5-91
Rijden met uw auto
5
Waarschuwingsmelding
SCC-modusuitgeschakeld.
Radar geblokkeerd
Wanneer de behuizing van de lens
van de sensor wordt geblokkeerd
door vuil, sneeuw, e.d., wordt de
werking van het Smart CruiseControl-systeem mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als dit gebeurt, wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven op het LCD-display.
Vervuil het eventueel aanwezige vuil,
sneeuw e.d en reinig de behuizing
van de lens van de radarsensor
voordat u het Smart Cruise Control-
systeem gebruikt.Het Smart Cruise Control-systeem
wordt mogelijk niet goed geactiveerd
wanneer de radar volledig vervuild is
of als er objecten niet wordengesignaleerd nadat de Ready-
modus ( ) is ingeschakeld
(bijvoorbeeld op een open terrein).
Breng geen vreemde
voorwerpen, zoals een
bumpersticker of
bumperbescherming aan in
de buurt van de radarsensor.
Anders kunnen de prestaties
van de radarsensor negatief
worden beïnvloed.
Houd de radarsensor en de
behuizing van de lens altijd
schoon en vrij van vuil e.d.
Gebruik alleen een zachte
doek voor het wassen van de
auto. Spuit geen water onder
hoge druk direct op de sensor
of de behuizing van de
sensor.
(Vervolg)
OPMERKING
OAE056166L
6-8
Wat te doen in een noodgeval
(1) Waarschuwingslampje lage
bandenspanning/controlelampje
storing TPMS
(2) W aarschuwingslampje positie
lage bandenspanning en
waarschuwingslampje lage
bandenspanning (weergegeven
op het LCD-display)
Controleer bandenspanning
(indien van toepassing)
U kunt de bandenspanning controleren in de assistentiemodus
op het instrumentenpaneel. Raadpleeg "LCD-modus" in hoofdstuk 3.
De bandenspanning wordt na enkele minuten rijden
weergegeven.
Als de bandenspanning bij stilstaande auto niet wordt
weergegeven, zal de melding
"Drive to display (Rijden om weer
te geven)" worden weergegeven.
Controleer na het rijden debandenspanning. De weergegeven waarden voor de
bandenspanning verschillen
mogelijk van de met eenbandenspanningsmeter gemeten
waarden.
U kunt de eenheid waarin de bandenspanning wordt
weergegeven wijzigen in de modus
Gebruikersinstellingen in het LCD-
display.
- psi, kPa, bar (Zie Modus
Gebruikersinstellingen inhoofdstuk 3).
BB AA NN DDEENN SSPP AA NN NNIINN GGSSCC OO NNTTRR OO LLEE SSYY SSTT EEEEMM (( TT PP MM SS)) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAEE066012
OAE046115L
OAE066030L
6-10
Wat te doen in een noodgeval
Controleer na het vervangen van een
of meerdere banden of velgen het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS ook
na het vervangen goed werkt.
In de volgende situaties dient u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
1. Het waarschuwingslampje lagebandenspanning/controlelampj
e storing TPMS gaat niet
gedurende 3 seconden brandennadat het contact in stand ON is
gezet.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
geknipperd heeft.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
blijft branden.Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning enbandenspanning
When the tire pressure monitoring
system warning indicators are
illuminated and warning message
displayed on the cluster LCD display,
one or more of your tires is
significantly under-inflated. The Low
Tire Pressure Position Telltale willindicate which tire is significantly
under-inflated by illuminating thecorresponding position light. If either telltale illuminates,
immediately reduce your speed,
avoid hard cornering and anticipate
increased stopping distances. You
should stop and check your tires as
soon as possible. Inflate the tires tothe proper pressure as indicated on
the vehicle’s placard or tire inflation
pressure label located on the driver’sside center pillar outer panel.
If you cannot reach a service station
or if the tire cannot hold the newly
added air, replace the low pressure
tire with the spare tire.
The Low Tire Pressure Telltale will
remain on and the TPMS Malfunction
Indicator may blink for one minuteand then remain illuminated (when
the vehicle is driven approximately
20 minutes at speed above 25 km/h)
until you have the low pressure tire
repaired and replaced on the vehicle.
informatie
Het reservewiel is niet uitgerust met
een bandenspanningssensor.
i
AANWIJZING
OAE046115L
I-4Elektromotornummer......................................................8-8
Exterieur .......................................................................3-37
Achterklep..................................................................3-39
Motorkap....................................................................3-37
Extra voorzieningen verwarmings
- en ventilatiesysteem .................................................3-131 Luchtcirculatie schuifdak.........................................3-131
Geheugen Bestuurdersstoel ..........................................3-16 Instapfunctie...............................................................3-18
Opslaan van standen in het geheugen........................3-17
Hoeveelheden en gewichten ...........................................8-5 Instrumentenpaneel .......................................................3-41
Bediening instrumentenpaneel...................................3-42
Meldingen LCD-display ............................................3-60
Meters en tellers.........................................................3-43
Waarschuwings- en controlelampjes .........................3-48
Interieurfilter .................................................................7-16
Filter controleren .......................................................7-16
Kinderzitjes (CRS) .......................................................2-37 Kiezen van een kinderzitje (CRS) .............................2-38
Onze aanbeveling : Vervoer kinderen altijd op de
achterstoelen ..............................................................2-37
Plaatsen van een kinderzitje (CRS) ...........................2-40
Koelvloeistof.................................................................7-10
Koelvloeistof verversen .............................................7-13
Koelvloeistofpeil controleren ....................................7-10
Index
E
G
H
I
K
I-5
Lampen .........................................................................7-50
Afstellen van koplamp ..............................................7-55
Dagrijverlichting ........................................................7-59
Derde remlicht ...........................................................7-62
Mistachterlicht ...........................................................7-62
Vervangen van koplamp, parkeerlicht,
lamp richtingaanwijzer ..............................................7-51
Vervangen van lamp achterlicht ................................7-59
Vervangen van lamp interieurverlichting ..................7-62
Vervangen van lamp kentekenplaatverlichting ..........7-62
Vervangen van lamp richtingaanwijzer opzij ............7-59
Lane keeping assist-systeem (LKAS) ..........................5-63 Beperkingen van het systeem ....................................5-70
Waarschuwingslampje en - melding ..........................5-68
Werking LKAS ..........................................................5-64
Wijzigen LKAS-functie .............................................5-69
LCD-display .................................................................3-73
Bediening LCD-display .............................................3-73
LCD-modus ...............................................................3-74 Motor ..............................................................................8-2
Motorruimte ............................................................1-6, 7-3
Multimediasysteem .........................................................4-2
Antenne ........................................................................4-3
Audio/Video/Navigatiesysteem (AVN) .......................4-5
Audiobediening op stuurwiel.......................................4-4
AUX-, USB- en iPod ®
-aansluiting ..............................4-2
Bluetooth ®
Wireless Technology handsfree ................4-5
Uitleg werking autoradio .............................................4-6
Onderhoudswerkzaamheden ...........................................7-4 Verantwoordelijkheid van de eigenaar ........................7-4
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het
onderhoud uitgevoerd door eigenaar ...........................7-4
Opbergvak...................................................................3-132 Dashboardkastje .......................................................3-133
Multifunctioneel vak................................................3-134
Opbergvak middenconsole ......................................3-132
Opbergvak voor zonnebril .......................................3-133
I
Index
LM
O
I-6Overige voorzieningen ...............................................3-135
12V-aansluiting ........................................................3-137
Aansteker .................................................................3-140
Asbak .......................................................................3-135
Bagagenet (houder)..................................................3-143
Bekerhouder .............................................................3-135
Bevestigingspunt(en) vloermat ................................3-142
Draadloos laadsysteem mobiele telefoon ................3-138
Jashaak .....................................................................3-141
Klok .........................................................................3-141
Rolhoes bagageruimte .............................................3-144
USB-lader ................................................................3-138
Zonneklep ................................................................3-136
Overzicht dashboard .......................................................1-5
Overzicht exterieur ..................................................1-2, 1-3
Overzicht interieur ..........................................................1-4 Reductieoverbrenging ...................................................5-11
Bediening reductieoverbrenging ................................5-11
Goede rijgewoonten ...................................................5-16
Meldingen LCD-display ............................................5-14
Parkeren .....................................................................5-13
Remsysteem ..................................................................5-19 Antiblokkeersysteem (ABS) ......................................5-30
Auto hold-functie .......................................................5-26
Elektronische parkeerrem (EPB) ...............................5-20
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ....................5-32
Goede remgewoonten ................................................5-38
Hill-Start Assist Control (HAC) ................................5-37
Rembekrachtiging ......................................................5-19
Remblokslijtage-indicatoren ......................................5-20
Vehicle Stability Management (VSM) ......................5-36
Remvloeistof .................................................................7-14 Remvloeistofniveau controleren ................................7-14
Rijden in de winter .....................................................5-101 Sneeuw en ijs ...........................................................5-101
Voorzorgsmaatregelen voor rijden in de winter ......5-103
Rijden met een aanhanger ..........................................5-107
Index
R