Page 72 of 566

70
3008-2_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
* Volgens uitvoering.
Alarm*
- uitwendige beveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
- wegsleepbeveiliging**
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen
in de wagenhoogte worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de
sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het Pe ugeot- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
wijzigingen aan het alarmsysteem aanbrengt.
** Volgens motoruitvoering.
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:
toegang tot de auto
Page 73 of 566

71
3008-2_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F V ergrendel de auto met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het lampje
van de knop knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
o
n
tgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
De uitwendige beveiliging wordt
5
seconden nadat de auto is
vergrendeld, geactiveerd. De
interieur- en wegsleepbeveiliging
worden 45
seconden nadat de auto is
vergrendeld, geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep of
de motorkap niet goed is gesloten,
wordt de auto niet vergrendeld, maar
worden de uitwendige beveiliging,
de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging na 45 seconden
wel ingeschakeld.
Als de auto automatisch opnieuw
wordt vergrendeld (als binnen
30
seconden een van de portieren of
de achterklep niet is geopend), wordt
het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
2
toegang tot de auto
Page 74 of 566

72
3008-2_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op de knop tot het lampje blijft
branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt
ingeschakeld; het lampje van de knop zal één
keer per seconde knipperen.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
F Schakel de uitwendige beveiliging uit door de auto met de afstandsbediening
of het Keyless entry and start-systeem te
ontgrendelen.
Het lampje van de knop gaat uit.
F
S
chakel alle beveiligingen weer in door
de auto met de afstandsbediening of
het Keyless entrée and start-systeem te
vergrendelen.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit
om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt
achtergelaten,
-
e
en ruit of het schuifdak op een kier blijft
staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt vervoerd. De interieur- en wegsleepbeveiliging
worden uitsluitend uitgeschakeld als deze
procedure elke keer na het afzetten van
het contact wordt uitgevoerd.
toegang tot de auto
Page 75 of 566

73
3008-2_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
van de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat dit controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing afstandsbediening
om de alarmsystemen uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier,
F
o
pen het portier; het alarm gaat af,
F
z
et het contact aan: het alarm stopt en het
lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11
e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
F
V
ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
2
toegang tot de auto
Page 159 of 566
157
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatische ontsteking
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de
remvertraging die optreedt, automatisch in. De
alarmknipperlichten blijven knipperen totdat er
opnieuw gas wordt gegeven.
u
kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop op het
instrumentenpaneel in te drukken.
Claxon
geluidssignaal om medeweggebruikers te
waarschuwen voor direct gevaar.
F
D
ruk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel met bedieningstoetsen.
5
Veiligheid
Page 160 of 566

158
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Noodoproep of Pechhulp
Wanneer de elektronische
eenheid airbags een botsing heeft
waargenomen, wordt onafhankelijk van
het eventueel afgaan van de airbags,
automatisch een noodoproep gedaan.
PEUGEOT Connect SOS
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene
ledlampje en een geluidssignaal
bevestigen dat de oproep naar
de alarmcentrale "P
e
ugeot
C
onnect S
oS
"* is verstuurd.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Het groene ledlampje dooft.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale "Pe ugeot Connect
SoS " lokaliseert onmiddellijk uw auto,
neemt in uw landstaal contact met u op**
en roept indien nodig de hulp in van de
bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de
alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt
de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie. **
Afhankelijk van de geografische dekking van "Peugeot
C onnect Assistance" en "Pe ugeot Connect SoS " en van
de officiële landstaal die door de eigenaar van de auto is
gekozen. De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de
lijst van beschikbare diensten P
e
ugeot C
oN
N
eCt
kunt u
bij uw verkooppunt opvragen of op www.peugeot.nl bekijken.
* Afhankelijk van de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de technische
beperkingen van het systeem. Indien u gebruikmaakt van de dienst
P
e
ugeot Connect Packs met S
oS
-
pakket en pechhulpservice, beschikt
u over aanvullende diensten via uw
persoonlijke pagina MyP
e
ugeot
o
p
de internetsite voor uw land.
Veiligheid
Page 264 of 566

262
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 cm van de sensoren.Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
Bij een storing in het systeem knippert dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
enkele ogenblikken in combinatie met het
branden van het verklikkerlampje S
eR
VIC
e
en
de weergave van een melding.
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Als aanvulling op het permanent branden van het
verklikkerlampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende
zijde, geeft het Lane Keeping System bij het overschrijden van
een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers
een rukje aan het stuur wiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Lane Keeping System
Werkingsvoorwaarden
De volgende systemen moeten zijn
ingeschakeld:
-
Dodehoekbewakingssysteem,
-
L
ane Keeping System.
Raadpleeg de desbetreffende
rubrieken voor meer informatie over het
Dodehoekbewakingssysteem en het Lane
Keeping System .
Rijden
Page 309 of 566
307
3008-2_nl_Chap08_en cas-de-panne_ed01-2016
gevarendriehoek
Voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen moet u om veiligheidsredenen de alarmknipperlichten inschakelen en
uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Opbergruimte
u kunt de gevarendriehoek opbergen in het
o pbergvak in de binnenbekleding van de
achterklep.
F
o
p
en de achterklep.
F
D
raai de schroef een kwart omwenteling
naar links om het deksel te ontgrendelen.
Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken
de instructies voor het uitvouwen in de
gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
Uitvouwen van de gevarendriehoek
uitvoeringen met een originele
gevarendriehoek:
F
h
aal de gevarendriehoek uit het etui,
F
v
ouw de poten uit,
F
d
raai beide zijkanten van de driehoek
omhoog,
F
m
aak de zijkanten aan elkaar vast.
Plaatsen van de gevarendriehoek
F Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd u daarbij aan de ter plaatse geldende
regels.
8
Storingen verhelpen