175
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Dit kan leiden tot een vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23
°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
- Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad
enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto met
draaiende motor moet verlaten, trek dan
de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de neutraalstand of in de stand N of P ,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen. Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers;
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit;
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10 km/u;
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
177
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
In de sleutels is een chip aangebracht die
over een geheime code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem de
motorregelmodule om te voorkomen dat de
motor na een eventuele inbraak in de auto
gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem verschijnt er een
waarschuwing en zal de motor niet starten.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer.
Starten/afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat
de accu voldoende opgeladen blijft.Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Starten van de motor
Parkeerrem aangetrokken:
F A
uto's met een handgeschakelde versnellingsbak :
zet de versnellingshendel in de neutraalstand en trap
het koppelingspedaal volledig in.
F
A
uto's met een automatische transmissie : zet
de selectiehendel in de stand N of P en trap het
rempedaal volledig in.
F
S
teek de sleutel in het contactslot; het systeem
herkent de code.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het
stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
st a a n).
Het contactslot heeft 3 standen:
-
stand
1 (Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand
2 (Contact) : stuurslot ontgrendeld,
contact ingeschakeld, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand
3 (Star ten) .
F
A
uto's met een benzinemotor : activeer
de
startmotor door de sleutel in de stand
3 te houden tot de motor is aangeslagen.
Geef hierbij geen gas. Laat de sleutel los
zodra de motor draait.
6
Rijden
178
Activeer, zodra dit lampje op het
instrumentenpaneel is gedoofd,
de startmotor door de sleutel in de
stand 3 te houden tot de motor is
aangeslagen; geef daarbij geen gas.
Laat de sleutel los zodra de motor
draait.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden. Als de motor warm
is, gaat het lampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat,
zet dan het contact uit. Wacht even
alvorens opnieuw te starten. Als de motor
ook na een aantal pogingen niet aanslaat,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken. Neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien. Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23
°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai bij een stationaire motor de sleutel
naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat. Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
mee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop
)
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 (Contact)
van het contactslot blijft staan, zal het contact na
een uur automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
ver volgens opnieuw in de stand 2 (Contact) om
het contact weer aan te zetten.
F Auto's met een dieselmotor : draai de
sleutel in de stand 2 (aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Rijden
179
Starten/afzetten van de
motor met Keyless entry
and start
Starten van de motor
De elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem moet zich binnen
de detectiezone bevinden.
Als de elektronische sleutel niet in deze
zone wordt gedetecteerd, wordt er een
melding weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel naar
deze zone zodat de motor kan worden
gestart.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan de
rubriek "Sleutel niet gedetecteerd -
Noodprocedure voor het starten".
F Druk kort op de toets "S TA R T/
STOP " en houd daarbij het pedaal
ingetrapt tot de motor draait.
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt gestart.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor
bij temperaturen onder nul en/of bij koude
motor pas gestart als het lampje voor het
voorgloeien is gedoofd. F
M
oet u bij een automatische transmissie
het rempedaal ingetrapt houden tot het
lampje uitgaat en niet nogmaals op de toets
" START/STOP " drukken voordat de motor
is aangeslagen.
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven.
In sommige gevallen moet het stuur wiel
heen en weer worden bewogen ter wijl de
toets " START/STOP " wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hier van via
een melding op de hoogte gebracht.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de
auto ter wijl de motor nog draait.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt, het koppelingspedaal volledig
ingetrapt.
F
Z
et bij een automatische transmissie de
selectiehendel in stand P of N .
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich
in de auto bevindt, het rempedaal stevig
ingetrapt. Als dit lampje gaat branden nadat
u op de toets "
START/STOP" hebt
gedrukt:
F
M
oet u bij een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
ingetrapt houden tot het lampje uitgaat en
niet nogmaals op de toets " START/STOP"
drukken voordat de motor is aangeslagen.
Afzetten van de motor
F Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
Z
et bij een automatische transmissie de
selectiehendel in stand P of N.
F Druk ter wijl de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt
op de toets " START/STOP ".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
6
Rijden
180
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de
auto achter als u de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Contact aanzetten (zonder
te starten)
F Druk op de "START/STOP"-knop: de verlichting en lampjes
van het instrumentenpaneel
gaan branden zonder dat de
motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op deze knop om het contact af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is. F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, selecteer dan de
stand P en trap ver volgens het rempedaal
stevig in.
F
D
ruk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten
van de motor
Het contact kan worden aangezet door, ter wijl
de elektronische sleutel van het Keyless entry
and start-systeem zich in de auto bevindt,
zonder pedalen in te trappen op de "START/
STOP"-knop te drukken.
U kunt dan ook verschillende elektrische
functies activeren (radio, verlichting enz.). F
H
oud de afstandsbediening tegen de lezer.
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied bevindt,
verschijnt een melding op het instrumentenpaneel
als een portier wordt gesloten of bij een poging
om de motor af te zetten.
Rijden
181
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
F Houd om het afzetten van de motor te bevestigen de knop " START/STOP"
ongeveer 5 seconden ingedrukt.
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem
dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP" ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Elektrische parkeerrem
Wanneer de automatische werking is
geactiveerd, zorgt dit systeem er voor dat de
parkeerrem automatisch wordt aangetrokken
bij het afzetten van de motor en automatisch
wordt vrijgezet bij het wegrijden.
Waarschuwingslampje
Dit lampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de
hendel branden om te bevestigen
dat de parkeerrem is aangetrokken.
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat dit
lampje uit om dit te bevestigen.
Dit lampje knippert op de hendel wanneer de
parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of
vrijgezet.
In het geval van een lege accu werkt de
bediening van de elektrische parkeerrem niet.
Beveilig als de parkeerrem niet is
aangetrokken de auto tegen wegrollen door
een versnelling in te schakelen (auto met
een handgeschakelde versnellingsbak) of de
meegeleverde wielblokken tegen een van de
wielen te plaatsen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Sticker op het portierpaneel
De bestuurder kan op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de
hendel:
F
d
oor kort aan de hendel te trekken om de
parkeerrem aan te trekken,
F
d
oor de hendel kort in te drukken ter wijl
u het rempedaal ingetrapt houdt om de
parkeerrem vrij te zetten.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
6
Rijden
183
Trap bij stilstaande auto niet onnodig het
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem
kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als u de motor
afzet .
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Als de motor is afgeslagen of is afgezet
door de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem, wordt de parkeerrem niet
automatisch aangetrokken. Als de automatische werking is
geactiveerd, kunt u op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met
de hendel.
Bijzonderheden
Onder bepaalde omstandigheden kan het nodig
zijn om de parkeerrem handmatig aan te trekken.
Stilzetten van de auto, bij
draaiende motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende
motor kort aan de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Parkeren van de auto met
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet
te gebruiken.
Schakel om te voorkomen dat de auto
wegrolt een versnelling in of plaats de
wielblokken tegen een van de wielen. Stilzetten van de auto, met de parkeerrem
vrijgezet.
F
Z
et de motor af.
Het branden van het lampje op het instrumentenpaneel en op de hendel
bevestigt dat de parkeerrem is
aangetrokken,
F
Z
et het contact weer aan, zonder de motor
te starten.
F
Z
et de parkeerrem handmatig vrij door
op de hendel te drukken ter wijl u het
rempedaal ingetrapt houdt.
Als bij een auto met een automatische
transmissie de parkeerrem niet
automatisch wordt vrijgezet, controleer
dan of de voorportieren correct zijn
gesloten.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt
dit bevestigd door het doven van het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Als de parkeerrem volledig is
vrijgezet, wordt dit bevestigd
door het doven van het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem vrijgezet".
F
Z
et het contact af.
Bij een auto met een automatische
transmissie wordt de stand P automatisch
ingeschakeld als het contact wordt
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de automatische
transmissie , in het bijzonder met
betrekking tot het in de vrijloop zetten van
de auto.
6
Rijden
188
Algemene informatie
Om de transmissie te deblokkeren:
- V anuit de stand P :
F
T
rap het rempedaal volledig in,
F
d
ruk op de toets Unlock ,
F
se
lecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt en de toets Unlock
ingedrukt houdt.
-
A
ls de neutraalstand N is geselecteerd en
bij een snelheid lager dan 5 km/h:
F
T
rap het rempedaal volledig in,
F
se
lecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt houdt.
Om de achteruitversnelling te selecteren:
F
b
reng de auto volledig tot stilstand,
F
d
ruk op de toets Unlock ,
F
b
eweeg de selectiehendel één of twee keer
naar voren.
Om de handmatige stand te selecteren:
F
s
electeer eerst de stand D ,
F
d
ruk op de toets M ; het lampje van de toets
gaat branden.
Om de handmatige stand uit te schakelen:
F
b
eweeg de selectiehendel één keer naar
voren om de stand D weer te selecteren.
of
F
d
ruk op de toets M ; het lampje van de toets
gaat uit.
Zet het contact alleen af als de auto stilstaat.
Om de auto in de vrijloop te zetten, met
afgezette motor:
F
s
electeer ter wijl de auto met draaiende
motor stilstaat de stand N , Als u het bestuurdersportier opent ter wijl
de stand N is geselecteerd, klinkt een
geluidssignaal. Het geluidssignaal stopt
zodra u het bestuurdersportier weer sluit.
Bijzonderheden van de
automatische stand
De transmissie schakelt zelf de meest
geschikte versnelling, waarbij rekening wordt
gehouden met de buitentemperatuur, het
wegprofiel, de belading van de auto en de rijstijl
van de bestuurder.
Als u maximaal wilt accelereren zonder
de selectiehendel te bedienen, trap dan
het gaspedaal volledig in (kick down).
Bijzonderheden van de
handbediende stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden
waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Starten en wegrijden
De transmissie schakelt automatisch terug of
h oudt de ingeschakelde versnelling vast tot het
maximale toerental van de motor is bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking.
Met de schakelflippers aan de stuurkolom
kan de bestuurder tijdelijk zelf schakelen als
de wagensnelheid en het motortoerental dit
toelaten.
F
z
et de motor af,
F
z
et het contact binnen vijf seconden weer
aan,
F
h
oud het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel één keer naar voren of naar
achteren om de stand N te bevestigen en
zet de elektrische parkeerrem handmatig
vrij,
F
zet
het contact af.
Als u langer dan vijf seconden wacht, wordt de
transmissie in de stand P gezet. U moet in dat
geval de procedure nogmaals uitvoeren.
Vanuit de stand P:
F
T
rap het rempedaal stevig in.
F
S
tart de motor.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt en druk op de
toets Unlock .
F
B
eweeg de selectiehendel twee keer naar
achteren om de automatische stand D te
selecteren of twee keer naar voren om de
achteruitversnelling R in te schakelen.
Rijden