62
4008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Openen
Portieren
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
Sluiten
Van binnenuit
F Trek aan de hendel van het voor- of achterportier om dit te openen. Als een portier niet goed is gesloten,
gaat dit pictogram op het display van
het instrumentenpaneel branden tot het
desbetreffende portier is gesloten.
Bestuurderszijde: door de portiergreep te
bedienen, wordt het portier ontgrendeld als dit
vergrendeld was.
Voorpassagierszijde of de achterportieren: de
portieren moeten eerst handmatig ontgrendeld
worden als deze vergrendeld waren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het vanuit het interieur
vergrendelen/ontgrendelen van de
portieren en met name over de afzonderlijke
schakelaars.
Toegang tot de auto
67
4008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30
seconden.
Gedurende de volledige tijd dat de sirene in
werking is, wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Als het contact daarna wordt aangezet (stand
ON als uw auto is voorzien van het "Keyless
entry and start"-systeem), klinkt viermaal een
geluidssignaal om aan te geven dat het alarm is
afgegaan in uw afwezigheid.
Volledig uitschakelen van
het alarmsysteem
F Zet het contact af (stand OFF als uw auto is voorzien van het "Keyless entry and
start"-systeem).
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot als
uw auto niet is voorzien van het "Keyless
entry and start"-systeem.
F
O
pen het bestuurdersportier.
F
Z
et de lichtschakelaar in de stand " OFF".
F
B
eweeg de ruitenwisserschakelaar naar u
toe en houd de schakelaar in deze stand.
N
a ongeveer 10 seconden klinkt een
geluidssignaal.
F
H
oud, wanneer het geluidssignaal niet
meer klinkt, de schakelaar naar u toe
getrokken en druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening.
U kunt het alarmsysteem volledig uitschakelen
door de volgende procedure uit te voeren:
F D e status van het systeem wordt
weergegeven door het aantal
geluidssignalen:
E
én geluidssignaal: het alarmsysteem is
volledig uitgeschakeld.
T
wee geluidssignalen: het alarmsysteem is
ingeschakeld.
E
lke keer dat u opnieuw op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukt, wordt de status van het systeem
gewijzigd.
2
Toegang tot de auto
93
4008_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een iPod® of een USB-stick.
Open het deksel van de armsteun voor om bij
de aansluiting te komen.
De USB-box leest bepaalde formaten
audiobestanden op de draagbare apparatuur
en speelt ze af via de luidsprekers van de
audio-installatie in de auto.
U kunt deze bestanden beheren met de
toetsen op het stuur of het bedieningspaneel
van de autoradio en ze weergeven op het
multifunctionele display. Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het audio- en
telematicasysteem, en met name over het
gebruik ervan.
USB-aansluiting
Tijdens het gebruik van draagbare
apparatuur wordt deze automatisch
opgeladen, wanneer aangesloten op de
USB-poort.
Tijdens het opladen wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik
van het draagbare apparaat hoger
is dan de door de auto geleverde
stroomsterkte.
AUX-aansluitingen
(RCA)
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten
(MP3 -speler...).
Open het deksel van de armsteun voor om bij
de aansluitingen te komen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het audio- en
telematicasysteem , en met name over het
gebruik ervan.
3
Ergonomie en comfort
100
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Bij auto's met dieselmotor
wordt de motor, als deze
koud is, pas na het doven
van het verklikkerlampje
"Voorgloeien" gestart.
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen
moet het stuur wiel heen en weer worden
bewogen ter wijl de " START/STOP
"
-knop wordt ingedrukt om het stuurslot
te ontgrendelen; u wordt hiervan via een
melding op de hoogte gebracht.
De elektronische sleutel moet zich
in de detectiezone bevinden. Laat uit
veiligheidsoverwegingen de motor niet
draaien wanneer u de detectiezone
verlaat.
Afzetten met de
elektronische sleutel
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Deze melding wordt
weergegeven als het
bestuurdersportier wordt
geopend ter wijl het contact
niet in de stand "OFF" staat.
F
D
ruk nogmaals op de " START/STOP"-
knop om de stand "OFF" in te schakelen.
F
Z
et de auto stil.
F
Z
et bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en bij auto's met CVT-
transmissie de selectiehendel in de stand P .
F
D
ruk op de " START/STOP
"-knop ter wijl
de elektronische sleutel zich in het interieur
van de auto bevindt.
De motor wordt afgezet.
Het stuurslot wordt vergrendeld bij het openen
van een portier of bij het vergrendelen van de
auto.
Elke startpoging duurt ongeveer 15
seconden.
Als de motor niet is gestart, druk dan nogmaals
op de " START/STOP "-knop voor een nieuwe
poging.
Het is noodzakelijk dat de elektronische
sleutel zich bij het aanzetten van het
contact en bij alleen het starten van de
motor in de auto bevindt. Controleer,
zodra de motor is gestart of de
elektronische sleutel in de auto blijft tot
het einde van de rit: anders kan de auto
niet vergrendeld worden.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Rijden
102
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over
een geheime code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-
netwerk.
Aantrekken
F Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.
Parkeerrem
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop A in en
duw de hefboom geheel omlaag. Als deze melding tijdens het rijden op het
scherm verschijnt, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.Draai bij het parkeren van de auto
op een helling de wielen vast tegen
het trottoir, trek de parkeerrem aan,
schakel een versnelling in of zet de
selectiehendel in de stand P bij auto's
met een CVT transmissie en zet het
contact uit (stand "OFF").
Rijden
106
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Standen van de
selectiehendel
P: parkeren.
Stilhouden van de auto, parkeerrem wel of niet
aangetrokken.
R : achteruitversnelling.
Houd bij stilstaande auto het rempedaal
ingetrapt en beweeg de selectiehendel
omhoog. Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
N : neutraalstand.
D : automatische stand.
Beweeg de selectiehendel omlaag om deze
stand te selecteren.
+ / - :
S
equentieel schakelen in de handmatige
stand.
Beweeg de selectiehendel omlaag en
vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en vervolgens:
-
n
aar voren om op te schakelen,
-
n
aar achteren om terug te schakelen. + : Schakelen in de handmatige stand.
Druk op de achterzijde van de flipper "+/OFF"
om op te schakelen.
- : Schakelen in de handmatige stand.
Druk op de achterzijde van de flipper " - " om
terug te schakelen.
Functies van de flippers
Houd bij het star ten van de
motor altijd stevig het rempedaal
ingetrapt.
Starten van de auto
F Start de motor. Vanuit stand P , parkeerrem aangetrokken:
Trap het rempedaal stevig in om
de selectiehendel te ontgrendelen.
F
S
electeer de eerste versnelling
(stand D of +/- ) of de achteruitversnelling
(stand R ).
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen " D" of "1" of "R".
F
O
ntgrendel de parkeerrem, de auto komt
onmiddelijk in beweging.
Rijden
107
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Stilstaan/wegrijden op een
helling
Gebruik om de auto op een helling stil te
laten staan absoluut niet het gaspedaal,
maar de parkeerrem.
Geef bij het wegrijden geleidelijk gas ter wijl u
de parkeerrem loszet.
Handmatige stand
F Selecteer de stand +/-.
F G ebruik de flippers of de selectiehendel
om van versnelling te veranderen.
De ingeschakelde versnellingen verschijnen
achtereenvolgens op het display van het
instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
U kunt schakelen zonder uw voet van het
gaspedaal te halen.
Bij het minderen van snelheid schakelt de auto
automatisch terug.
Als de auto stilstaat, wordt de eerste
versnelling ingeschakeld.
Automatische stand
F Selecteer de stand D .
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding "D" .
De versnellingsbak functioneert in de auto-actieve
stand, zonder tussenkomst van de bestuurder.
De versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling aan de hand van de
volgende parameters:
-
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg,
-
d
e belading van de auto.
Voor een maximaal comfort en een optimale
versnelling is het raadzaam om het bruusk
intrappen en loslaten van het gaspedaal te
vermijden.
Om optimaal te kunnen accelereren,
bijvoorbeeld bij het inhalen van een
andere auto, trapt u het gaspedaal
krachtig in, door de weerstand heen.
4
Rijden
108
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Handmatig schakelen
In de automatische stand kunt u op ieder
moment tijdelijk zelf schakelen met behulp van
de flippers.
Met behulp van deze schakelaars kunt u eerder
handmatig terugschakelen als dit noodzakelijk
is dan in de automatische stand (naderen van
een rotonde, verlaten van een parkeerterrein
met een steile helling, inhalen...).
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld, als het
motortoerental dit toestaat. De ingeschakelde
versnelling verschijnt op het display.
Om terug te gaan naar de automatische stand
kunt u kiezen uit:
-
d
e achterzijde van de flipper 3
"+/OFF" gedurende ongeveer 2
seconden
indrukken,
-
d
e selectiehendel snel naar de stand +/-
bewegen en vervolgens in stand D zetten,
-
d
e auto tot stilstand brengen.
Parkeren van de auto Storing
Als bij aangezet contact de melding "Snelheid
minderen" of de melding "Onderhoud nodig"
op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt, duidt dit op een storing van de
versnellingsbak.
Voer bij het verschijnen van een melding de
volgende handelingen uit:
-
v
erminder snelheid en breng uw auto op
een veilige plek tot stilstand,
-
z
et de hendel in de stand P en laat de
motor draaien,
-
o
pen de motorkap om de motor af te laten
koelen.
Als de melding gedurende enige tijd niet meer
is verschenen, kunt u weer verder rijden.
Als de melding niet verdwijnt of regelmatig
verschijnt, raadpleeg dan zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Voordat u de motor afzet, moet u de
selectiehendel in de stand P zetten.
Trek beslist de parkeerrem aan om de auto
volledig stil te zetten.
Rijden