2–44
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Voorwaarts gericht type
WAARSCHUWING
Nooit een voorwaarts gericht
peuterzitje op de verkeerde zitplaats
installeren:
Het installeren van een voorwaarts
gericht peuterzitje zonder eerst de
tabel “Geschiktheid van kinderzitjes
voor diverse zitposities” te raadplegen
is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht
peuterzitje dat op de verkeerde zitting
wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste
wijze worden bevestigd. Bij een botsing
zou het kind iets of iemand in de auto
kunnen raken en ernstig letsel kunnen
oplopen, mogelijk met dodelijke a À oop.
WAARSCHUWING
Vermijd het plaatsen van een
voorwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting tenzij dit niet te
vermijden is:
Bij een botsing kan de kracht van
een airbag die wordt opgeblazen
ernstig of dodelijk letsel aan het kind
toebrengen. Als het installeren van
een voorwaarts gericht kinderzitje
op de voorpassagierszitting niet te
vermijden is, de voorpassagierszitting
zover mogelijk naar achteren schuiven
en het zitkussen (hoogte-afstelbaar
zitkussen) in de hoogste stand zetten
waarbij de veiligheidsgordel waarmee
het kinderzitje is bevestigd stevig is
aangetrokken.
2–45
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Installatiepositie van juniorenzitje
Een juniorenzitje wordt uitsluitend in de
voorwaarts gerichte positie gebruikt.
Zie de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities” voor
de installatiepositie van een juniorenzitje
(pagina 2-46 ).
WAARSCHUWING
Installeer altijd een juniorenzitje altijd
op de juiste zitplaats:
Het installeren van een juniorenzitje
zonder eerst de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities”
te raadplegen is gevaarlijk. Een
juniorenzitje dat op de verkeerde zitting
wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste
wijze worden bevestigd. Bij een botsing
zou het kind iets of iemand in de auto
kunnen raken en ernstig letsel kunnen
oplopen, mogelijk met dodelijke a À oop.
Vermijd het plaatsen van een
voorwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting tenzij dit niet te
vermijden is:
Bij een botsing kan de kracht van
een airbag die wordt opgeblazen
ernstig of dodelijk letsel aan het kind
toebrengen. Als het installeren van
een voorwaarts gericht kinderzitje
op de voorpassagierszitting niet te
vermijden is, de voorpassagierszitting
zover mogelijk naar achteren schuiven
en het zitkussen (hoogte-afstelbaar
zitkussen) in de hoogste stand zetten
waarbij de veiligheidsgordel waarmee
het kinderzitje is bevestigd stevig is
aangetrokken.
2–49
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Kinderzitjes met veiligheidsgordelbevestiging
Kinderzitjegroep Leeftijdsgroep Gewichtsgroep Ty p e
kinderzitje
Voorpassagierszitting
Achterzitting
(buiten) Achterzitting
(midden) Zonder
Inzittende
voorpassagier
detectiesysteem Met Inzittende voorpassagier
detectiesysteem
(Airbag
ingeschakeld) (Airbag
uitgeschakeld)
GROEP 0 Tot ongeveer 9
maanden oud Minder dan
10 kg Babyzitje X X X U L *1
GROEP
0
To t
ongeveer 2
jaar oud Minder dan
13 kg Babyzitje X X X U L *1
GROEP 1 Ongeveer
8 maanden
tot 4 jaar
oud 9 kg — 18
kg
Peuterzitje L *2 L *2 L *2 U X
GROEP 2 Ongeveer
3 tot 7 jaar
oud 15 kg —
25 kg
Juniorenzitje L *2 L *2 L *2 U L *1
GROEP 3 Ongeveer
6 tot 12
jaar oud 22 kg —
36 kg
Juniorenzitje L *2 L *2 L *2 U L *1
Betekenis van de letters die in bovenstaande tabel worden gebruikt:
U = Geschikt voor universeel, categorie kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
L = Er kan een origineel Mazda-kinderzitje worden geïnstalleerd. Zie de accessoirecatalogus voor kinderzitjes die
geïnstalleerd kunnen worden.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
*1 Wanneer een kinderzitje op de middelste zitplaats van de achterzitting wordt geïnstalleerd, geen inzittenden op
de buitenste linkerzitting van de achterzitting laten plaatsnemen.
*2 Wanneer een kinderzitje op de voorpassagierszitting wordt geïnstalleerd, de zittingverstelling zo ver
mogelijk naar achteren afstellen. Zet het zitkussen in de hoogste stand zodat het kinderzitje stevig met de
veiligheidsgordel kan worden vastgemaakt.
Zie Gebruik van de zittingen op pagina 2-6 .
(Overige landen)
Houd u aan de in uw land geldende wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van
kinderzitjes.
2–54
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
Voorzorgsmaatregelen betreffende de aanvullende
beveiligingssystemen (SRS)
De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten verschillende
typen airbags. Ga na met welke verschillende soorten airbags uw auto is uitgerust door
de plaatsen met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze indicatoren zijn
zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
De airbags zijn op de volgende plaatsen ingebouwd:
De stuurwielnaaf (bestuurdersairbag)
Het dashboard aan de passagierszijde (voorpassagiersairbag)
De buitenste zijden van de rugleuningen van de voorzittingen (zij-airbags)
De voorruit- en achterruitstijlen en de dakrand langs beide zijden (gordijn-airbags)
Auto’s voor Rusland hebben een sensor die mogelijk over de kop slaan van de auto kan
detecteren.
De aanvullende beveiligingssystemen van de airbags zijn bestemd voor het verlenen van
aanvullende bescherming in bepaalde situaties, zodat het gebruik van de veiligheidsgordels
op de volgende manieren altijd van belang is:
Zonder gebruik van de veiligheidsgordels kunnen de airbags geen voldoende bescherming
bieden tijdens een aanrijding. Gebruik van de veiligheidsgordels is van belang voor:
De passagier van een zich opblazende airbag vandaan te houden.
De kans op letsel te verminderen tijdens een ongeluk waarbij de airbag niet wordt
opgeblazen, zoals een achteraanrijding.
De kans op letsel te verminderen tijdens een frontale, bijna frontale of zijdelingse botsing,
of als de auto over de kop slaat, die niet ernstig genoeg zijn om de airbags op te blazen.
De kans om uit het voertuig te worden geslingerd te verminderen.
Vermindering van de kans op letsel aan het onderlichaam en benen tijdens een aanrijding,
aangezien de airbags voor deze lichaamsdelen geen bescherming bieden.
De bestuurder in een positie te houden waarbij een betere controle over de auto mogelijk
is.
2–55
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
Als uw auto ook is uitgerust met een inzittende voorpassagier detectiesysteem,
raadpleeg dan Inzittende voorpassagier detectiesysteem (pagina 2-74 ) voor
bijzonderheden.
Als uw auto is uitgerust met een inzittende voorpassagier detectiesysteem, gaat het airbag-
uitgeschakeld indicatielampje van de voorpassagiersairbag gedurende een bepaalde tijd
branden nadat het contact op ON is gezet.
Een kind dat te klein is om gebruik te kunnen maken van een veiligheidsgordel dient op de
juiste wijze beveiligd te worden via het gebruik van een kinderzitje (pagina 2-33 ).
Bepaal nauwkeurig welk kinderzitje voor uw kind noodzakelijk is en volg zowel de
richtlijnen voor installatie in dit instructieboekje als de instructies van de fabrikant van het
kinderzitje.
2–56
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
WAARSCHUWING
In auto's uitgerust met airbags dienen veiligheidsgordels gedragen te worden:
Het uitsluitend vertrouwen op de airbags voor bescherming tijdens een aanrijding
is gevaarlijk. Airbags alleen kunnen geen ernstig letsel voorkomen. De betreffende
airbags worden uitsluitend opgeblazen bij het eerste ongeval, zoals een frontale, bijna
frontale of zijdelingse botsing, of als de auto over de kop slaat, met een gematigde of
grotere kracht. De inzittenden dienen dus altijd hun veiligheidsgordels te dragen.
Kinderen mogen niet meerijden op de voorpassagierszitting:
Het plaatsen van een kind van 12 jaar of jonger op de voorzitting is gevaarlijk. In het
geval een airbag geactiveerd wordt, zou het kind ernstig of zelfs dodelijk letsel kunnen
oplopen. Een slapend kind is geneigd tegen een portier te leunen en loopt daardoor
meer risico bij een gematigde botsing aan de voorpassagierszijde van het voertuig
door de zij-airbag geraakt te worden. Bevestig een kind van 12 jaar of jonger voor
zover mogelijk steeds op de achterzittingen en maak daarvoor gebruik van het juiste
kinderzitje overeenkomstig de leeftijd en de grootte van het kind.
Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen
worden:
Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde
door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
aan het KIND toebrengen.
Zelfs bij een gematigde botsing kan het kinderzitje door een activerende airbag geraakt
worden en met kracht naar achteren verplaatst worden, waardoor het kind ernstig of
dodelijk letsel zou kunnen oplopen.
2–57
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
WAARSCHUWING
Ga niet te dichtbij de airbags van bestuurder en voorpassagier zitten:
Het te dichtbij de airbagmodules van bestuurder en voorpassagier zitten of er handen
of voeten op plaatsen is uiterst gevaarlijk. De airbags van bestuurder en voorpassagier
worden met grote kracht en snelheid opgeblazen. Als iemand er zich te dichtbij bevindt
kan dit ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient altijd alleen de rand van het
stuurwiel vast te houden. De passagier op de voorzitting dient beide voeten op de vloer
te houden. De inzittenden van de voorzitting dienen hun zittingen zover mogelijk naar
achteren af te stellen en altijd rechtop tegen de rugleuningen te zitten en op de juiste
wijze gebruik te maken van de veiligheidsgordels.
Ga in het midden van de zitting zitten en draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze:
Het te dichtbij de zij-airbagmodules zitten of er handen op plaatsen of tegen het portier
geleund slapen of uit de ramen hangen is uiterst gevaarlijk. De zij- en gordijn-airbags
worden met grote kracht en snelheid direct langs het portier aan de zijde waar de auto
geraakt is opgeblazen. Ernstig letsel kan worden veroorzaakt als iemand te dicht bij
het portier zit of tegen een raam leunt of als passagiers op de achterzitting zich aan de
zijkanten van de rugleuningen van de voorzittingen vasthouden. Geef de zij- en gordijn-
airbags voldoende ruimte om te functioneren door tijdens het rijden in het midden van
de zitting plaats te nemen en de veiligheidsgordels op de juiste wijze te dragen.
Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar de airbags van
bestuurder en voorpassagier geactiveerd worden:
Het bevestigen van een voorwerp aan de airbagmodules van bestuurder en
voorpassagier of iets voor de modules plaatsen is gevaarlijk. Bij een aanrijding zou het
voorwerp de activering van de voor-airbag kunnen hinderen en aan de inzittenden letsel
kunnen toebrengen.
Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een zij-airbag
geactiveerd wordt:
Het bevestigen van voorwerpen aan de voorzitting op zodanige manier dat de buitenste
zijde van de zitting op enigerlei wijze wordt afgedekt, is gevaarlijk. Bij een aanrijding
zou het voorwerp de werking van de zij-airbag welke vanuit de buitenste zijde van
de rugleuning van de voorzitting wordt opgeblazen kunnen hinderen, waardoor de
aanvullende beveiliging van het zij-airbagsysteem ongedaan gemaakt wordt of de
airbag in een richting kunnen sturen die gevaarlijk is. Verder bestaat de kans dat de
airbag opengesneden wordt en dat het gas ontsnapt.
Hang geen opbergnetten, kaartzakjes of rugzakken met riemen aan de voorzittingen.
Gebruik nooit zittinghoezen op de voorzittingen. Houd de zij-airbagmodules in uw
voorzittingen steeds vrij van obstakels, zodat de zij-airbags bij een botsing vanaf de
zijkant ongehinderd in werking kunnen treden.
2–58
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
WAARSCHUWING
Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een gordijn-airbag
geactiveerd wordt:
Het bevestigen van voorwerpen op plaatsen waar de gordijn-airbags geactiveerd worden
zoals op de voorruit, de zijportierruit, op de voorruit- en achterruitstijlen en langs de
dakrand en op de steungrepen is gevaarlijk. Bij een aanrijding zou het voorwerp de
werking van de gordijn-airbag die vanuit de voorruit- en achterruitstijlen en langs de
dakrand wordt opgeblazen kunnen hinderen, waardoor de aanvullende beveiliging
van de gordijn-airbagsystemen ongedaan gemaakt wordt of de airbag in een richting
kunnen sturen die gevaarlijk is. Verder bestaat de kans dat de airbag opengesneden
wordt en dat het gas ontsnapt.
Geen kleerhangers of andere voorwerpen aan de steungrepen ophangen. Bij het
ophangen van kleding, deze rechtstreeks aan de kledinghaak hangen. Houd de gordijn-
airbags steeds vrij van obstakels, zodat deze bij een zijdelingse botsing, of als de auto
over de kop slaat, ongehinderd in werking kunnen treden.
Raak nadat de airbags zijn opgeblazen de onderdelen van het aanvullend
beveiligingssysteem niet aan:
Aanraken van de onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem nadat de airbags
zijn opgeblazen is gevaarlijk. Onmiddellijk na het opblazen zijn deze bijzonder heet.
Hierdoor bestaat de kans op brandwonden.
Monteer dus nooit uitrusting aan de voorzijde van uw wagen:
Monteren van uitrusting aan de voorzijde van de wagen, zoals een frontale crashbar
(kangoeroe crashbar, vee crashbar, aanduwstang, of dergelijke), sneeuwploeg of lieren
is gevaarlijk. Dit kan een nadelige invloed hebben op het systeem van de airbag crash
sensoren. Hierdoor zouden de airbags onvoorzien geactiveerd kunnen worden of wordt
verhinderd dat de airbags tijdens een aanrijding worden opgeblazen. De inzittenden
voorin zouden als gevolg hiervan ernstig letsel kunnen oplopen.
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Wijzigen van de vering van de wagen is gevaarlijk. Als de hoogte van de auto of de
vering veranderd wordt, zal de auto een botsing, of over de kop slaan, niet meer correct
kunnen registreren, hetgeen een onjuiste of onverwachte activering van de airbag tot
gevolg kan hebben waarbij de kans bestaat op ernstig letsel.