63
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
o
pen het portier; het alarm gaat af;
F
z
et het contact aan: het alarm stopt en het
lampje in de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto of houd de elektronische sleutel van het Keyless entry
and start-systeem in het detectiegebied en
trek aan de portiergreep.
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd en één keer op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
wordt gedrukt, kan alleen het
bestuurdersportier worden geopend.
2
Toegang tot de auto
71
Werkingsprincipes
Om het schuif-/kanteldak volledig te openen, gaat
het mobiele deel van het glas eerst iets omhoog
en schuift ver volgens over het vaste deel.
Elke tussenstand is mogelijk.
Bij het openen van het schuif-/kanteldak wordt
automatisch ook het zonnescherm geopend.
Het is echter mogelijk om het zonnescherm
open te laten als het schuif-/kanteldak wordt
gesloten.
De bedieningsknoppen van het schuif-/kanteldak
en zonnescherm kunnen worden gebruikt:
-
b
ij aangezet contact, als de acculading
voldoende is;
-
a
ls de motor draait;
-
i
n de STOP-modus van het Stop & Start-
systeem;
-
b
innen 45 seconden nadat het contact uit is
gezet;
-
t
ot 45 seconden na het vergrendelen van de
auto.
Voor het bedienen van de knoppen van het
schuif-/kanteldak en zonnescherm moet u
controleren of geen voorwerpen of personen
de verplaatsing kunnen belemmeren.
Schuif-/kanteldak openen
en sluiten
Openen
Als het dak volledig gesloten of
gedeeltelijk opengekanteld is:
F
d
ruk om het dak volledig open
te kantelen kort op het achterste
deel van de schakelaar B , zonder
het zware punt te passeren.
Als het dak verder is geopend dan de
opengekantelde stand:
F
d
ruk om het dak volledig te openen kort op
het achterste deel van de schakelaar B ,
zonder het zware punt te passeren.
Als het dak gedeeltelijk of volledig gesloten is:
F
d
ruk om het dak volledig te openen kort op
het achterste deel van de schakelaar B , tot
voorbij het zware punt.
Als u nogmaals op deze schakelaar drukt,
wordt de beweging onderbroken.
F
H
oud het achterste deel van de schakelaar
B ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren: het dak gaat open en stopt als
u
de schakelaar loslaat. Als het schuif-/kanteldak door regen of
het wassen van de auto nat is geworden,
wacht dan tot het volledig droog is
alvorens het dak te bedienen.
Open het schuif-/kanteldak niet als het
met sneeuw of ijs is bedekt - Kans op
beschadiging!
Gebruik alleen kunststof werktuigen om
het schuif-/kanteldak sneeuw- of ijsvrij te
maken.
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het geopende dak - Kans op
ernstig letsel!
Sluiten
Als het dak gedeeltelijk of volledig
geopend is:
F
d
ruk om het dak volledig te sluiten
kort op het voorste deel van de
schakelaar B, tot voorbij het zware
punt.
Als u nogmaals op deze schakelaar
drukt, wordt de beweging onderbroken.
Als het dak gedeeltelijk of volledig geopend is:
F
d
ruk om het dak te sluiten tot de volledig
opengekantelde stand kort op het voorste
deel van de schakelaar B , zonder het zware
punt te passeren.
2
Toegang tot de auto
82
Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waarvan de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen
zoals kussens of stoelhoezen wordt gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement in
de stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de
stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.Meerkeuzemassagefunctie
Systeem waarbij kan worden gekozen uit
verschillende massagesoorten en waarbij de
intensiteit van de massage kan worden ingesteld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Inschakelen/instellen
Via het touchscreen kunnen de instellingen van
de massagefunctie worden aangepast.
De functie kan rechtstreeks worden
ingeschakeld met de schakelaar van de
voorstoel of door een persoonlijke ambiance
van de functie i-Cockpit Amplify te activeren.
Met de schakelaar van de voorstoel: F
D
ruk op deze toets. Het
verklikkerlampje gaat branden.
De functie wordt onmiddellijk geactiveerd waarbij
de laatst opgeslagen instellingen worden gebruikt.
Bovendien wordt de pagina voor het wijzigen van
de instellingen geopend op het touchscreen.
Als de instellingen naar uw zin zijn, hoeft u
niets te doen en zal deze pagina automatisch
weer sluiten.
De meerkeuzemassagefunctie wordt
ook aangestuurd door de functie
i-Cockpit Amplify .
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de functie i-Cockpit Amplify .
Als u de instellingen wilt wijzigen:
F
se
lecteer een andere soort massage; u hebt
de keuze uit vijf soorten,
F
S
electeer een massage-intensiteit uit de
drie verschillende niveaus: " 1" (Zacht), " 2"
(Normaal) of " 3" (Hard).
De wijzigingen in de parameters worden direct
doorgevoerd.
Zodra het systeem is ingeschakeld, wordt
een één uur durende massagecyclus gestart,
bestaande uit sessies van 6 minuten massage
en 3 minuten pauze.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
aan het einde van de cyclus; het
verklikkerlampje van de schakelaar gaat uit.
Ergonomie en comfort
95
Gebruiksadviezen voor de ver warming,
ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand vijf tot tien minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Stop & Star t
De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t-
systeem.
3
Ergonomie en comfort
103
Recirculatie van de
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Deze functie kan ook worden gebruikt om
sneller de gewenste temperatuur in het
interieur te bereiken.F
D
ruk op deze toets om de
functie in te schakelen; het
verklikkerlampje van de toets
gaat branden.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in - Kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit!
Het systeem wordt automatisch
geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
F
D
ruk nogmaals op deze toets om de functie
uit te schakelen; het verklikkerlampje van de
toets gaat uit.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Met handbediende
airconditioning
F Zet de temperatuur op de hoogste stand (rood).
F Z et de aanjager op de hoogste stand; alle
lampjes gaan branden.
F
Z
et de luchtverdeling in de stand " Voorruit"; het
desbetreffende lampje gaat branden
F
C
ontroleer of de luchtrecirculatie is uitgeschakeld;
het desbetreffende lampje moet uit zijn.
F
S
chakel de airconditioning in door de toets A/C
in te drukken; het desbetreffende lampje gaat
branden.
Als bij auto's met Stop & Start de
ontwaseming, de airconditioning en de
aanjager zijn ingeschakeld, is de STOP-
stand niet beschikbaar.
Met semi-automatische en
automatische airconditioning
Automatisch programma "Zicht"
F Druk op deze toets om de voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Het lampje van de toets gaat
branden. Het systeem regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer en stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets om het
programma uit te schakelen. Het lampje van
de toets gaat uit.
De luchtopbrengst kan handmatig worden
gewijzigd zonder dat het automatische
programma "Zicht" wordt uitgeschakeld.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Verwijder in winterse omstandigheden
alle sneeuw of ijs van de camera op de
voorruit voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur
van het camerasysteem worden
aangetast.
3
Ergonomie en comfort
113
Werking
De lader werkt als de motor draait en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij uitvoeringen met Keyless entry and start
kan de werking van de lader tijdelijk worden
gestoord bij het openen van een portier of bij
het afzetten van het contact.
Laden
F Zorg er voor dat het laadgedeelte vrij is.
F P laats een apparaat in het midden van het
laadgedeelte.
F
Z
odra het apparaat wordt gedetecteerd,
gaat het verklikkerlampje van de lader
groen branden.
Het systeem kan niet meerdere apparaten
tegelijkertijd opladen.
Zorg dat er geen metalen voor werpen
(munten, sleutels, afstandsbediening van
de auto enz.) in het laadgedeelte liggen
tijdens het opladen van een apparaat -
kans op over verhitting of onderbreking
van het opladen!
Controle van de werking
F De batterij van het apparaat wordt dan opgeladen.
F
Z
odra de batterij volledig opgeladen is,
gaat
het verklikkerlampje van de lader uit. De status van het verklikkerlampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van het
verklikkerlampje Betekenis
UIT Motor afgezet.
Geen compatibel
apparaat
gedetecteerd.
Opladen voltooid.
Permanent, groen Detectie van een
compatibel apparaat.
Opladen bezig.
Oranje knipperend Detectie van een
vreemd voor werp op
het laadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd op het
laadgedeelte.
Permanent, oranje Storing van de
laadindicator van het
apparaat.
Temperatuur van
de batterij van het
apparaat te hoog.
Storing van de lader.
3
Ergonomie en comfort
118
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.De sfeer verlichting van het
interieur kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd en de helderheid
kan worden afgesteld in het menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
De sfeer verlichting van het interieur
wordt ook aangestuurd door de
functie i- Cockpit Amplify.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
functie i-Cockpit Amplify .
Voorzieningen achter
230V-stopcontact (50 Hz)
Bij een storing gaat het groene lampje knipperen.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Sluit hoogstens één apparaat op het
stopcontact aan (verlengsnoeren of
dubbelstekkers niet toegestaan).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen aan
isolatieklasse II (op het apparaat aangegeven).
Gebruik geen apparaten met een
metalen behuizing (zoals een elektrisch
scheerapparaat).Afhankelijk van de uitvoering bestaat de
sfeerverlichting uit:
-
t
wee LED's in de plafonnier vóór,
-
e
en lichtbron in het opbergvak aan de
voorzijde van de middenconsole,
-
e
en lichtbron in beide voetenruimten vóór,
-
l
ichtgeleiders in de voorportierpanelen en
op de zijkanten van de middenconsole,
-
v
erlichte ringen in de bekerhouders vóór,
-
e
en lichtbron in beide voorportier vakken,
-
l
ichtbanen langs het zonnescherm van het
panoramische schuif-/kanteldak.
Deze bevindt zich aan de achterzijde van de
middenconsole, onder een beschermklepje.
Dit stopcontact (max. vermogen: 150 W) werkt
als de motor draait, maar ook in de STOP-
stand bij auto's met een Stop & Start-systeem.
F
B
eweeg het beschermklepje omhoog.
F
C
ontroleer of het groene lampje brandt.
F
S
luit uw elektrische apparaat (telefoonlader,
laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer
enz.) aan. De stroomtoevoer naar dit stopcontact
wordt bij overbelasting automatisch
onderbroken; dit gebeurt ook als er andere
omstandigheden zijn die daar aanleiding toe
geven (bijzondere weersomstandigheden,
zware belasting van de elektrische
installatie van de auto enz.). Het groene
verklikkerlampje gaat dan uit.
Ergonomie en comfort
143
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt
u trillingen in het rempedaal voelen; dit is
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het niet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra
tractie op besneeuwde wegen: intelligente
tractiecontrole.
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd. Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond
enz.) kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra de
gripomstandigheden dit toelaten.
De functie kan worden uitgeschakeld
via het menu Auto/Rijden
van het
touchscreen.
Dit wordt bevestigd door de weergave van een
melding.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de
werking van de motor.
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of als een snelheid van 50 km/h
wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50 km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen. De functie kan opnieuw worden
ingeschakeld via het menu Auto/
Rijden van het touchscreen.
Dit wordt bevestigd door de weergave van een
melding.
In dat geval gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Storingen
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding en
een geluidssignaal, duidt dit op een
storing in de systemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
5
Veiligheid