De modus starten met afstandsbediening
afsluiten zonder met de auto te rijden
Druk één keer op de toets Remote Start
(starten op afstand) of laat de motor gedu-
rende de volledige 15 minuten draaien.
OPMERKING:
Om onbedoeld uitschakelen te voorkomen,
blokkeert het systeem het eenmaal indrukken
van de toets Remote Start (starten op af-
stand) gedurende twee seconden nadat een
geldig verzoek is ontvangen om te starten op
afstand.
De modus starten met afstandsbediening
afsluiten en met de auto gaan rijden
Voordat de cyclus van 15 minuten is verstre-
ken, drukt u kort op de ontgrendeltoets op de
sleutelhouder om de portieren te ontgrende-
len, of het voertuig te ontgrendelen met
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry via de
portiergrepen, en het alarm uit te schakelen
(indien aanwezig). Druk vervolgens voordat
de cyclus van 15 minuten is verstreken op de
toets START/STOP en laat deze weer los.OPMERKING:
Op modellen die zijn uitgerust met Keyless
Enter-N-Go — Passive Entry verschijnt het
bericht "Remote start active — Push start
button" (Starten op afstand actief — Druk op
startknop) op het display in de instrumenten-
groep totdat u op de toets START drukt.
Comfort Systems (comfortsystemen) —
indien aanwezig
Wanneer starten met de afstandsbediening
wordt geactiveerd, werkt Auto-Comfort altijd
wanneer de temperatuur goed is. Wanneer de
functie is ingeschakeld, ongeacht of het star-
ten met de afstandsbediening of gewoon star-
ten zonder sleutel betreft, wordt de stoelver-
warming van de bestuurder automatisch
ingeschakeld bij koud weer. Bij warm weer
wordt het ventilatiesysteem in de bestuur-
dersstoel automatisch ingeschakeld wanneer
de auto met de afstandsbediening wordt ge-
start. Deze functies blijven ingeschakeld tij-
dens het starten op afstand of totdat het
contact in de stand ON/RUN wordt gezet.OPMERKING:
Het automatische comfortsysteem kan wor-
den in- en uitgeschakeld via het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellin-
gen van Uconnect" in het hoofdstuk "Multi-
media" in uw gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie
over de werking van het comfortsysteem.
Algemene informatie
De volgende wettelijke verklaring geldt voor
alle radiofrequente (RF) apparaten in dit
voertuig:
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de
FCC-voorschriften en aan de RSS-norm(en)
van de Industry Canada-ontheffing. De appa-
ratuur moet voldoen aan de volgende twee
voorwaarden:
1. Deze apparatuur mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken en
2. De apparatuur moet eventuele ontvangen
interferentie tolereren, ook interferentie
die mogelijk een ongewenste werking
veroorzaakt.
19
WAARSCHUWING!
onjuiste bandenspanning of ongelijkma-
tige bandenslijtage kan leiden tot een
verslechterde werking van ESC. Elk wij-
ziging van het voertuig of onvoldoende
onderhoud van het voertuig die leidt tot
een afname van de effectiviteit van het
ESC-systeem kan het risico van verlies
van de macht over het stuur, het over de
kop slaan en (dodelijk) letsel vergroten.
Bedrijfsmodi van ESC
OPMERKING:
Afhankelijk van het model en de bedrijfsmo-
dus, heeft het ESP-systeem meerdere stan-
den.
ESC ingeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus voor het
ESP-systeem. Als de auto wordt gestart, be-
vindt het ESP-systeem zich in deze modus.
Deze modus moet worden gebruikt voor het
merendeel van de rijomstandigheden. Alter-natieve ESP-modi mogen alleen om speci-
fieke redenen worden gebruikt, zoals wordt
beschreven in de volgende paragrafen.
Gedeeltelijk uitgeschakeld
De modus "Gedeeltelijk uit" is bedoeld voor
situaties waarin een meer dynamische rijer-
varing gewenst is. Deze modus wijzigt moge-
lijk de drempelwaarden voor activering van
ASR en ESP, waardoor meer wielspin wordt
toegestaan dan normaal. Deze modus kan
nuttig zijn wanneer u met de auto vast komt
te zitten.
Als u de modus "Gedeeltelijk uit" wilt active-
ren, drukt u kort op de toets "ESC Off",
waarna het controlelampje "ESC Off" gaat
branden. Als u ESP opnieuw wilt inschake-
len, drukt u nogmaals kort op de toets "ESC
Off". Het controlelampje "ESC Off" gaat uit.
OPMERKING:
Voor voertuigen met meerdere gedeeltelijke
ESP-modi kan met een drukknop worden ge-
schakeld tussen de ESC-modi. Om terug te
keren naar ESP Aan moet meermaals op de
knop worden gedrukt.OPMERKING:
• Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de ASR-functie van ESC uit-
geschakeld (behalve de slipbeperking die
is beschreven de paragraaf over ASR) en
brandt het indicatielampje "ESC uit".
Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de functie voor het verminde-
ren van het motorvermogen van ASR uit-
geschakeld en neemt de verbeterde voer-
tuigstabiliteit die het ESC-systeem biedt
af.
• Trailer Sway control (TSC) is uitgeschakeld
wanneer het ESC-systeem in de stand "Ge-
deeltelijk uit" staat.
Volledig uit — indien aanwezig
Deze modus is uitsluitend bedoeld voor ge-
bruik buiten openbare wegen en voor terrein-
rijden en mag niet gebruikt worden op de
openbare weg. In deze modus, zijn de func-
ties ASR en ESP uitgeschakeld. Om de volle-
dig uitgeschakelde modus in te schakelen,
houdt u de schakelaar "ESP uit" gedurende
vijf seconden ingedrukt, terwijl het voertuig
stilstaat en de motor draait. Na vijf seconden,
klinkt een geluidssignaal en gaat het contro-
103
ADAPTIEVE CRUISECONTROL
(ACC) ....................188
Activering..................189
Gewenste snelheid instellen........189
De snelheid aanpassen...........189
Hervatten...................191
Uitschakelen.................191
Volgafstand instellen............191
Modus wijzigen...............192
PARKSENSE PARKEERHULPSYS-
TEEM....................193
ParkSense sensoren.............193
ParkSense in-/uitschakelen........193
Display in de instrumentengroep.....193
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense..................194
PARKSENSE PARKEERSENSOREN
VOOR EN ACHTER...........195
ParkSense sensoren.............195
In-/uitschakelen...............196
In- en uitschakelen.............196
Rijden met aanhanger...........196
Algemene waarschuwingen........197
ACTIEF PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG................197
RIJSTROOKDETECTIE........198
Werking van rijstrookdetectie.......198
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen. . .199
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie . .199
Status van rijstrookdetectie wijzigen . . .200
PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA......201
Symbolen en berichten op het display. .201
BRANDSTOF TANKEN —
BENZINEMOTOR............201
Noodontgrendeling voor
brandstofvulklep...............203
TANKEN — DIESELMOTOR. . . .204
Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden...................206
Brandstofopslag - dieselbrandstof. . . .206
Diesel Exhaust Fluid (DEF)........206
Opslag van Diesel Exhaust Fluid (DEF) . .207
Diesel Exhaust Fluid (DEF) bijvullen. . .207
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER..............210
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — Niet-SRT. . . .210
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten) — SRT.......211
Trekhaakkap verwijderen (Summit-
modellen) — indien aanwezig.......212
Trekhaakkap verwijderen
(SRT-modellen) — indien aanwezig . . .213
DE AUTO SLEPEN ACHTER
EEN CAMPER...............215
Slepen van deze auto achter een ander
voertuig....................215
Slepen achter een camper - modellen
met tweewielaandrijving..........216
Slepen achter een camper —
Quadra-Trac I (tussenbak met één
versnelling) modellen met
vierwielaandrijving.............216
Slepen achter een camper —
Quadra–Trac II/Quadra–Drive II
modellen met vierwielaandrijving.....217
STARTEN EN RIJDEN
160
WAARSCHUWING!
schuw kinderen dat ze niet aan de hand-
rem, het rempedaal of de schakelhendel
mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet in of bij de
auto achter (of op een plaats die bereik-
baar is voor kinderen) en laat de contact-
schakelaar niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
• Schakel alleen naar of uit PARK of RE-
VERSE als de auto volledig stilstaat.
• Schakel niet tussen PARK, REVERSE,
NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motor-
toerental dan stationair.
• Als u naar een versnelling schakelt,
moet u het rempedaal stevig ingetrapt
houden.OPMERKING:
U moet het rempedaal ingetrapt houden wan-
neer u uit PARK schakelt.
Sleutelblokkering
Dit voertuig is uitgerust met sleutelblokke-
ring waardoor de transmissie in de stand
PARK moet worden gezet voordat het contact
in de stand OFF kan worden gezet. Hiermee
wordt voorkomen dat de bestuurder per onge-
luk uit de auto stapt zonder de schakelhendel
in de stand PARK te zetten. Daarnaast ver-
grendelt het systeem ook de transmissie in de
stand PARK wanneer het contact in de stand
OFF staat.
Blokkeersysteem rem/transmissie
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor zorgt dat
de schakelknop in de stand PARK blijft tenzij
het rempedaal wordt ingetrapt. Om de scha-
kelhendel uit de stand PARK te kunnen zet-
ten, moet de motor draaien en het rempedaal
moet worden ingetrapt. Het rempedaal moetook worden ingetrapt om van de neutraal-
stand naar de rij- of achteruitrijstand te scha-
kelen wanneer het voertuig stilstaat of met
lage snelheid rijdt.
ECO-modus
De ECO-modus kan het totale brandstofver-
bruik van de auto verbeteren tijdens normale
rijomstandigheden. Druk op de ECO-
schakelaar in het midden van het instrumen-
tenpaneel om de ECO-modus in of uit te
schakelen. Een lampje op de schakelaar
geeft aan wanneer de ECO-modus is uitge-
schakeld (voor standaard modellen) of inge-
schakeld (voor SRT-modellen).
167
Wanneer de ECO-modus is ingeschakeld, ver-
anderen de voertuigregelsystemen als volgt:
• De transmissie schakelt eerder op en later
terug.
• Het algehele rijgedrag is meer conserva-
tief.
• Voertuigen met Quadra-Lift-luchtvering
werken in de stand "Aero" over een breder
snelheidsbereik. Raadpleeg het hoofdstuk
over Quadra-Lift voor meer informatie.• Bij SRT-modellen, zal de transmissie (van-
uit stilstand) wegrijden in de tweede ver-
snelling, en de koppelomvormerkoppeling
kan inschakelen bij lagere motortoerental-
len en langer ingeschakeld blijven.
• Sommige functies van de ECO-modus
kunnen tijdelijk worden uitgeschakeld
vanwege de temperatuur en andere
factoren.
Actieve ruisonderdrukking — indien aanwe-
zig
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
actieve ruisonderdrukking. Dit systeem
maakt gebruik van vier microfoons inge-
bouwd in de hemelbekleding om ongewenste
uitlaatgeluiden te detecteren die soms optre-
den in de ECO-modus. Een ingebouwde fre-
quentiegenerator wekt via de geluidsinstalla-
tie neutraliserende geluidsgolven op in de
auto het geluid te onderdrukken.
Achttraps automatische transmissie
Uw voertuig is uitgerust met een brandstof-
zuinige versnellingsbak met 8 versnellingen.
De versnellingshendel bevindt zich in de
middenconsole.De schakelhendel heeft de standen PARK,
REVERSE, NEUTRAL, DRIVE en MANUAL
(AutoStick). U kunt handmatig schakelen
met behulp van het AutoStick schakelsys-
teem (raadpleeg de paragraaf "AutoStick" in
dit hoofdstuk voor meer informatie). Door de
schakelhendel naar voren (-) of achteren (+)
te bewegen terwijl deze in de stand MANUAL
ECO-schakelaarVersnellingshendel
1 — Vergrendeltoets
2 — Versnellingshendel
STARTEN EN RIJDEN
168
•TRACK– Kalibratie voor wegracen op on-
dergronden met veel tractie. De aandrijf-
lijn is geoptimaliseerd voor maximale trac-
tie. Enig slippen kan voelbaar zijn op
moeilijke ondergronden. Deze functie
wordt gereset naar AUTO aan als het con-
tact wordt ingeschakeld.
•TOW- Gebruik deze modus voor het trek-
ken en vervoeren van zware lasten. De
vering van de auto gaat in de sportstand.
Trailer Sway Control wordt ingeschakeld in
het ESC-systeem. Deze functie wordt ge-
reset naar AUTO aan als het contact wordt
ingeschakeld.
Custom
In deze modus kan de bestuurder een aange-
paste autoconfiguratie maken, die wordt op-
geslagen voor een snelle keuze van de favo-
riete instellingen. Het systeem keert terug
naar de modus AUTO (automatisch) wanneer
de contactsleutel van RUN naar OFF wordt
gedraaid als deze modus is geselecteerd. In
de aangepaste modus kunnen de instellingen
voor stabiliteit, transmissie, stuurinrichting,ophanging, aandrijving op alle wielen en
schakelflippers worden geconfigureerd via de
instellingen voor de aangepaste modus.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
Actief dempingssysteem
Deze auto is uitgerust met een elektronisch
geregeld dempingssysteem. Dit systeem ver-
mindert het overhellen en de hellingshoek
van de carrosserie in veel rijomstandigheden
waaronder bochten, accelereren en remmen.
Er zijn 3 modi:
•Street Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, SNOW en CUSTOM.) -
wordt gebruikt bij hoge snelheden waarbij
een gevoel van comfortabel rijden gewenst
is.
•Sport Mode(Beschikbaar in de terreinstan-
den AUTO, SPORT, CUSTOM en TOW.) -
biedt een stevige vering voor betere rijei-
genschappen.•Track Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, TRACK en CUSTOM.) -
biedt een zeer stevige vering voor een
agressieve race-ervaring.
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal los te laten of het gaspedaal in te
trappen, wordt de motor automatisch weer
gestart.
183
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICH-
TEN .....................222
Bediening...................222
SOS-EMERGENCY CALL (ALLEEN
BESCHIKBAAR VOOR RUSSISCHE
DOUANE-UNIE).............222
GLOEILAMPEN VERVANGEN . . .226
Vervangingslampen.............226
Lampen vervangen.............228
ZEKERINGEN..............232
Algemene informatie............232
Zekeringen onder de motorkap......232
WIELEN VERWISSELEN EN
GEBRUIK VAN DE KRIK.......237
Run-flat-banden — SRT-modellen. . . .237
Opbergruimte krik en reservewiel.....237
Procedure voor verwisselen........243
Verklaring van conformiteit........243
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik
van de krik..................246
STARTEN MET STARTKABELS . .247
Voorbereiding voor starten met
startkabels..................247
Starten met startkabels..........248
TANKEN IN NOODGEVALLEN . .250
OVERVERHITTING VAN
DEMOTOR ................250
HANDMATIGE PARKEERONTGREN-
DELING...................250
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER
VRIJKRIJGEN..............252
SLEPEN VAN EEN AUTO MET
PECH ....................253
Zonder sleutelhouder............255
Uitvoeringen met tweewielaandrijving . .255
Uitvoeringen met vierwielaandrijving . .256
UITGEBREID ONGELUKKENRES-
PONSSYSTEEM (EARS).......256
EVENT DATA RECORDER
(EDR)....................256
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
221