
Wat te doen in een noodgeval
Waarschuwingssignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-2• Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-2
Wat te doen in een noodgeval tijdens het rijden . . 6-3 • Als de motor afslaat op een kruispunt of splitsing. . . 6-3
• Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt . . . . . . 6-3
• Als de motor afslaat tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . 6-3
Als de motor niet gestart kan worden . . . . . . . . . . 6-4 • Als de motor niet of langzaam ronddraait . . . . . . . . . 6-4
• Als de motor normaal ronddraait maar niet aanslaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-4
Starten met hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-5 • Starten met een hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-5
• Aanduwen of aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-7
Als de motor oververhit raakt. . . . . . . . . . . . . . . . . 6-8
Controlesysteem lage bandenspanning (TPMS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-9
• Controleer de bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-9
• Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . . . . . . . 6-10
• Controlelampje storing TPMS (bandenspanningscontrolesysteem) . . . . . . . . . . . . . 6-13
• Een wiel wisselen met TPMS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-14 Lekke band (met reservewiel) . . . . . . . . . . . . . . . . 6-17
• Krik en gereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-17
• Verwijderen en opbergen van het reservewiel . . . . . 6-18
• Wielen verwisselen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-19
• Aanhaalmoment wielmoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-23
• Kriklabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-26
• EG-conformiteitsverklaring voor krik . . . . . . . . . . . 6-27
Lekke band (met Tire Mobility Kit). . . . . . . . . . . 6-28 • Introductie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-29
• Componenten van de Tire Mobility Kit . . . . . . . . . . 6-30
• Gebruik van de Tire Mobility Kit (TMK) . . . . . . . . 6-31
• Het dichtmiddel verdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-33
• Controleren van de bandenspanning . . . . . . . . . . . . 6-34
• Aanwijzingen voor het veilig gebruik van de Tire Mobility Kit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-35
• Technische specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-35
Slepen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-36 • Slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-36
• Afneembare trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-37
• Slepen in een noodgeval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-38
6

Wat te doen in een noodgeval
2
6
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
Alarmknipperlichten De alarmknipperlichten dienen ervoor
om de overige weggebruikers te
waarschuwen om extra voorzichtigheid inacht te nemen bij het naderen, inhalen of
passeren van uw auto.
Ze dienen te worden gebruikt in noodsituaties of als de auto aan de kant
van de weg tot stilstand is gekomen.
Druk de schakelaar van de
alarmknipperlichten in met het contact in
een willekeurige stand. De schakelaar
alarmknipperlichten bevindt zich in het
dashboard. De schakelaar zorgt ervoor
dat alle knipperlichten geactiveerd
worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
• De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
• Wees voorzichtig bij het gebruiken van de alarmknipperlichten wanneer de
auto gesleept wordt.
ODM042242
ODM042243
ONC047620L
■Type A
■Type B
■Type C

63
Wat te doen in een noodgeval
WAT TE DOEN IN EEN NOODGEVAL TIJDENS HET RIJDEN
Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt
• Zet de selectiehendel in stand N als de motor afslaat op een kruising of
kruispunt en duw de auto naar een
veilige plek.
• Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde transmissie en niet
is voorzien van een contactslot, kan de
auto naar voren bewegen wanneer u
naar de tweede of derde versnelling
schakelt en vervolgens de startmotor
inschakelt zonder het
koppelingspedaal in te trappen. Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
1. Laat het gaspedaal los en verminder
vaart terwijl u rechtuit blijft rijden. Trap niet direct het rempedaal in en probeer
ook niet direct naar de kant van de wegte sturen omdat u hierdoor de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
Rem voorzichtig zodra de snelheid zo
laag is dat u dat veilig kunt doen en zet
de auto aan de kant van de weg.
Zet de auto zoveel mogelijk aan de
kant van de weg en parkeer op een
stevige, vlakke ondergrond. Parkeer
niet in de middenberm als u op een
snelweg rijdt met gescheiden rijbanen.
2. Zet als de auto stilstaat de alarmknipperlichten aan, activeer de
parkeerrem en zet de transmissie in
stand P (automatische transmissie) of
in de achteruit (handgeschakelde
transmissie).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die zijde van
de auto die van het langsrijdende
verkeer afgewend is.
4. Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dit hoofdstuk. Als de motor afslaat tijdens het rijden
1. Laat de auto geleidelijk uitrollen en blijf
daarbij rechtuit rijden. Probeer de auto
op een veilige plaats tot stilstand tebrengen.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Probeer nogmaals de motor te starten. We adviseren u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer als
de motor niet start.

619
Wat te doen in een noodgeval
Opbergen van het reservewiel:
1.Plaats het wiel op de grond met hetventiel naar boven.
2.Plaats het wiel onder de auto en bevestig de houder (1) midden in het wiel.
3.Draai de sleutel rechtsom totdat hij klikt. Wielen verwisselen
1.Plaats de auto op een stevige en
vlakke ondergrond en trek de
parkeerrem stevig aan.
2.Zet de versnellingspook in de achteruitversnelling
(handgeschakelde transmissie) of
zet de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie).
3.Schakel de alarmknipperlichten in.
WAARSCHUWING
Zorg dat de reservewielhouder
en het midden van het
reservewiel goed uitgelijnd zijn
om te voorkomen dat het
reservewiel gaat rammelen.
Anders kan het reservewiel uit
de houder vallen waardoor een
ongeluk kan ontstaan.
ODM062007
1VQA4022

79
Onderhoud
Tijdens het rijden:
• Let op veranderingen in hetuitlaatgeluid en let erop dat u in het
interieur geen uitlaatgassen ruikt.
• Controleer op trillingen in het stuurwiel. Controleer of het sturen niet zwaarder
of lichter gaat dan normaal en of de
rechtuitstand niet is gewijzigd.
• Controleer of de auto niet naar één kant trekt op een vlakke, rechte weg.
• Controleer bij het remmen op vreemde geluiden, naar één kant trekken, een
grotere slag van het rempedaal of een
moeilijk in te trappen rempedaal.
• Controleer als de transmissie slipt of niet normaal werkt het niveau van de
automatische-transmissievloeistof.
• Controleer de werking van de handgeschakelde transmissie en de
koppeling.
• Controleer de werking van stand P (Park) van de automatische
transmissie.
• Controleer de werking van de parkeerrem.
• Controleer onder uw auto op lekkage (tijdens of na het gebruik van de
airconditioning kan er een plasje water
onder uw auto ontstaan; dit is een
normaal verschijnsel en duidt niet oplekkage).
Ten minste maandelijks:
• Controleer het koelvloeistofniveau in
het expansievat.
• Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief de
remlichten, richtingaanwijzers en
alarmknipperlichten.
• Controleer de bandenspanning van alle wielen inclusief het reservewiel.
Twee keer per jaar
(in het voorjaar en in het najaar):
• Controleer de radiateurslangen en de slangen van de verwarming en de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
• Controleer de werking van de ruitenwissers en -sproeiers. Reinig de
ruitenwisserbladen met een schone,
met ruitensproeiervloeistofdoordrenkte doek.
• Controleer de stand van de koplampen.
• Controleer de dempers, de uitlaatpijpen, de hitteschilden en de
bevestigingen van de uitlaat.
• Controleer de werking van de driepuntsgordels en controleer op
slijtage.
• Controleer of het profiel van de banden nog voldoende is en controleer of de
wielmoeren goed zijn aangedraaid.

755
Onderhoud
Naam zekeringSymboolStroomsterktezekeringBeveiligd onderdeel
INTERIOR LAMP15ABagageruimteverlichting, verlichting make-upspiegel links/rechts,
verlichting dakconsole, middelste interieurverlichting, leeslamp links/rechts
MULTI MEDIAMULTI
MEDIA15AAudiosysteem, hoofdunit A/V- en navigatiesysteem, E-CALL Module
MDPS7.5AMDPS-unit
HANDLE HTD15AStuurwielschakelaar
MEMORY 11
MEMORY10ARF-ontvanger, schakelaar contactslotverlichting en waarschuwingsschakelaar portier
START7.5AZonder startblokkering en Smart Key: relaiskast interieur (relais alarmsysteem)
Met startblokkering/Smart Key: motor-ECU/PCM, transmissiestandschakelaar,
Smart Key-module, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 2)
MODULE 22MODULE10A
Adaptieve koplampmodule, stuurwielkussenschakelaar,
module actieve motorkapverhoging, gloeirelais (diesel), multifunctionele servicestekker,
koplamp links/rechts, servo koplamphoogteregeling links/rechts,
module automatische koplamphoogteregeling, remlichtschakelaar,
waarschuwingssensor brandstoffilter (diesel), zekeringkast diesel (relais 1) (diesel)
CORNERING LAMP 10ARelaiskast interieur (relais bochtverlichting links/rechts)
SUNROOF 220ASchuif-/kanteldak
S/HEATER RR15AStoelverwarming links/rechts
IGNIG120AZekering- en relaiskast motorruimte (zekering - F36, F37, F38)

763
Onderhoud
Naam zekeringSymboolStroomsterktezekeringBeveiligd onderdeel
ZEKERING
E-CVVT11
E-CVVT20AECM
E-CVVT22
E-CVVT20AECM
ECU320AG4KE/G4KJ: Condensor, bobine #1/#2/#3/#4
G6DF: Condenser #1/#2, bobine #1/#2/#3/#4/#5/#6
D4HA/D4HB: motor-ECU
SENSOR210AD4HA/D4HB (VGT Regular Engine-pakket): Elektronische VGT-servo
SENSOR115A
G4KE/G4KJ: lambdasensor (bovenstrooms/benedenstrooms), oliepeilsensor, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 6/10)
G6DF: PCM, lambdasensor #1/#2/#3/#4, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 6/10)
D4HA/D4HB (VGT Regular Engine-pakket): Brandstofdoseerunit, Lambdasensor
SENSOR420AG4KE/G4KJ: PCM
B/ALARM10ARelais claxon alarmsysteem