4-52
MultimediasysteemC
Coonnffoo rrmm iitt ee iitt ss vv ee rrkk llaa rriinn gg
Screen saver (Screensaver)
Stel de informatie in die wordt
weergegeven wanneer het
audiosysteem of het scherm wordt
uitgeschakeld.
Selecteer de toets [SETUP] van het audiosysteem ➟Selecteer
[Screensaver.].
Analogue (analoog): er wordt een analoge klok weergegeven.
Digital (digitaal): er wordt een digitale klok weergegeven.
None (niets): er wordt geen informatie weergegeven.
Display Off (display uit)
U kunt het scherm uitschakelen
terwijl het audiosysteem in werking
is, om schitteringen te voorkomen. Selecteer de toets [SETUP]van het
audiosysteem ➟Selecteer [Display
Off] (display uit).
Informatie
Gebruik 'Screen Saver' om de
informatie in te stellen die wordt
weergegeven wanneer het systeem
wordt uitgeschakeld.
i
CE (Europa)
Rijden met uw auto
Vóór het rijden .......................................................5-3Vóór het instappen ...........................................................5-3
Vóór het starten ................................................................5-3
Startknop.................................................................5-4 Standen startknop.............................................................5-6
Standen van de auto ........................................................5-8
De auto vitschakelen ......................................................5-10
Reductieoverbrenging .........................................5-11 Bediening reductieoverbrenging .................................5-11
Parkeren ............................................................................5-13
Meldingen LCD-display..................................................5-14
Goede rijgewoonten .......................................................5-16
Shift paddle (regeling regeneratief remmen) .5-18
Remsysteem ..........................................................5-19 Rembekrachtiging ...........................................................5-19
Remblokslijtage-indicatoren.........................................5-20
Elektronische parkeerrem (EPB) .................................5-20
Auto hold-functie ...........................................................5-26
Antiblokkeersysteem (ABS) ..........................................5-30
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) .....................5-32
Vehicle Stability Management (VSM).........................5-36
Hill-Start Assist Control (HAC) ....................................5-37
Goede remgewoonten ....................................................5-38 Rijmodusregelsysteem.........................................5-39
Blind spot detection-systeem (BSD) ................5-41
BSD (Blind Spot Detection)/
LCA (Lane Change Assist) .............................................5-42RCTA (Rear Cross Traffic Alert) ..................................5-45
Beperkingen van het system .......................................5-48
Autonomous emergency braking (AEB) ...........5-50 Systeeminstelling en -activering.................................5-50
AEB-waarschuwingsmelding en systeemregeling ..5-52
AEB-radarsensor vóór ..................................................5-55
Storing in het systeem...................................................5-56
Beperkingen van het systeem .....................................5-58
Lane keeping assist-systeem (LKAS) ...............5-63 Werking LKAS ..................................................................5-64
Waarschuwingslampje en - melding ..........................5-68
Wijzigen LKAS-functie ..................................................5-69
Beperkingen van het systeem .....................................5-70
Snelheidsbegrenzingssysteem ...........................5-71 Bediening snelheidsbegrenzer .....................................5-71
Cruise control .......................................................5-73 Werking cruise control ..................................................5-73
5
5-3
Rijden met uw auto
5
Vóór het instappen
• Zorg ervoor dat alle ruiten,buitenspiegels en lampen schoon en onbedekt zijn.
Verwijder rijp, sneeuw of ijs.
Controleer de banden visueel op ongelijkmatige slijtage en beschadigingen.
Controleer of er geen sporen van lekkage onder de auto te zien zijn.
Controleer of er zich geen obstakels achter de auto bevinden
wanneer u achteruit wilt rijden.
Vóór het starten
Controleer of de motorkap, deachterklep en de portieren goed
gesloten en vergrendeld zijn.
Stel de positie van de stoel en het stuurwiel af.
Stel de binnen- en buitenspiegels af.
Controleer of alle verlichting werkt.
Doe uw veiligheidsgordel om. Controleer of alle passagiers hun
veiligheidsgordel hebbenomgedaan.
Controleer de meters en controlelampjes in het
instrumentenpaneel en de
waarschuwingen die in het display
van het instrumentenpaneel
worden weergegeven als de
startknop in stand ON staat.
Controleer of alle voorwerpen die u bij u hebt goed zijn opgeborgen of
vastgezet.
VVÓÓ ÓÓRR HH EETT RR IIJJ DD EENN
Om de kans op ERNSTIG
LETSEL te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
worden getroffen:
Doe uw veiligheidsgordel
ALTIJD om. Alle inzittendenmoeten tijdens het rijden de
veiligheidsgordel op de juiste
manier dragen. Zie
"Veiligheidsgordels" in
hoofdstuk 2 voor meer
informatie.
Rijd altijd defensief. Houd er rekening mee dat andere
bestuurders of voetgangers
onachtzaam kunnen zijn en
fouten kunnen maken.
Blijf u concentreren op het
rijden. Een bestuurder die zich
laat afleiden kan een ongeval
veroorzaken.
Bewaar ruim voldoende
afstand tot uw voorligger.
WAARSCHUWING
5-14
Rijden met uw auto
Meldingen LCD-display
Schakelvoorwaarden nietvervuld
De melding verschijnt in het LCD-
display als de rijsnelheid te hoog is
om de transmissie in een andere
stand te zetten.
Verlaag de rijsnelheid alvorens de
transmissie in een andere stand te
zetten.
Druk rempedaal in om teschakelen
De melding verschijnt in het LCD-
display als het rempedaal niet
ingetrapt wordt als de transmissie in
een andere stand wordt gezet.
Trap het rempedaal in en zet
vervolgens de transmissie in eenandere stand.
Schakel naar P na het stoppen
De melding verschijnt in het LCD-
display als de transmissie in stand P
(parkeren) wordt gezet terwijl de
auto in beweging is.
Breng de auto tot stilstand alvorens
stand P (parkeren) in te schakelen.OAEE056103L
OAEE056104L
OAEE056105L
5-15
Rijden met uw auto
5
Parkeren ingeschakeld
De melding verschijnt in het LCD-
display als stand P (parkeren)
ingeschakeld is.
Versnelling al geselecteerd
De melding verschijnt in het LCD-
display als de knop van degeselecteerde stand nogmaals
ingedrukt wordt.
Schakelknop zit vast
De melding verschijnt in het LCD-
display als de schakelknop continu
ingedrukt gehouden wordt of als er
een probleem is met de knop. Controleer of er niets op de
schakelknop ligt. Als het probleem
blijft bestaan adviseren we u de auto
onmiddellijk te laten nakijken door
een officiële HYUNDAI-dealer.
OAEE056111LOAEE056110LOAEE056109L
5-16
Rijden met uw auto
Controleer schakelbediening
De melding verschijnt in het LCD-
display als er een probleem is met de
schakelknoppen.
We adviseren u de auto onmiddellijk
te laten nakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Goede rijgewoonten
Houd het gaspedaal nooit ingetraptals de selectiehendel van stand P
(parkeren) of stand N (neutraal) in
een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P (parkeren) als de auto nog
niet volledig tot stilstand is
gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand
R (achteruit) of stand D (rijden)
wordt ingeschakeld.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N (neutraal). Als
u dat wel doet kan er een ongevalontstaan omdat er niet meer op de
motor afgeremd kan worden.
Bovendien kan de transmissie
beschadigd raken.
Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten. Zelfs een
lichte, maar permanente
pedaaldruk kan leiden tot
oververhitting in het remsysteem,
voortijdige slijtage en zelfs het
weigeren van de remmen. Activeer altijd de parkeerrem als u
de auto verlaat. Vertrouw niet
uitsluitend op stand P (parkeren)
van de transmissie om de auto opzijn plaats te houden.
Wees buitengewoon voorzichtig bij het rijden op een gladde
ondergrond. Let in dat geval vooral
op bij het remmen, gasgeven en
schakelen. Op een glad wegdekkan een plotselinge
snelheidsverandering leiden tot
verlies van grip van de
aangedreven wielen, waardoor u
de controle over uw auto kunt
verliezen, met een mogelijk
ongeval tot gevolg.
Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk brandstofverbruikmoet het gaspedaal met een
gelijkmatige beweging worden
ingetrapt en worden losgelaten.
OAEE056106L
5-30
Rijden met uw auto
AUTO HOLD niet aan.
Sluit deur, motorkap, koffer en
maak gordel vast.
Als u de [AUTO HOLD]-schakelaar
indrukt en het bestuurdersportier, de
motorkap of de achterklep niet
gesloten zijn of de veiligheidsgordel
van de bestuurdersstoel niet is
vastgemaakt, klinkt er een
waarschuwingssignaal en wordt er
een melding weergegeven in het
LCD-display.
Druk op de [AUTO HOLD]-
schakelaar nadat het
bestuurdersportier, de motorkap of
de achterklep gesloten zijn en de
veiligheidsgordel vastgemaakt is.
Antiblokkeersysteem (ABS)
ABS is een elektronisch remsysteem dat helpt een slip tijdens het remmen
te voorkomen. ABS maakt hetmogelijk gelijktijdig te sturen en teremmen.
OAEE056118LEen antiblokkeersysteem (ABS)
of elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) kan
geen ongevallen voorkomen die
het gevolg zijn van gevaarlijk
rijgedrag. Hoewel de auto bijeen noodstop beter onder
controle gehouden kan worden,
is het toch noodzakelijk een
veilige afstand tot uw
voorligger te bewaren. U moet
uw rijsnelheid altijd verlagen bij
slechte wegomstandigheden.
De remweg van auto's met ABS
of ESC kan onder de volgende
wegomstandigheden langer zijn
dan van auto's zonder een
dergelijk systeem.
Verlaag uw rijsnelheid onder de
volgende omstandigheden:
Op ruw terrein, grind of op
met sneeuw bedekte wegen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
(Vervolg)
Op wegen met kuilen of met
hoogteverschillen.
Als er sneeuwkettingen onder
uw auto zijn gemonteerd.
Probeer de werking van het
ABS of de ESC van uw auto niet
uit bij hoge snelheden of tijdens
het nemen van een bocht.
Hiermee kunt u zichzelf en
anderen in gevaar brengen.