Voor het correct functioneren van het
systeem is het noodzakelijk dat de
sensoren altijd vrij zijn van modder, vuil,
sneeuw of ijs.Wees voorzichtig bij het reinigen
van de sensor om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde
doek. De sensoren moeten met schoon water,
eventueel met toevoeging van autoshampoo
worden schoongemaakt . In wastunnels waar
gebruik wordt gemaakt van stoom of
hogedrukreiniging, moeten de sensoren kor t
worden gereinigd. Houd hierbij het mondstuk op
meer dan 10 cm afstand.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch
uitgeschakeld als de aanhangerstekker in de
trekhaak-stekkerdoos wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld
als u de aanhangerstekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als de trekhaak gemonteerd moet
blijven, ook als er geen aanhanger is, wordt
geadviseerd zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten bijwerken,
aangezien de trekhaak door de middelste sensoren
als een obstakel gedetecteerd kan worden.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op
obstakels die zich boven of onder de sensoren
kunnen bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de achterkant van de
auto bevinden, worden onder bepaalde
omstandigheden niet door het systeem
gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen
of zelf beschadigd worden.
De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed
worden/zijn door beschadiging van de sensoren
zelf, door vuil, sneeuw of ijs op de sensoren
of door ultrasone systemen (bijv.
luchtdrukremmen van vrachtwagens of
pneumatische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
De parkeersensoren werken op de juiste wijze als
de achterdeuren gesloten zijn. Bij geopende
achterdeuren kunnen de sensoren verkeerde
metingen geven: sluit dus altijd de achterdeuren.
Breng geen stickers op de sensoren aan.
De volgende omstandigheden kunnen de werking van
het parkeerhulpsysteem beïnvloeden:
Verminderde gevoeligheid van de sensoren en
afname van de prestaties van het systeem kunnen
te wijten zijn aan de aanwezigheid van ijs, sneeuw,
modder, dikke verf op de sensoren.
De sensoren kunnen een onbestaand voorwerp
(echogeluid) wegens mechanische geluiden
detecteren, bijvoorbeeld tijdens het wassen van de
auto, in geval van regen (sterke wind), hagel.
101
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De door de sensoren verzonden signalen kunnen
ook gewijzigd worden door ultrasoonsystemen
(bijv. pneumatisch remmen van vrachtwagens
of pneumatische boor) in de buurt van het
voertuig.
De detectie van obstakels in het hoge gedeelte
van de auto kan niet gegarandeerd zijn (vooral
bij bestelversies en chassis/cabine), aangezien het
systeem obstakels detecteert die de auto in
het lage gedeelte kunnen raken.
BELANGRIJK
De verantwoordelijkheid tijdens het
parkeren en andere gevaarlijke
handelingen ligt altijd en overal bij de
bestuurder. Controleer als u de auto parkeert of
zich geen personen (vooral kinderen), dieren
of obstakels in de buurt van de auto bevinden.
De parkeersensor moet als een hulpmiddel voor
de bestuurder beschouwd worden. De
bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als deze met lage snelheid
worden uitgevoerd.
START&STOP SYSTEEM
(indien aanwezig)
VOORWOORD
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor
af wanneer de auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden. Dit verhoogt de
efficiency van de auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen en de geluidsoverlast.
WERKING
Stopmodus van de motor
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Bij stilstaande auto wordt de motor uitgeschakeld als
de versnelling in vrij staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
MET AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
De motor stopt als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal.
De motor wordt ook uitgeschakeld als het
rempedaal niet is ingetrapt, maar als de keuzehendel
in de stand N staat.
OpmerkingDe motor wordt alleen automatisch
uitgeschakeld als daarvoor met een snelheid hoger
dan ongeveer 10 km/h is gereden, om herhaaldelijk
afslaan van de motor tijdens de rit te voorkomen als
stapvoets wordt gereden.
102
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
geen enkele handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief uit om
brandstof te besparen In dergelijke gevallen kan de
motor alleen m.b.v. de contactsleutel worden gestart.
OpmerkingSchakel het Start&Stop-systeem uit,
als u niet wilt dat de motor wordt uitgeschakeld. Dit
is altijd mogelijk.
ONREGELMATIGE WERKING
Als een storing in het Start&Stop-systeem aanwezig
is, wordt het systeem uitgeschakeld. De bestuurder
wordt geïnformeerd over de storing door het
branden van het algemene waarschuwingslampje A
fig. 107 en, indien aanwezig, met een bericht en
het storingssymbool B fig. 107 op het
instrumentenpaneel.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Als het voertuig wordt gestald moet ervoor worden
gezorgd dat de elektrische voeding van de accu
wordt losgekoppeld. Maak de stekker A fig. 108 los
(door knop B in te drukken) van de C
controlesensor van de accutoestand, geïnstalleerd op
de minpool D van de accu; Deze sensor mag nooit
losgemaakt worden van de pool, behalve als de accu
vervangen wordt.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar
STOP is gedraaid, minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te koppelen.
BELANGRIJK
Wendtuvoorhetvervangenvandeaccu
tot het Fiat Servicenetwerk.Vervang de
accu door een accu van hetzelfde type en met
dezelfde specificaties.
fig. 107F0T0427fig. 108F0T0428
105
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING - FIAT CODE
(geel) - STORING DIEFSTALALARM
(indien aanwezig - geel) -
INBRAAKPOGING (geel)
Storing elektronische startblokkering Fiat
CODE.
Als het lampje continu brandt en de contactsleutel
staat in stand MAR, geeft dit een mogelijke storing
aan (zie "Fiat Code" in het hoofdstuk "Dashboard en
bediening").
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende
melding op het display.
BELANGRIJK Als de lampjes
entegelijk
branden, dan is er een storing in de Fiat CODE.
Als bij draaiende motor het lampje
knippert,
geeft dit aan dat de auto niet wordt beschermd door
het startblokkeersysteem (zie "Fiat Code" in het
hoofdstuk "Dashboard en bediening").
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om alle sleutels
in het geheugen te laten opslaan.
Storing diefstalalarm
Als het lampje
(of het symbool op het display)
gaat branden, is er een storing in het diefstalalarm.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende
melding op het display.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.Inbraakpoging
Als het lampje snel knippert of als het symbool op
het display gaat branden, dan is er een inbraakpoging
gesignaleerd. Op enkele uitvoeringen verschijnt de
bijbehorende melding op het display.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
ALGEMENE STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat branden als een van de volgende
gebeurtenissen optreedt.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden als een storing in de
oliedruksensor wordt gesignaleerd.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden (bepaalde uitvoeringen) als
er een storing is in een van de volgende systemen:
buitenverlichting
remlichten
mistachterlichten
richtingaanwijzers
kentekenverlichting.
159
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De storing kan betreffen: het doorbranden van een
of meer lampen, doorbranden van de bijbehorende
zekering of een onderbreking in de elektrische
verbinding.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende
melding op het display.
Inschakeling brandstofnoodschakelaar
Het lampje gaat branden wanneer de
brandstofnoodschakelaar wordt ingeschakeld.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing parkeersensoren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Zie hetgeen beschreven is voor het storingslampje
van de parkeersensoren.
Storing waarschuwingslampje
Het lampjegaat branden en knippert om een
storing van het lampje
aan te geven. In dat geval
kan het lampje
mogelijk geen storingen in de
veiligheidssystemen aangeven.
Laat het systeem controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
TPMS (geel)
Storing TPMS
Het lampje gaat branden en knippert gedurende
ongeveer 75 seconden, wanneer het permanent blijft
branden is er een storing in het TPMS gedetecteerd.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of dat de band spanning
verliest. Onder deze omstandigheden kunnen de
optimale levensduur van de banden en het
benzineverbruik niet gegarandeerd worden.
REMBLOKSLIJTAGE (geel)
Het lampje gaat branden als de remblokken voor
versleten zijn; laat deze in dat geval zo snel mogelijk
vervangen.
Bij enkele uitvoeringen verschijnt op het display de
betreffende melding.
160
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING PARKEERSENSOR (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Het lampje gaat branden als een storing in de
parkeersensor wordt gesignaleerd.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
branden.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Bij enkele uitvoeringen verschijnt op het display de
betreffende melding.
STORING START&STOP SYSTEEM
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Het lampje gaat branden als een storing in het
Start&Stop systeem wordt gedetecteerd. Op enkele
uitvoeringen gaat het lampje
branden.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Bij enkele uitvoeringen verschijnt op het display de
betreffende melding.
ASR-SYSTEEM UITGESCHAKELD
(geel)
Het ASR-systeem kan worden uitgeschakeld door
het indrukken van de knop ASR OFF.
Het lampje gaat branden om te bestuurder te
waarschuwen dat het systeem is uitgeschakeld.
Als de ASR OFF knop weer wordt ingedrukt, gaan
het waarschuwingslampje uit om de bestuurder
te informeren dat het systeem weer is ingeschakeld.
INSCHAKELING TRACTION
PLUS-SYSTEEM (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Het lampje gaat branden als het Traction Plus-
systeem wordt ingeschakeld door het indrukken van
de T+ knop op het dashboard.
De led op de knop gaat branden.
Storing Traction Plus-systeem
Wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid en het
waarschuwingslampje tijdens het rijden blijft
branden of gaat branden samen met de led op de
knop en het waarschuwingslampje
, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.
161
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STROOMVERBRUIKER - fig. 182 ZEKERING AMPÈRE
Aircocompressor F19 7,5
Achterruitverwarming/Verwarming buitenspiegels F20 30
Brandstofpomp F21 15
Mistlampen F08 15
Aansteker/Stekkerdoos interieur/Stoelverwarming F85 30
+15 Achteruitrijlichten/luchtkwantummeter/waterdetectiesensor in
brandstoffilter/spoelen van relais T02, T05, T14, T17 en T19 (1.4
uitvoeringen)F87 7,5
Sensor laadtoestand accu IBS voor Start&Stop systeem (1.3 Multijet
uitvoeringen met Start&Stop)F87 5
191
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STROOMVERBRUIKER - fig. 184 ZEKERING AMPÈRE
Dimlicht (passagierszijde)
F12
(*)7,5
Dimlicht (bestuurderszijde)/Koplampverstelling F13
7,5 / 5
(*)
INT/A spoelen relais SCM F31 5
Tijdgestuurde binnenverlichting
F32
(*)7,5
Knooppunt Radio/Regeleenheid
Bluetooth/Knooppunt Blue&Me™/
Diagnosestekker EOBD-systeem/Regeleenheid interieurbewaking/
Regeleenheid sirene diefstalalarmF36 10
Knooppunt instrumentenpaneel/Rempedaalschakelaar (normaal geopend) F37 5
Actuators vergrendeling portier/bagageruimte
(*)F38 20
Tweewegpomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 15
Elektrisch bediende ruit voor (bestuurderszijde)
(*)F47 20
Elektrisch bediende ruit voor (passagierszijde)
(*)F48 20
Verlichting bedieningsknoppen/Regeleenheid parkeersensoren/Bediening
elektrisch verstelbare buitenspiegels/Regeleenheid interieurbewakingF49 5
INT knooppunt Radio/Regeleenheid
Bluetooth/Knooppunt Blue&Me™/
Elektrische verstelling buitenspiegels/Koppelingspedaalschakelaar/
Bediening remlichten (normaal gesloten)F51 7,5
Knooppunt instrumentenpaneel F53 5
Verwarming buitenspiegels F41 7,5
Beschikbaar F45 -
Beschikbaar F46 -
Beschikbaar F90 -
(*)Voor bepaalde versies/markten
193
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
®
®