116
3008-2_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
ontwasemen - on tdooien vóór
Met semi-automatische en
automatische airconditioning
Als bij auto's met Stop & Start de
ontwaseming, de airconditioning en de
aanjager zijn ingeschakeld, is de S
t
o
P
-
stand niet beschikbaar.
Automatisch programma
"Zicht"
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de S
t
o
P
-functie niet beschikbaar is.
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning (volgens uitvoering), de
luchtopbrengst en de luchttoevoer en stelt de
luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de
zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets om het
programma uit te schakelen. Het lampje
van de toets gaat uit.
Met handbediende
airconditioning
F Zet de temperatuur op de hoogste stand
(rood).
F
Z
et de aanjager op de hoogste stand; alle
lampjes gaan branden.
F
Z
et de luchtverdeling in de stand " Voorruit";
het desbetreffende lampje gaat branden
F
C
ontroleer of de luchtrecirculatie is
uitgeschakeld; het desbetreffende lampje
moet uit zijn.
F
S
chakel de airconditioning in door
de toets
"A /C " in te drukken; het
desbetreffende lampje gaat branden. F
D
ruk op deze toets om de
voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Het lampje van de toets gaat
branden.
De luchtopbrengst kan handmatig worden
gewijzigd zonder dat het automatische
programma "Zicht" wordt uitgeschakeld.
ergonomie en comfort
117
3008-2_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Voorruitverwarming
Inschakelen
Uitschakelen
Druk bij draaiende motor op deze
toets; het lampje van de toets gaat
branden.
Druk nogmaals op deze toets om
de functie weer uit te schakelen; het
lampje van de toets gaat uit.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als
de motor wordt afgezet. Deze functie is actief zodra de
buitentemperatuur lager is dan 0°C.
Bij koud weer ver warmt deze functie de
onderzijde van de voorruit en het gedeelte
langs de voorruitstijlen.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze
functie ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit als ze zijn
vastgevroren en dat opeenhoping van sneeuw
door de werking van de ruitenwissers wordt
voorkomen.
3
ergonomie en comfort
220
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-standBijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Dit verklikkerlampje gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart:
-
a
ls u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak , het koppelingspedaal
volledig intrapt,
-
b
ij een automatische transmissie :
● als
u, ter wijl de stand D of M is
geselecteerd, het rempedaal loslaat,
● of
als u, ter wijl de stand N is
geselecteerd en het rempedaal is
losgelaten, de stand D of M selecteert,
● of
als u de achteruitversnelling
i
nschakelt. De StA
Rt- stand wordt om veiligheids- of
comfortredenen automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak (3 km/h bij de benzine-
uitvoering Pure
te
ch 130 en de
dieseluitvoeringen BlueHDi 115 en 120) of
hoger is dan 3 km/h bij een automatische
transmissie,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Dit verklikkerlampje knippert een
paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De StoP-stand wordt niet geactiveerd als:
- d e auto op een steile helling staat
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
of de " START/STOP "-knop niet sneller dan
10 km/h heeft gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
In dit geval knippert dit verklikkerlampje
een paar seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Rijden
290
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Spaarfaseeco-mode
Inschakelen van de eco-mode
een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en worden de actieve functies
in de ruststand gezet.
Uitschakelen van de eco-
mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
ti
jdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten
gebruiken.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu.
Als u op het moment dat de eco-mode
wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10 minuten worden voortgezet
via de handsfree set van uw autoradio.
Praktische informatie
301
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Controles
Roetfilter (diesel)
branden van dit lampje in combinatie met een
melding op het multifunctionele display.
ui
tvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het P
e
ugeot
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
ga o
m het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje
dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
niveaus .
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het Pe
ugeot- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek
vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de
fabrikant aangegeven intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens
het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan
de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer
informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
ee
n verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken. Als het roetfilter vervuild is, wordt u
hierop geattendeerd door het tijdelijk
Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
7
Praktische informatie
346
3008-2_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
12V-aansluiting ............................................3 14
180° zicht naar achteren ...............................267
Aanhanger .................................... 163, 19 6 , 284
Aanhangergewichten
............................ 339,
342
Aansluiting 12V
..................... 12
0, 13 3 , 13 6 , 314
Aansluiting 230V
...............................
............13 3
Aansteker
...................................................... 12
0
Accessoires ........................................... 15 6, 201
Accu
...................................... 290, 301 , 332-335
Accu laden
.................................................... 334
Achterklep
....................................................... 75
Achterlichten
................................................. 328
Achterportieren
............................................. 19 4
Achterruitverwarming
...................................118
Achteruitrijlicht
.............................................. 328
Actief dodehoekbewakingssysteem
....... 20,
262
Actieradius AdBlue
® ............................ 3 0, 37 , 38
Active Safety Brake................... 21, 26 , 247 , 250
Adaptieve cruise control met Stop-functie
....................................... 229, 238
AdBlue
® ..................................... 3 0, 37 , 303 , 304
Advanced gr ip Control ................................. 16 4Afmetingen
....................................................
3
44
Afstandsbediening
..................
54-56, 60, 62, 63
Afzetten van de motor
...................................
19
7
Airbags
....................................................
28, 172
Airbags vóór
...............................
...........
173, 176
Airconditioning
...............................
..
10 , 107 , 11 0
Airconditioning (handbediend)
............................ 10
5
, 10 6 , 11 6
Airconditioning
met centrale regeling
..........................
108, 11 6
Airconditioning met gescheiden regeling
................................................
111, 11 6
Alarmknipperlichten
..............................
157, 307
Alarmsysteem
.................................................
70
Allesdragers
..................................................
293
Antiblokkeersysteem (ABS)
.................. 16
0
, 161
Antispinregeling (ASR)
..........
26, 160 , 162, 16 4
Armleuning achter
......................................... 13
4
Armleuning vóór
...............................
.............
124
Audioversterker
.............................................
12 2
Automatische airconditioning
....................... 10
5
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
............................
111, 11 6
Automatische ruitenwissers
..................
152, 155
Automatische transmissie
..............
10, 2 11 , 216 ,
217 , 219 , 302 , 332
Automatisch inschakelen verlichting
...................................
141, 146 , 147
Automatisch noodremsysteem
....................
21, 26 , 247 , 250
Autoradio
.........................................................
45
B
A
Bagageafdekking ............................... ...........13 6
Bagagenet voor hoge belading .....................137
Bagageruimte
...................................... 75, 76 , 79
Banden
.................................................... 10, 345
Bandenreparatieset
...................................... 309
Bandenspanning
............................. 10, 316 , 345
Bandenspanningscontrole (met set)
...............
....................................... 312
Bandenspanning te laag (detectie)
...............
...................................... 223
Batterij afstandsbediening
........................ 63,
66
Batterij afstandsbediening vervangen
...............................
......................66
Bekerhouder
................................................. 11 9
Beladen
........................................... 10, 137 , 293
Benzinemotor
............................... 283, 295 , 338
Binnenspiegel
............................................... 10
1
BlueHDi
..................................... 37, 40 , 303 , 308
Bochtverlichting, statisch
.............................. 1
51
Boordcomputer
......................................... 43, 44
Boordgereedschap
...............................13 9, 309
Brandstof
................................................. 10, 283
Brandstofadditief
........................................... 301
Brandstofniveaumeter
................................... 2
81
Brandstoftank
........................................ 281, 282
Brandstof tanken
.................................... 281-283
Brandstoftank leeg (diesel)
...........................308
Brandstofverbruik
........................................... 10
Brandstofvulklep
................................... 2
81, 282
Buitenlandse reizen
...................................... 143
Buitenspiegels ......................... 99, 10 0 , 118, 260
Index
3
.
12:13 18,5 21,5 23 °C
Audio en telematica
Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van
de uitvoering):
- FM-/DAB * -/AM * -frequentieband.
- USB-stick.
- CD-speler.
- Via de AUX-aansluiting aangesloten
mediaspeler ( jack, kabel niet
meegeleverd).
- Telefoon aangesloten via Bluetooth * en
Bluetooth * multimedia-streaming.
*
Afhankelijk van de uitrusting.
Bepaalde informatie wordt permanent in
de bovenste balk van het touchscreen
weergegeven:
- Instellingen van de airconditioning,
en rechtstreekse toegang tot het
desbetreffende menu.
- Rechtstreekse toegang tot de keuze van de
geluidsbron, de lijst met zenders (of titels,
afhankelijk van de geluidsbron).
- Toegang tot de notificaties van berichten,
e-mails, updates van kaartgegevens en,
afhankelijk van de beschikbaarheid, de
aanwijzingen van het navigatiesysteem.
- Toegang tot de instellingen van
het touchscreen en het digitale
instrumentenpaneel.
Bij zeer hoge temperaturen kan het
geluidsvolume worden beperkt om
het systeem te beschermen. Het
systeem kan gedurende ten minste
5 minuten stand-by (scherm en geluid
uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is
gezakt, zal de oorspronkelijke instelling
weer worden gebruikt.
Via het menu "Instellingen" kunt
u een profiel voor één persoon
of voor een groep personen met
gemeenschappelijke instellingen
aanmaken, waarbij vele instellingen
mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio,
audio-instellingen, geschiedenis
navigatiesysteem, favoriete contacten,
enz.). De instellingen worden
automatisch aangepast.
6
12:13 18,5 21,5 23 °C
21,518,5
12:1323 °C12:13 18,5 21,5 23 °C
12:13 18,5 21,5 23 °C
Audio en telematica
Online navigatie
Rijden
Connect-App
Instellen van de navigatie en kiezen van de
bestemming.
Gebruiken van de beschikbare realtime-
diensten, afhankelijk van de uitrusting.
Activeren, deactiveren en configureren van
bepaalde functies van de auto.
Gebruiken van bepaalde apps van de
smartphone met internetverbinding, via
CarPlay
® of MirrorLink TM .
Controleer de Bluetooth®- en Wi-Fi-verbinding
van uw smartphone.
Menu's
Airconditioning
Instellen van de temperatuur en de
aanjagersnelheid.
Afhankelijk van de uitvoering