2-27
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Informatie
Het waarschuwingslampje voor de voorpassagiersgordel bevindt zich
in de middenconsole.
Ook als er niemand op de voorpassagiersstoel zit, zal het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordel gedurende 6
seconden knipperen of branden.
Als er bagage op de voorpassagiersstoel geplaatst wordt,
kan het waarschuwingslampje van
de veiligheidsgordel ook gaan
knipperen.
Waarschuwing
achterpassagiersgordel
(indien van toepassing)
Als de startknop in stand ON wordt
gezet wanneer de driepuntsgordel
van de achterpassagier niet is
vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel
branden totdat de veiligheidsgordel
wordt vastgemaakt.
In de volgende gevallen brandt het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel
achter vervolgens gedurende
ongeveer 35 seconden: - U start de auto wanneer de
veiligheidsgordel achter niet is
vastgemaakt.
- U gaat sneller dan 9 km/h rijden wanneer de veiligheidsgordel
achter niet is vastgemaakt.
- De veiligheidsgordel achter wordt losgemaakt wanneer u langzamer
dan 20 km/h rijdt.
Als de veiligheidsgordel achter wordt
vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje onmiddellijk uit.
Als de veiligheidsgordel achter wordt losgenomen bij een snelheid diehoger is dan 20 km/h, zal gedurende35 seconden het bijbehorende
waarschuwingslampje gaanknipperen en de
waarschuwingszoemer klinken.
Wordt de heup-/schoudergordel van
de achterpassagiers echter
tweemaal los- en vastgemaaktbinnen 9 seconden nadat de gordel is
vastgemaakt, dan zal het
waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordel niet
gaan branden.
i
OTLE035083
2-32
Veiligheidssysteem van uw auto
Het veiligheidsgordelsysteem met
gordelspanner bestaat hoofdzakelijk
uit de volgende onderdelen. De
plaats hiervan wordt in bovenstaande
afbeelding aangegeven:
(1) Waarschuwingslampje AIRBAG
(2) Blokkeerautomaat met gordelspanner
(3) Airbagmodule De sensor die de airbagmodule
activeert, is verbonden met de
veiligheidsgordels met
gordelspanner. Het
waarschuwingslampje AIRBAG inhet instrumentenpaneel zal nadat
de startknop in stand ON is gezet
ongeveer 6 seconden branden enmoet daarna uitgaan.
Als de gordelspanner niet goed
werkt, zal het
waarschuwingslampje branden,
ook al werkt de airbagmodule goed.
Als het waarschuwingslampje nietgaat branden als de auto AAN
gezet wordt, blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, laat
de veiligheidsgordels met
gordelspanner en/of de airbags dan
zo spoedig mogelijk controleren
door een officiële Hyundai-dealer. Informatie
Zowel de veiligheidsgordel met gordelspanner voor de bestuurder
als die voor de voorpassagier kan bij
bepaalde frontale aanrijdingen en
aanrijdingen van opzij worden
geactiveerd.
De gordelspanners zullen ook worden geactiveerd als de
veiligheidsgordels op het moment
van de aanrijding niet gedragen
worden.
Wanneer de veiligheidsgordels met gordelspanner geactiveerd worden,
kan een luide knal hoorbaar zijn en
kan er fijn stof, dat doet denken aan
rook, zichtbaar worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
Het fijne stof is niet giftig, maar kan huidirritatie veroorzaken. Tevens
dient langdurig inademen van het
stof vermeden te worden. Was de
aan het stof blootgestelde huid
zorgvuldig na een ongeval waarbij
de veiligheidsgordels met
gordelspanner zijn geactiveerd.
iAANWIJZING
OLMB033040/Q
2-55
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Zijairbags
Beide voorstoelen van uw auto zijn
uitgerust met een zijairbag. Het doel
van de airbag is om de bestuurder en
de voorpassagier een aanvullende
bescherming te bieden naast de
bescherming die wordt geboden
door de veiligheidsgordel.De zijairbags zijn ontworpen om
tijdens bepaalde aanrijdingen van
opzij geactiveerd te worden,
afhankelijk van de ernst, de hoek, de
snelheid en de plaats waarop de
auto wordt geraakt.
De zijairbags zijn niet ontworpen om
bij alle aanrijdingen van opzij
opgeblazen te worden.
OAE036037
OAE036038
Bij een storing in de ON/OFF-
schakelaar voorpassagiersairbag
kunnen de volgende
omstandigheden zich voordoen:
Het waarschuwingslampje
AIRBAG ( )op het dashboardgaat branden.
Het controlelampje
voorpassagiersairbag OFF
( ) gaat niet branden en het
controlelampje
voorpassagiersairbag ON ( )
gaat gedurende ongeveer 60seconden branden en
vervolgens uit. De
voorpassagiersairbag wordt
bij een frontale aanrijding
opgeblazen ondanks dat de
ON/OFF-schakelaar voor de
voorpassagiersairbag in standOFF staat.
Laat in dat geval de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en het
airbagsysteem zo spoedig
mogelijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
2-58
Veiligheidssysteem van uw auto
Hoe werkt het airbagsysteem?
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn: (1) Bestuurdersairbagmodule/Knie-airbagmodule bestuurder
(2) Voorpassagiersairbagmodule(3) Zijairbagmodules/zijairbagsensoren
(4) Curtain airbagmodules
(5) Blokkeerautomaten met gordelspanners
(6) Waarschuwingslampje AIRBAG(7) Airbagmodule (SRSCM)
(8) Airbagsensoren voor
(9) Druksensoren opzij (10) Controlelampje
voorpassagiersairbag ON/OFF
(alleen voorpassagiersstoel)
(11) ON/OFF-schakelaar voorpassagiersairbag
De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als
de startknop in stand ON staat, om
te bepalen of een aanrijding zwaargenoeg is om de airbags of de
gordelspanners te activeren.
(Vervolg)
Hang geen andere
voorwerpen dan kleding aan
de jashaak. Anders kan bij een
ongeval de auto beschadigd
raken of kan persoonlijk letsel
ontstaan, in het bijzonder als
de airbag geactiveerd wordt.
Laat passagiers niet met het
hoofd of andere delen van het
lichaam tegen het portier
leunen, hun armen uit het
raam steken of voorwerpen
tussen de portieren en dezitplaatsen steken.
Open of repareer de curtain
airbags niet.
OAEE036061L
2-59
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Waarschuwingslampje
AIRBAG
Het waarschuwingslampje AIRBAG op het dashboard geeft het in de
afbeelding weergegeven symbool
voor de airbag weer. Het systeem
controleert het elektrische systeem
van de airbag op storingen. Het
systeem controleert het elektrische
systeem van de airbag op storingen.
Het branden van dit lampje duidt op
een mogelijk probleem met hetairbagsysteem.Tijdens een gemiddelde of zware
frontale aanrijding detecteren desensoren dat de auto snel
decelereert. Als deze deceleratie
groot genoeg is, zal de regelmodule
de airbags vóór activeren op hetjuiste tijdstip en met de benodigde
kracht. De airbags vóór bieden de
bestuurder en voorpassagier extra
bescherming bij frontale aanrijdingen
waarbij de veiligheidsgordels alleen
niet voldoende zijn. Indien nodig
bieden de zijairbags extra
bescherming bij een zijdelingse
aanrijding door het bovenlichaam
extra te ondersteunen.
De airbags worden uitsluitend
geactiveerd (indien nodig
opgeblazen) als de startknop instand ON staat.
De airbags worden bij bepaalde aanrijdingen van voren of opzij
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen ernstig letsel.
Bij een storing in het aanvullend
veiligheidssysteem wordt de
airbag bij een ongeval mogelijk
niet correct opgeblazen.
Hierdoor neemt de kans op
ernstig letsel toe.
Als een van de volgende
omstandigheden zich voordoet,
is er sprake van een storing in
het aanvullendveiligheidssysteem:
Het lampje gaat niet ongeveer
zes seconden branden als de
startknop in stand ON wordt
gezet.
Het lampje gaat na ongeveer
zes seconden niet uit, maar
blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
Het lampje knippert als het contact in stand ON staat.
We adviseren u het aanvullendveiligheidssysteem zo snel
mogelijk door een officiële
HYUNDAI-dealer te laten
controleren als een van deze
omstandigheden zich voordoet.
WAARSCHUWING
2-69
Veiligheidssysteem van uw auto
2
De airbags worden soms niet
geactiveerd bij een aanrijding tegen
een boom of paal, waarbij de
botskracht zich concentreert en de
botsingsenergie door de constructie
van de auto wordt geabsorbeerd.
Onderhoud aanvullend veiligheidssysteem
Het aanvullende veiligheidssysteem
is nagenoeg onderhoudsvrij en bevat
geen onderdelen waaraan u zelf
veilig onderhoud kunt plegen. Als het
waarschuwingslampje AIRBAG niet
gaat branden wanneer de startknop
in stand ON wordt gezet of continu
blijft branden, laat het systeem danonmiddellijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
We adviseren u alle werkzaamheden
aan het aanvullend
veiligheidssysteem, zoals het
verwijderen, het plaatsen of het
repareren ervan, of werkzaamhedenaan het stuurwiel, het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje, de voorstoelen en
de dakstijlen te laten uitvoeren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Een
onjuiste behandeling van het
aanvullend veiligheidssysteem kan
leiden tot ernstig letsel.
OAEE036009LOm de kans op ernstig letsel te
beperken, moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getroffen
worden:
Wijzig onderdelen van het
aanvullend veiligheidssysteem
of de bedrading niet, neem
deze onderdelen of de
bedrading ervan niet los,
breng geen stickers, enz. op
afdekkappen van het systeemaan en wijzig niets aan de
carrosseriestructuur.
Plaats geen voorwerpen op of
in de buurt van de
airbagmodules in het
stuurwiel, op het dashboard of
op het dashboardpaneel
boven het dashboardkastje.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
3-19
Handige voorzieningen in uw auto
3
SSTT UU UURRWW IIEE LL
Elektrische stuurbekrachtiging (EPS)
Het systeem ondersteunt u tijdens
het sturen. Als het contact uit is of bij
een defecte stuurbekrachtiging blijft
de auto bestuurbaar, maar is de
benodigde stuurkracht veel groter.
Zo wordt het sturen zwaarder
wanneer de rijsnelheid toeneemt en
lichter wanneer de snelheid afneemt.Hierdoor hebt u een betere controle
over het stuurwiel.
Indien u merkt dat onder normale
omstandigheden het sturen van de
auto zwaarder gaat dan normaal,dan adviseren wij u de
stuurbekrachtiging te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. Als de elektrische
stuurbekrachtiging niet goed
werkt, gaat het
waarschuwingslampje ( ) ophet instrumentenpaneel
branden of knipperen. Mogelijk
wordt het stuurwiel moeilijk te
draaien of onder controle te
houden. Breng uw auto naar een
officiële HYUNDAI-dealer en laat
het systeem zo snel mogelijk
controleren.
Als een storing wordt gesignaleerd in de elektrische
stuurbekrachtiging wordt de
stuurassistentie uitgeschakeld
om een ongeval te voorkomen.Op dat moment gaat het
waarschuwingslampje in hetinstrumentenpaneel branden of
knipperen. Mogelijk wordt hetstuurwiel moeilijk te draaien of
onder controle te houden. Laat
uw auto onmiddellijk
controleren nadat u uw auto op
een veilige plaats tot stilstand
hebt gebracht. Informatie
De volgende symptomen kunnen zich
tijdens normaal gebruik voordoen :
De benodigde stuurkracht kan direct nadat de startknop in stand
ON is gezet, hoog zijn.
Dit gebeurt als het systeem de EPS-
diagnose uitvoert. Als de
zelfdiagnose is voltooid, werkt het
stuurwiel weer normaal.
Er kan een klikkend geluid hoorbaar zijn van het EPS-relais na
het in stand ON of OFF zetten van
de startknop.
Het geluid van de elektromotor kan hoorbaar zijn als de auto stilstaat of
met lage snelheid rijdt.
(vervolg)
iAANWIJZING
3-20
Handige voorzieningen in uw auto
(vervolg)
Als u het stuurwiel draait bij lagetemperatuur, kan een afwijkend
geluid hoorbaar zijn. Wanneer de
temperatuur stijgt, zal het geluid
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel.
Als u bij stilstaande auto het stuurwiel continu van aanslag tot
aanslag draait, neemt de benodigde
stuurkracht toe. Dit duidt niet op
een storing. Na verloop van tijd
wordt de benodigde stuurkracht
weer normaal.In hoogte en lengte
verstelbare stuurkolom
Informatie
Het is mogelijk dat de
ontgrendelhendel, na het instellen, het
stuurwiel niet blokkeert.
Dit duidt niet op een storing. Dit
gebeurt als twee tandwielen niet
correct in elkaar grijpen. Stel in zo'n
geval het stuurwiel opnieuw af en
vergrendel het. Druk de ontgrendelhendel (1) op de
stuurkolom omlaag en zet het
stuurwiel in de gewenste hoek (2) en
de gewenste stand (3). Stel het
stuurwiel zo af dat het op uw borst is
gericht en niet op uw hoofd.
Zorg ervoor dat u de
waarschuwingslampjes en de meters
in het instrumentenpaneel kunt zien.
Duw na het afstellen van het
stuurwiel de ontgrendelhendel (1)omhoog om het stuurwiel te
blokkeren. Controleer na het
afstellen of het stuurwiel goed vastzitdoor het omhoog en omlaag te
drukken. Stel het stuurwiel altijd af
vóór het rijden.i
Stel het stuurwiel nooit af
tijdens het rijden. Als u dat wel
doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, waardoor
ongevallen en letsel kunnen
worden veroorzaakt.
WAARSCHUWING
OAEE046014