GRA vermindert alleen de snelheid wan-
neer het gaspedaal wordt bediend en er niet
geremd wordt ››› .
Hel lin
g
en afdalen met de SRS
Als het SRS de snelheid van de wagen bij het
omlaag rijden van een helling niet constant
kan houden, rem de wagen dan met het rem-
pedaal af en schakel indien nodig terug.
Automatisch uitschakelen
Het snelheidsregelsysteem SRS wordt auto-
matisch uitgeschakeld of tijdelijk onderbro-
ken:
● Als het systeem een storing detecteert die
de werkin
g van het SRS beïnvloeden kan.
● Als gedurende een bepaalde tijd de wagen
met een snelheid g
ereden wordt die hoger is
dan de geprogrammeerde snelheid vanwege
het intrappen van het gaspedaal.
● Als het rem- of koppelingspedaal wordt in-
getrapt
.
● Als er wordt op- of teruggeschakeld.
● Als de airbag geactiveerd wordt. ATTENTIE
Als u met een constante snelheid niet op een
vei lig
e afstand van andere weggebruikers kunt rijden, kan het gebruik van het snel-
heidsr
e
gelsysteem tot ongevallen en ernstig
letsel leiden.
● Gebruik het snelheidsregelsysteem nooit in
druk v
erkeer, als de veiligheidsafstand onvol-
doende is, op steile wegen, op bochtige of
gladde wegen (sneeuw, ijs, regen of stenen),
en op overstroomde wegen.
● Gebruik het SRS ook nooit buiten de ver-
harde w
egen of op onverharde wegen.
● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
stand aan t
ot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
● Schakel het snelheidsregelsysteem altijd
na ge
bruik uit om te voorkomen dat de snel-
heid onverwacht geregeld wordt.
● Het is gevaarlijk weer terug te gaan naar de
opge
slagen snelheid wanneer die snelheid te
hoog is voor de omstandigheden van dat mo-
ment (wegdek, verkeer, weersgesteldheid).
● Bij het bergafwaarts rijden kan het snel-
heidsre
gelsysteem de snelheid niet constant
houden. Door het eigen gewicht van de wa-
gen kan de snelheid toenemen. Schakel terug
of rem de wagen met de voetrem af. 230
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Rijstrookassistent (Lane As-
s i
s
t)*
Inleiding tot thema ATTENTIE
De intelligente techniek in de rijstrookassis-
tent (Lane As
sist) kan de natuurkundig en
door het systeem zelf bepaalde grenzen niet
overwinnen. Het onachtzame of ongecontro-
leerde gebruik van de rijstrookassistent kan
ernstig letsel en ongevallen veroorzaken. On-
danks het systeem moet de bestuurder te al-
len tijde opmerkzaam blijven.
● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
stand aan t
ot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
● Houd altijd de handen aan het stuur.
● De rijstrookassistent registreert niet alle
wegdekm
arkeringen. Onder bepaalde om-
standigheden kan de rijstrookassistent een
slechte toestand van het wegdek, construc-
ties op het wegdek of bepaalde objecten on-
bedoeld aanzien voor wegdekmarkeringen. In
dergelijke situaties moet u de rijstrookassis-
tent onmiddellijk uitschakelen.
● Let op de aanwijzingen op het display van
het ins
trumentenpaneel en volg ze op.
● Let altijd goed op de omgeving van de auto. Let op
De rijstrookassistent is exclusief ontwikkeld
voor rijden op a sf
altwegen. Let op
Als de rijstrookassistent niet werkt zoals be-
sc hr
even is in dit hoofdstuk, moet dit sys-
teem uitgeschakeld worden en moet u naar
een gespecialiseerde werkplaats gaan. Let op
Ga bij storingen in het systeem naar een ge-
spec i
aliseerde werkplaats om het systeem te
laten nakijken. Controlelampjes
Knippert of gaat geel branden
Rijstrookassis-
tent (Lane As-
sist) ingescha-
keld, maar niet
actief.Het systeem kan de rijstrook niet
duidelijk registreren. Zie
pag. 232,
De rijstrookassistent is niet actief
(controlelampje licht geel op) .
Knippert of gaat groen bran-
den
Rijstrookassistent (Lane Assist) ingeschakeld en actief.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings- lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkin
gscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Werkwijze
Afb. 219
Op de voorruit: Zichtveld van de ca-
mer a
v
an de rijstrookassistent. Met behulp van de camera in de voorruit regi-
s
tr
eer
t de rijstrookassistent de grenslijnen
van een rijstrook. Als de auto onwillekeurig
een waargenomen grenslijn nadert, meldt
het systeem dit aan de bestuurder via een
waarschuwing in de vorm van stuurvibraties .
Deze stuurvibraties kunnen altijd worden op-
geheven door het stuurwiel te draaien. »
231
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
ark
eerhulp (RTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RT
A) in- en uit
schakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld in het menu "As-
sistenten" van het SEAT-infotainmentsysteem
of, naargelang de uitrusting, door middel van
de toets van de hulpsystemen op de groot-
lichthendel.
Menu Assistenten openen.
● Dodehoekhulp (BSD)
●
Uitparkeerhulp
Indien het
selectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden.
Het controlelampje van het instrumentenpa-
neel geeft de staat van het systeem aan.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op-
nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en weer inschakelen van het contact. Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
D
e r
adarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht
Rijden met aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu.
Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoekhulp en uitparkeer- hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhan
gwagen wordt gereden.
Verkeerstekenherkenning
(Sign Assi
st)*
Inleiding tot thema De verkeersborddetectie kan de bestuurder
helpen met inf
orm
atie over bijvoorbeeld
snelheidsbeperkingen of een inhaalverbod.
Verkeersborden en aanvullende informatie
die worden geregistreerd door het systeem,
worden op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven en op de kaart van het
navigatiesysteem.
Toepassingsgebied:
Verkeersborddetectie wordt ondersteund in
de volgende landen:
Andorra, België, Denemarken, Duitsland, Fin-
land, Frankrijk, Ierland, Italië, Liechtenstein,
Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, San Marino, Zwe-
den, Zwitserland, Spanje, Zweden, Zwitser-
land, Spanje, Tsjechische Republiek, Vere-
nigd Koninkrijk, Vaticaanstad.
238
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
ATTENTIE
De instructies en verkeersborden die getoond
wor den door de
verkeersborddetectie, kun-
nen verschillen van de werkelijke verkeerssi-
tuatie.
● De verkeerssignalering en de richtlijnen
van de v
erkeerswetgeving hebben altijd voor-
rang boven de instructies en aanduidingen
van de verkeersborddetectie.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het we
gdek, het verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Het systeem kan niet altijd alle verkeers-
borden corr
ect tonen. ATTENTIE
De verkeersborddetectie kan de oplettend-
heid v an de be
stuurder niet vervangen.
● Bij slecht zicht, in het donker of bij sneeuw,
reg
en en mist kan het gebeuren dat het sys-
teem niet alle verkeersborden (correct) toont. VOORZICHTIG
● Als
het navigatiesysteem gebruik maakt
van oude gegevens, kunnen verkeersborden
verkeerd weergegeven worden.
● In de routepuntmodus (navigatie met be-
hulp v
an routepunten) van het navigatiesys- teem is de verkeersborddetectie slechts be-
perkt be
s
chikbaar. Weergave op het display
1) Afb. 225
Display in het instrumentenpaneel:
v oorbeel
den
van snelheidsbeperkingen of in-
haalverboden die geregistreerd worden, sa-
men met aanvullende verkeerssignalen. »1)
Afhankelijk van de versie kan het scherm in kleu-
ren of
zwart-wit zijn. 239
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Weergaveteksten van de verkeersborddetec-
tie op het in
s
trumentenpaneel
Fout: Sign AssistSysteemstoring.
Laat het systeem bij een ge-
specialiseerde werkplaats
controleren.
Sign Assist: Maakde voorruit
schoon!Er zit vuil op de voorruit in de
buurt van de camera.
Maak de voorruit schoon.
Sign Assist: mo-
menteel alleen
beperkt beschik-
baar.Er worden geen gegevens
overgedragen vanaf het navi-
gatiesysteem.
Schakel het navigatiesysteem
in en voer de gegevensdrager
van het navigatiesysteem in.
OF: De verkeersborddetectie
wordt niet ondersteund in het
land waarin u momenteel
rijdt. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waar s
chuwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen in het midden
van het verkeer, of kunnen zich ongevallen of
ernstig letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
neger
en.
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een vei
lige wijze mogelijk is. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de t ek
stberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. Werkwijze
De verkeersborddetectie werkt niet in alle
landen. Houd d
aar r
ekening mee wanneer u
naar het buitenland reist.
Verkeersborden weergeven
Snelheidbeperkingen of inhaalverboden kun-
nen samen met de aanvullende signalen op
het display van het instrumentenpaneel wor-
den weergegeven ›››
afb. 225. Afhankelijk
van het navigatiesysteem dat in de auto geïn-
stalleerd is, wordt de verkeerborddetectie
ook op de kaart van het navigatiesysteem ge-
toond.
Als de verkeersborddetectie ingeschakeld is,
registreert de wagen de verkeersborden via
een camera onderaan de binnenspiegel. Na-
dat de informatie van de camera, het naviga-
tiesysteem en de actuele gegevens van de
wagen is gecontroleerd en geëvalueerd, wor-
den maximaal drie geldige verkeerssignalen,
samen met de aanvullende signalen weerge-
geven. Het verkeerssignaal dat momenteel
geldt voor de bestuurder wordt als eerste ge-
toond, aan de linkerkant van het display. Als
tweede wordt een beperkend verkeerssignaal getoond, bijv. 90 km/u
(56 mph) samen met
het aan
vullende signaal "op nat wegdek". Als
de regensensor van de auto regen meet,
wordt het geldende verkeerssignaal ver-
plaatst naar de eerste positie, samen met het
aanvullende signaal "op nat wegdek".
Informatie wordt permanent weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel als
de werkelijke verkeerssignalen binnenko-
men. De in- en uitgangssignalen activeren de
weergave van de geldende snelheidsbeper-
kingen op wegen binnen de bebouwde kom
of op hoofdwegen, totdat de snelheid niet
meer beperkt wordt door een verkeerssig-
naal.
Het einde van een verbod of beperking wordt
niet aangegeven. Als de getoonde snelheids-
beperkingen worden overschreden, wordt
geen waarschuwing gegeven. Het systeem
registreert geen gebieden met weinig ver-
keer. De geldende wettelijke voorschriften
zijn van toepassing.
In- en uitschakelen
● Schakel het hulpsysteem in of uit via het
menu Instellingen in het S
EAT informa-
tiesysteem ›››
pag. 26.
● OF: druk op de toets van de hulpsystemen
voor de be
stuurder op de grootlichthendel.
240
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Aanhangwagen
Sc h
ak
el de aanvullingen aanwijzingen m.b.t.
de snelheidslimieten en de geldende inhaal-
verboden bij rijden met aanhanger (aanhan-
gerstand) in of uit via het menu Instellin-
gen in het SEAT informatiesysteem
››› pag. 26.
Vermoeidheidsherkenning (ad-
vies
om een pauze te nemen)
Inleiding tot thema ATTENTIE
Het hogere comfort dat de vermoeidheidsde-
tectie b iedt, m
ag geen aanleiding vormen tot
het nemen van risico's. Bij het maken van
lange ritten moet op regelmatige afstanden
worden gepauzeerd gedurende langere tijd.
● De bestuurder is te allen tijde verantwoor-
delijk v
oor het inschatten van zijn rijbe-
kwaamheid.
● Rijd nooit als u vermoeid bent.
● Het systeem detecteert niet altijd de ver-
moeidheid bij de bes
tuurder. Lees het onder-
deel ››› pag. 242, Beperkte werking grondig
door.
● In bepaalde gevallen interpreteert het sys-
teem foutief
een bedoeld manoeuvre als een
teken van vermoeidheid van de bestuurder. ●
Indien er spr ak
e is van een "kortstondige
dip" achter het stuur, wordt geen waarschu-
wing gegeven!
● Houd de indicaties op de display in het in-
strumentenp
aneel in de gaten en handel con-
form de indicaties. Let op
● De v
ermoeidheidsdetectie is uitsluitend be-
doeld voor ritten op auto(snel)wegen en bre-
de straten.
● Indien het systeem een storing vertoont,
laat dit
dan nakijken door een gespecialiseer-
de werkplaats. Werking en bediening
Afb. 226
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: symboo
l voor detectie van ver-
moeidheid. De vermoeidheidsdetectie registreert aan het
be
gin
v
an een traject het stuurgedrag van de
bestuurder en beoordeelt op basis daarvan
vervolgens of de bestuurder vermoeid raakt.
Het aan het begin geregistreerde gedrag
wordt continu vergeleken met het actuele
stuurgedrag. Zodra het systeem vermoeid-
heid vermoedt bij de bestuurder, geeft dit
een akoestisch signaal in de vorm van een
"gong", een optisch signaal middels een
symbool en een aanvullende melding op het
instrumentenpaneel ››› afb. 226. Het bericht
op het scherm in het instrumentenpaneel
wordt gedurende ongeveer 5 seconden weer-
gegeven en indien nodig herhaald. Het sys-
teem onthoudt het laatst weergegeven be-
richt.
Het bericht dat verschijnt op het scherm in
het instrumentenpaneel kan worden uitgezet
door op de knop OK te drukken aan het mul-
tif u
nctie-
stuur of door op de ruitenwisserhen-
del te drukken ›››
pag. 27. Via de multi-
functie-indicatie ›››
pag. 27 kan worden
teruggekeerd naar weergave van het bericht
op het scherm van het instrumentenpaneel.
Bedrijfscondities
Het stuurgedrag wordt uitsluitend beoor-
deeld bij snelheden hoger dan 65 km/u (40
mijl per uur). »
241
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
Als de dynamische onderstelregeling niet
werkt
zoals in dit hoofdstuk beschreven
wordt, laat het systeem dan in een gespecia-
liseerde werkplaats nakijken. Let op
Als er een storing in de dynamische onder-
st elr
egeling optreedt, knipperen op de toets
C en S. Het rijcomfort kan tijdens de storing
negatief beïnvloed zijn. Laat het systeem
door een gespecialiseerde werkplaats contro-
leren. Bandenspanningscontrolesys-
t
eem
In l
eiding tot thema De bandenspanningsindicator controleert tij-
den
s
het
rijden met behulp van de ABS-sen-
soren de bandenspanning van de vier ban-
den. De sensoren controleren de afrolomtrek
en de trillingen van elke band. De banden-
spanningsindicator geeft tijdens het rijden
een waarschuwing af als het systeem een
aanzienlijke daling van de bandenspanning
in een of meer van de banden waarneemt.
Het systeem waarschuwt u over de daling van
de bandenspanning via het lampje , in
combinatie met een akoestisch signaal, en een tekstbericht in het display van het instru-
mentenpaneel
. Als u het bestuurdersportier
opent, vindt u aan de binnenkant van de stijl
een sticker waarop de vulspanning van de
banden wat maximaal toelaatbare belasting
per goedgekeurde band voor de wagen in
kwestie betreft, vermeld staat. Als u op de in-
stelknop van de bandenspanningsindicator
drukt, kunt u de bandenspanning vergelijken
zodat de te controleren bandenspanning
overeenkomt met de huidige bandenspan-
ning ››› pag. 245.
Toepasselijk gebruik van instelknop ››› pag.
245. ATTENTIE
Als u de wielen en banden verkeerd gebruikt,
kan de b anden
spanning plotseling afnemen,
het loopvlak loslaten of de band zelfs explo-
deren.
● Controleer de bandenspanning regelmatig
en zor
g dat de banden altijd tot de aangege-
ven bandenspanning gevuld zijn. Als de ban-
denspanning te laag is, kunnen de banden te
heet worden en kunnen de loopvlakken losla-
ten en zelfs exploderen.
● Als de banden koud zijn, moet u ervoor zor-
gen dat
de bandenspanning altijd gelijk is
aan de bandenspanning die op de sticker ver-
meld is ››› pag. 304.
● Controleer wanneer de banden koud zijn re-
gelmatig de b
andenspanning. Pas indien no-
dig de bandenspanning van de op de wagen ingebouwde banden aan aan die van de ban-
dens
p
anning bij koude banden.
● Controleer regelmatig of de banden slijtage
vert
onen of beschadigd zijn.
● Overschrijd nooit de snelheid en maximum
toelaat
bare belasting voor het type band van
uw wagen. ATTENTIE
Als u de instelknop van de bandenspannings-
indic ator niet
correct gebruikt, is het moge-
lijk dat de indicator verkeerde waarschuwin-
gen afgeeft, of dat, ook al bestaat er het risi-
co dat de bandenspanning te laag is, dit niet
aanduidt ››› pag. 245. VOORZICHTIG
● Als
de ventieldoppen niet geplaatst zijn,
kunnen de ventielen van de banden bescha-
digd raken. Zorg er daarom voor dat de ven-
tieldoppen dezelfde zijn als de ventieldoppen
uit de serie en dat ze correct vastgeschroefd
zijn. Gebruik geen metalen ventieldoppen
››› pag. 245.
● Beschadig de ventielen niet wanneer u de
banden wi
sselt ››› pag. 245. Milieu-aanwijzing
Als de bandenspanning te laag is, neemt het
brand s
tofverbruik en slijtage van de banden
toe. » 243
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
l
en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Aandrijfslipregeling (ASR) . . . . . . . . . . . . . 212, 214
Aanhaalmoment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313 wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Aanhangen beladen Maximum toelaatbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246 aanhangwagengewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
aankoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247, 251
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
Functiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . 247, 251
Kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
koplampen verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Led-achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247, 251
optisch parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Stabilisatie van wagen/aanhangwagen . . . . . 253
stang met kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
stang met kogelkop elektrisch ontgrendelen . 248
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Trekhaak voor aanhangwagen inbouwen . . . . 254
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Aantal plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Aanwijzingen op het scherm
buitent emperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Service-intervalindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
verkeerstekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 239
ABS zie Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Accu aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
accuvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . 297
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 297
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
ontladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
ontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
positieve pool voor starthulp . . . . . . . . . . . . . . . 53
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
stroomverbruikers automatisch uitschakelen 299
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
zuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Accu van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 296 hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 noodsluiting en -opening . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
zie ook Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Achteruitkijkspiegels buitenspiegels verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
modus 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
modus 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228 Achteruitrijhulp
disp lay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
AdBlue bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 281
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 282specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
vulcapaciteit van tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Afdichtrubbers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
AFS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Afstandsbediening zie Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Afstandsbediening van de interieurvoorverwar- ming
de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
Afstelling lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Afvoer airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
wagens aan eind van levensduur . . . . . . . . . . 276
Airbagafdekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Airbags zie Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 69 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
airbag voor de knieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
dashboard schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . 274
gebruik van kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 74
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 71 321