256
Motorkap
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te
voorkomen.
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Openen
F Open het linker voorportier.
F
T
rek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u toe.
F
D
uw de hendel omhoog en til de motorkap op. F
N
eem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische componenten in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
Praktische informatie
260
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik
van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reservoir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Het minimumniveau van het
additief wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau van het
r o e t f i l t e r.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan
starten - conform de voorschriften - dient u het
reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over AdBlue
®, het SCR-systeem en
in het bijzonder het bijvullen van AdBlue®.
Type vloeistofControles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
264
Vul nooit AdBlue® bij via een vulsysteem
dat is bedoeld voor vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen rond -11 °C
e
n verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf
25
°C. Het is raadzaam de flacons en flessen
koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons AdBlue
® niet in uw
auto.
Voer de lege AdBlue
®-flacons of
-flessen niet als huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde
container of breng ze naar uw
verkooppunt.
Procedure voor bijvullen
Controleer 's winters alvorens bij te vullen of
de omgevingstemperatuur van de auto hoger
is dan -11
°C. Als het kouder is, bevriest het
AdBlue
® waardoor u het niet in het reser voir
kunt gieten.
Laat uw auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul ver volgens het reser voir bij.
F
C
ontroleer voordat u gaat bijvullen of
de auto op een vlakke en horizontale
ondergrond staat.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
F
D
ruk bij uitvoeringen met Keyless entry and
start-systeem op de " START/STOP"-knop
om de motor af te zetten. F
Z
org dat de auto is ontgrendeld en open de
brandstofvulklep. De blauwe dop van het
AdBlue
®-reser voir bevindt zich links naast
de brandstofvuldop.
F
D
raai de blauwe dop een zesde
omwenteling linksom.
F
T
rek de blauwe dop omlaag om hem te
verwijderen.
Praktische informatie
287
F Wacht tot de motor stationair draait.
F N eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader
B uit voordat u de kabels losneemt van
accu A
.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers
uit (audiosysteem, ruitenwissers,
verlichting
enz.).Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
8
Storingen verhelpen
288
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+) Aansluiten van de plusklem (+)
De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
F
T
rek hendel A zo ver mogelijk omhoog om
accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
Storingen verhelpen
289
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt. Bij auto's met rechtse besturing moet
ongeveer 15 minuten worden gewacht
voordat de motor wordt gestart wanneer
de kilometerteller 100 km heeft bereikt.
Mochten er zich na deze handeling kleine storingen
blijven voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
d
e sleutel met afstandsbediening of de
elektronische sleutel (afhankelijk van de
uitvoering),
-
h
et schuif-/kanteldak en het elektrische
zonnescherm;
-
d
e elektrische ruitbediening;
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Slepen van de auto
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het afneembare sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Afhankelijk van de uitvoering is het sleepoog
opgeborgen in de binnenbekleding van de
dorpel van de bagageruimte (linkerzijde) of in
een tas achter de linker achterstoel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie.
Slepen van uw auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
voorzijde:
Uitvoering met halogeenkoplampen
F
D
ruk op het aangegeven gedeelte tot het
afdekkapje wordt ontgrendeld.
8
Storingen verhelpen
8
Gesproken commando'sHelpberichten
Navigeer naar huis Om de navigatie te starten of een routepunt
toe te voegen, zegt u "navigeer naar" en dan
het adres of de naam van de contactpersoon.
Bijvoorbeeld "navigeer naar adres
Kerkstraat 11 Amsterdam" of "navigeer naar
contactpersoon Jan Janssen". U kunt aangeven
of het een favoriete of recente bestemming
is. Bijvoorbeeld "navigeer naar favoriet
adres Tennisclub" of "navigeer naar recente
bestemming Kerkstraat 11 Amsterdam". U kunt
ook "navigeer naar huis" zeggen. Om POI's
op een kaart te zien, kunt u bijvoorbeeld "toon
hotels in Rotterdam" of "toon POI tankstation in
de buurt" zeggen. Voor meer informatie kunt u
"hulp bij routebegeleiding" zeggen.
Navigeer naar het werk
Navigeer naar favoriet adres <...>
Navigeer naar contact <...>
Navigeer naar adres <...>
Toon POI <...> in de buur t
Af te leggen afstand
Om informatie over uw huidige route te krijgen,
kunt u zeggen "wat is de nog af te leggen
tijd" of "afstand", of "aankomsttijd". Om meer
commando's te leren, kunt u "hulp bij navigatie"
zeggen.
Af te leggen tijd
Aankomsttijd
Stop navigatie
Geef de gesproken commando's voor de
bestemming (adres) in de taal die in het
systeem is ingesteld.Gesproken commando's
"Radio Media"
Deze commando's kunnen vanaf elke
schermpagina worden gegeven nadat
op de stuur wieltoets "Gesproken
commando's" of "Telefoon" is gedrukt,
behalve als er een telefoongesprek
bezig
is.
PEUGEOT Connect Nav
300
Ontwasemen achter ~ Achterruitverwarming ...............................10 4 -105
Ontwasemen voor
.............................................. 103
Opbergvak
.......................................................... 11 0
Opbergvakken
.............................. 11 0 -111, 114, 120
Opbergvakken portieren
.....................................11 0
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte openen
.................................52, 64
Openen brandstofvulklep ~ Brandstoftanklep openen
................................245
Openen motorkap ~ Motorkap, openen
............256
Openen portieren ~ Portieren openen
..........52, 63
Openen ruiten ~ Ruiten openen
..........................50
P
Panoramisch schuifdak ....................................... 70
Parfumeur .................................................... 11
4 -115
Parfumeur (element)
.................................... 114 -115
Park Assist
.................................
................237, 239
Parkeerhulp achter
............................................ 230
Parkeerhulp vóór
........................................ 230-231
Parkeerlichten
......................126 -127, 127, 279 , 281
Parkeerrem
................................................. 261-262
Persoonlijke instellingen
...................................9 -10
PEUGEOT Connect Nav
.......................................1
PEUGEOT Connect Radio
....................................1
Plafonniers
.................................
..................11 6 -117
Portieren
.............................................................. 63
Portieren sluiten
.................................. 51,
53-55, 64
Profielen
......................................................... 34, 18
Programmeerbare verwarming
.........................105
Pyrotechnische gordelspanners ........................152
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars .....................81- 82
Schakelindicator
................................................ 191
SCR (Selective Catalytic Reduction)
................262
SCR-systeem
..................................................... 262
Selectiehendel
............................................ 185 -189
Selectiehendel automatische transmissie ~ Schakelen
automatische versnellingsbak
................. 18
5 -189
Selectiehendel handgeschakelde versnellingsbak ~ Schakelen
elektronisch bediende versnellingsbak
..........185
Serienummer auto
.................................
............296
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ Bandreparatieset
.............................. 2
67-270, 272
Sfeerverlichting
............................................. 35, 117
Signalering onoplettendheid
...................... 2
19 -220
Slepen van een auto
................................... 2
89-290
Sleutel
...................................................... 49, 56-57
Sleutel met afstandsbediening
.......................... 17
7
Sleutel niet herkend
.................................... 180 -181
SMS
...................................................................... 32
Sneeuwkettingen
....................................... 19
5, 254
Sneeuwscherm
.................................................. 253
Sneeuwschermen
.............................................. 253
Snelheidsbegrenzer
.....................197-198, 200-203
Snelheidslimietherkenning
.........................198 -19 9
Snelheidsregelaar
.......................197-198, 200-201 ,
................................................... 2 0 4 - 2 11, 214 -215
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
.......................200-201
Spaarfase
........................................................... 252
Starten
............................................................... 28
6
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
.......247
Star ten van de auto
.......26,
175, 17 7-179 , 185 -189
Star ten van de motor
......................................... 17 7
Stilzetten van de auto
....26,
175, 17 7-179 , 185 -189
Stoelen achter ~ Achterbank
..........................85 -91
Stoelen verstellen
.........................76 -77, 79, 85 - 87
Stoelopstellingen
................................................. 92
Stoelverwarming
............................................. 81- 82
Stop & Start
..............22, 37 , 95 , 103 , 192-195 , 245,
......................................................... 256, 260 , 289
R
Radio ................. ............................... 23 -24, 27, 7, 11
Radiozender ................................................ 23-25, 7
RDS
............................................................. 24-25, 7
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager, regeling
...................................... 9 9 -10 2
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling
....9 9 -10 2
Regelmatige controles ~ Controles
............ 26
0-262
Regeneratie roetfilter
......................................... 261
Rembekrachtigingsysteem
................................ 14
2
Remblokken
................................................ 261-262
Remlichten
......................................................... 281
Remmen
................................................ 15, 261-262
Remschijven
.................................
..............261-262
Reservewiel
........................ 267-269, 273-275 , 296
Reservoir ruitensproeiers ~ Ruitensproeierreservoir
........................... 2
59-260
Resetten bandenspanningscontrolesysteem
....19 6
Resetten van het traject
..................................36 -37
Richtingaanwijzers
................ 24,
127, 279 , 281-282
Richtingaanwijzers
.................................
.............24
Rijadviezen
................................................. 175 -176
Rijden
.................................
............................74 -75
Rijstrookcontrolesystemen
................................142
Rijverlichting
...................................................... 124
Roetfilter ...................................................... 260-261
Ruitbediening
.................................
......................69
Ruitensproeier achter
........................................ 13
5
Ruitensproeiers vóór
......................................... 13 5
Ruitenwisser achter
........................................... 13 5
Ruitenwisserbladen (vervangen)
...............13 6, 284
Ruitenwisserbladen vervangen
.................13 6, 284
Ruitenwissers
............................... 23, 13 4 , 13 6 -137
Ruitenwisserschakelaar
.............................13 4 -137
Trefwoordenregister