Page 145 of 368

143
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Uw auto is voorzien van de volgende systemen,
die u helpen om de auto in een noodsituatie
veilig tot stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS),
-
de
elektronische remdrukregelaar (REF).
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het ABS-systeem werkt alleen wanneer de
snelheid van de auto hoger is dan 10 km/h.
Zodra de snelheid lager wordt dan 5
km/h,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Het ABS-systeem treedt automatisch in
werking, wanneer de kans bestaat dat een wiel
blokkeert.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Storing
Bij stilstaande auto
Wanneer dit verklikkerlampje gaat branden, in
combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel, is er een storing in het
ABS-systeem waardoor u tijdens het remmen
de controle over de auto zou kunnen verliezen.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los. Het verklikkerlampje brandt gedurende
enkele seconden na het aanzetten van
het contact (stand ON). Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het
lampje niet uitgaat of niet gaat branden.
6
Veiligheid
Page 146 of 368

144
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Tijdens het rijden
Als het verklikkerlampje permanent
brandt, is er een storing in het ABS-
systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over de auto zou
kunnen verliezen.
De twee verklikkerlampjes gaan
tegelijkertijd branden en de twee
waarschuwingsmeldingen verschijnen
afwisselend op het display van het
instrumentenpaneel.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor, dat deze
voldoen aan de voorschriften van de
constructeur.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer deze twee verklikkerlampjes branden
in combinatie met de meldingen op het display
van het instrumentenpaneel, is er een storing
in de elektronische remdrukregelaar, waardoor
u tijdens het remmen de controle over de auto
zou kunnen verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 147 of 368

145
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
De auto is voorzien van twee systemen die de koersstabiliteit van de auto verbeteren (binnen de wetten van de fysica):
- antispinregeling (TCL),
-
d
ynamische stabiliteitscontrole (ASC).
Antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole
De antispinregeling optimaliseert de aandrijving
om te voorkomen dat aangedreven wielen
doorspinnen door te remmen op de wielen en
de motor.
De dynamische stabiliteitscontrole remt op de
wielen en de motor om de auto op de juiste
koers te houden.Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De weergave van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel geeft
aan dat de systemen ASC en TCL
uitgeschakeld zijn.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer
de auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...)
kan het nuttig zijn het ASC-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip krijgen.
In dat geval gaat dit pictogram op het
display op het instrumentenpaneel
knipperen.
Stabiliteitscontrolesystemen
F Druk op deze knop links van het stuur wiel tot het pictogram op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt.
Werking
Ze treden in werking als de auto sneller dan
15 km/h rijdt.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
6
Veiligheid
Page 148 of 368

146
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Opnieuw inschakelen:Storing
De weergave van een van deze
verklikkerlampjes in combinatie met
een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat er een
storing is in één van de systemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen
ASC/ TCL te laten controleren. De systemen ASC/ TCL verhogen
de veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag echter nooit risico's
nemen of te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur op
het gebied van:
-
w
ielen (banden en velgen),
-
o
nderdelen van het remsysteem,
-
e
lektronische onderdelen,
-
d
e montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
D
ruk nogmaals op de knop om de
systemen ASC en TCL weer in te
schakelen.
Als het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel uitgaat, geeft dit aan
dat de systemen ASC en TCL opnieuw zijn
geactiveerd.
Veiligheid
Page 150 of 368

148
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Als de bestuurder zijn gordel niet vastmaakt
binnen een minuut na het aanzetten van het
contact, gaat het verklikkerlampje knipperen,
wordt een onderbroken geluidssignaal
weergegeven en verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Het verklikkerlampje, het geluidssignaal en
de melding verdwijnen na circa 90 seconden,
en verschijnen weer zolang de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden wordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven.
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit lampje branden en wordt
gedurende enkele seconden een
geluidssignaal weergegeven als de
bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt
Veiligheidsgordel passagier vóór
Veiligheidsgordel bestuurder
Als het contact wordt aangezet,
gaat het verklikkerlampje op de
middenconsole branden.
Als de passagier zijn veiligheidsgordel niet
vastmaakt, klinkt gedurende enkele seconden
een geluidssignaal.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden wordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven.
Veiligheid
Page 154 of 368

152
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
s
teek de sleutel in de schakelaar
voor uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde A ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
erwijder de sleutel.Het verklikkerlampje op het paneel
van de middenconsole brandt
zolang de airbag is uitgeschakeld, bij
ingeschakeld contact. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Plaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de voorstoel als het
verklikkerlampje van de airbags blijft
branden en de melding op het display blijft
staan.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar A weer op "ON"
om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
Het verklikkerlampje gaat uit.
Storing
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een melding, raadpleeg
dan zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De airbags zouden niet
meer geactiveerd kunnen worden bij
een ernstige aanrijding.
Veiligheid
Page 156 of 368

154
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan, kan het zijn dat de
airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding wordt de airbag niet
geactiveerd.
De window-airbags dragen bij aan
de bescherming van de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de
middelste passagier achter) bij een ernstige
zijdelingse aanrijding door de kans op
hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
Window-airbags
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-
airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen
(een gedeelte van) de impactzone opzij ( B),
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto, op een horizontale ondergrond.
De window-airbags worden opgeblazen tussen
de ruiten en de inzittenden vóór en achter.
In het geval van een storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden en
een melding verschijnt op het display van
het instrumentenpaneel, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Veiligheid
Page 182 of 368

180
4008_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Motorkap
F Open het linker voorportier.
F T rek de hendel A onder in de
portiersponning naar u toe. Open de motorkap niet als het stormt.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
F
N
eem de motorkapsteun C uit de houder
op de onderzijde van de motorkap.
F
B
evestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F B evestig de motorkapsteun in de houder op de
onderzijde van de motorkap.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of deze
goed is vergrendeld.
De plaats van de ontgrendelingshendel
in het interieur zorgt ervoor dat de
motorkap niet geopend kan worden als
het linker voorportier is gesloten.Openen
F Duw de veiligheidshaak B naar links en til
de motorkap op.
Dit bericht verschijnt op het display van het
instrumentenpaneel als de motorkap niet goed gesloten is.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator. In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.
Praktische informatie