Page 199 of 735
Kenmerken van uw auto
98
4
Modus eenmalige ritinformatie
(indien van toepassing)
Op het display worden de afstand die is afgelegd (1), het gemiddelde
brandstofverbruik (2) en de afstand die
nog met de resterende brandstof kan
worden afgelegd (3) weergegeven. Deze informatie wordt gedurende enkele
seconden weergegeven wanneer de
motor wordt afgezet en verdwijnt
vervolgens automatisch. De informatie
wordt per rit berekend. Als de geschatte afstand minder is dan
1 km (1 mi.), dan wordt de actieradius
weergegeven als "---" (3) en verschijnt er
een melding dat u moet gaan tanken (4).
✽AANWIJZING
Wanneer de waarschuwingsmelding
"Raam Open" of "Zonnedak Open" in
het instrumentenpaneel wordt
weergegeven, wordt deze melding
mogelijk niet in het instrumentenpaneel
weergegeven.
■ Type BODM066025N/ODM066025L
ODM066022N/ODM066022L
■
Type A
Page 207 of 735

Kenmerken van uw auto
106
4
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
Dit lampje gaat branden:
Als de brandstoftank bijna leeg is.
Als de brandstoftank bijna leeg is:
Vul zo snel mogelijk brandstof bij.
Waarschuwingslampjelage bandenspanning(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
• Als de spanning van een of meer banden aanzienlijk te laag is (op het
LCD-display kunt u zien welke bandenhet betreft).
Zie voor meer informatie "Bandenspanningscontrolesysteem(TPMS)" in hoofdstuk 6. Dit waarschuwingslampje blijft branden
nadat het ongeveer 60 seconden heeft
geknipperd, of het gaat herhaaldelijk
knipperen met intervallen van ongeveer 3
seconden:
• In het geval van een storing in het
TPMS.
In dat geval adviseren we u de auto zo snel mogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Bandenspanningscontrolesysteem(TPMS)" in hoofdstuk 6:
OPMERKING - Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
Doorrijden met een brandend
waarschuwingslampje voor een
laag brandstofniveau of een lagerbrandstofniveau dan 0 of E op de
brandstofmeter, kan leiden totoverslaan van de motor en
beschadiging van de katalysator(indien van toepassing).WAARSCHUWING - Uw
auto veilig tot stilstand
brengen
• Het TPMS waarschuwt niet voor ernstige en plotselinge schade
aan de banden veroorzaakt door
externe factoren.
• Als de auto instabiel aanvoelt, haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng uw
auto op een veilige plaats totstilstand.
Page 209 of 735

Kenmerken van uw auto
108
4
Waarschuwingslampje
uitlaatsysteem (DPF)(dieselmotor)
Dit waarschuwingslampje gaat branden:
• In het geval van een storing in het roetfiltersysteem (DPF).
• Als dit waarschuwingslampje gaat branden, dooft het mogelijk nadat u met de auto hebt gereden:
- met een snelheid van ten minste 60km/h of
- in een hogere dan de 2e versnelling met een motortoerental tussen 1500 en 2500 omw/min, gedurende een
bepaalde tijd (ongeveer 25 minuten).
Als het waarschuwingslampje knippert
na het uitvoeren van de procedure (op
dat moment wordt op het display een
waarschuwingsmelding weergegeven),
raden we u aan het roetfiltersysteem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
✽AANWIJZING
Als u langdurig blijft doorrijden met
een knipperend DPF-
waarschuwingslampje, kan het
roetfiltersysteem beschadigd raken en
het brandstofverbruik toenemen.
Waarschuwingslampje 4WD-systeem (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
• In het geval van een storing in het 4WD-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje te
hoge snelheid (indien van toepassing)
Dit lampje gaat knipperen:
• Wanneer u sneller rijdt dan 120 km/h.
- Dit dient om te voorkomen dat u demaximumsnelheid overschrijdt.
- Er klinkt tevens een
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 5 seconden.
120 km/h
Page 216 of 735

4 115
Kenmerken van uw auto
Controlelampje DownhillBrake Control (DBC)(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
• Als u het DBC-systeem inschakelt door op de toets DBC te drukken.
Dit lampje knippert:
• Als het DBC-systeem in werking is.
Dit lampje gaat geel branden:
• In het geval van een storing in het DBC-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Downhill Brake Control (DBC)" in hoofdstuk 5.
Hoofdwaarschuwingslampje
Dit controlelampje gaat branden:
• In geval van een storing in een van de onderstaande systemen.
- Laag ruitensproeiervloeistofniveau
(indien van toepassing)
- Storing in Blind Spot Detection (BSD) (indien van toepassing)
- Storing in Lane Departure Warning- systeem (LDWS) (indien van toepassing)
- Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS, indien van toepassing)
- Onderhoudsherinnering, enzovoorts.
Kijk op het LCD-display voor meer
informatie over de waarschuwing.
Page 225 of 735
Kenmerken van uw auto
124
4
Het Smart Parking Assist-Systeem helpt
bestuurders hun auto te parkeren door
middel van sensoren die de afmetingen
van de parkeerplaats bepalen, bediening
van het stuurwiel om de auto
halfautomatisch te parkeren en het
geven van instructies via het LCD-
display. ❈ Het volume voor het Smart Parking
Assist-systeem kan worden ingesteld.
Zie "Gebruikersinstellingen" in dithoofdstuk.✽AANWIJZING
• De auto stopt niet voor voetgangers of objecten die hij tegenkomt, de
bestuurder moet dus zelf goed
opletten bij het manoeuvreren.
• Gebruik het systeem alleen op parkeerterreinen en -plaatsen.
• Het systeem werkt niet als er geen auto geparkeerd staat v
Page 230 of 735
4 129
Kenmerken van uw auto
Hoe het systeem werkt
(Parkeermodus)
1. Activeer het Smart Parking Assist-systeem
2. Selecteer parkeermodus
3. Zoek een parkeerplaats: rijd langzaam naar voren
4. Zoeken voltooid: automatisch zoeken met sensor
5. Bedien het stuurwiel (1) Bedien de selectiehendel met
behulp van de instructies op het
LCD-display
(2) Rijd langzaam en bedien hetrempedaal
6. Parkeren voltooid
7. Parkeer de auto indien gewenst handmatig op de juiste positie.✽AANWIJZING
• Controleer voordat u het systeem inschakelt of het systeem kan worden
gebruikt.
• Bedien voor uw veiligheid altijd het rempedaal, behalve wanneer u rijdt.(Vervolg)
8. Verlaten van een parkeerplaats naast een muur
Als u een smalle parkeerplaats in
de buurt van een muur verlaat,
functioneert het systeem mogelijk
niet goed. De bestuurder moet
oppassen voor obstakels als hijeen parkeerplaats verlaat die
vergelijkbaar is met bovenstaandeafbeelding.
ODM045513
Page 237 of 735

Kenmerken van uw auto
136
4
7. Smart Parking Assist-systeem
voltooid
Voltooi het parkeren van uw auto volgens
de instructies op het LCD-display. Bedien
indien gewenst zelf het stuurwiel en
voltooi het parkeren van uw auto.
✽AANWIJZING
Tijdens het parkeren van de auto moet
het rempedaal door de bestuurder
worden bedient.
Extra aanwijzingen (meldingen) Wanneer het Smart Parking Assist-
systeem in werking is, verschijnt ermogelijk een melding, ongeacht de
volgorde van parkeren.
De meldingen verschijnen
overeenkomstig de omstandigheden.
Volg de gegeven instructies terwijl u de
auto parkeert met het Smart ParkingAssist-systeem.
✽AANWIJZING
• Het systeem wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld. Parkeer uw
auto handmatig.
- Als het ABS in werking treedt
- Als de TCS/ESC wordt
uitgeschakeld
• Als de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h terwijl een parkeerplaats wordt
gezocht, verschijnt de melding
"Reduce speed" (Beperk snelheid).
• In de volgende situatie wordt het systeem niet ingeschakeld - Als de
TCS/ESC wordt uitgeschakeld.
ODM046692L/ODM046693L
■Type A■Type B
ODM046694L/ODM046695L
ODM046695L/ODM046697L
■ Type A
■Type B
■Type A■Type B
ODM046698L/ODM046699L
Page 255 of 735

Kenmerken van uw auto
154
4
Opties autom. Knipperen
(indien van toepassing)
Om de impulsbediening van de
richtingaanwijzers bij rijstrookwisseling te
activeren, beweegt u de
combischakelaar iets en laat hem dan
weer los.
De richtingaanwijzers knipperen 3 keer (5 of 7). U kunt de functie one-touch
passeerknipperlicht in-/uitschakelen of het
aantal keren knipperen selecteren (3, 5 of
7) met de Modus gebruikersinstellingen
op het LCD-display.
✽AANWIJZING
Als de richtingaanwijzer abnormaal
snel of langzaam knippert, duidt dit op
een kapotte lamp of een slecht contact in
het circuit van de richtingaanwijzers.
Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een beter
zicht en ter voorkoming van ongevallen
onder omstandigheden waarbij het zicht
sterk verminderd wordt door mist, regen,
sneeuwval enz. 1. Schakel de parkeerverlichting in.
2. Zet de lichtschakelaar (1) in de stand
mistlampen vóór.
3. Zet om de mistlampen vóór uit te schakelen de lichtschakelaar nogmaals in de stand mistlampen
vóór of schakel de parkeerverlichtinguit.
ODMECO2015
OPMERKING
De mistlampen gebruiken zeer veel
stroom. Gebruik de mistlampenalleen bij slecht zicht.