111
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
lANe dePARTURe WARNINg
Sy ST e M
Dit systeem registreert wanneer de
bestuurder onvrijwillig een rijstrookmarkering
(doorgetrokken of onderbroken streep)
overschrijdt.
Een centraal tegen het bovenste deel van de
voorruit gemonteerde camera scant de weg
en detecteert de rijstrookmarkeringen en de
positie van de auto ten opzichte daarvan.
Bij een wagensnelheid hoger dan 60
km/h
geeft het systeem een waarschuwing als de
auto de rijstrook verlaat.
Dit systeem werkt met name optimaal op
snelwegen en autowegen.
Werking
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld als de auto wordt gestart. Werkingsvoorwaarden
Als het systeem is ingeschakeld, is het
systeem uitsluitend actief als aan de
volgende werkingsvoorwaarden wordt
voldaan:
-
De auto rijdt vooruit.
-
Er is geen enkele storing in de werking
van de auto gesignaleerd.
-
De auto rijdt met een snelheid van ten
minste 60 km/h.
-
De rijstrookmarkering is goed zichtbaar
.
-
Het zicht is helder
.
- De weg is recht (of maakt een flauwe
bocht).
-
Het zichtveld is voldoende vrij van
obstakels (er wordt voldoende afstand
tot de voorligger gehouden).
-
Als de rijstrookmarkering wordt
overschreden (bijvoorbeeld bij het
uitvoegen), mag de richtingaanwijzer
voor de richting waarin de rijstrook
wordt verlaten (rechts of links) niet zijn
ingeschakeld.
-
De rijrichting van de auto komt overeen
met het verloop van de rijstrook.
Het LDWS is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven en verantwoordelijk is.
Bij schade aan de voorruit wordt u ten zeerste
aangeraden contact op te nemen met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om de camera te laten vervangen
en kalibreren.
Deze twee verklikkerlampjes op
het instrumentenpaneel gaan
branden om aan te geven dat
het systeem controleert of aan
de werkingsvoorwaarden wordt
voldaan.
Als aan de voorwaarden wordt voldaan,
gaan deze twee verklikkerlampjes uit. Het
systeem is dan geactiveerd.
Als niet meer aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, blijft het systeem wel
ingeschakeld maar is het niet meer actief.
Dit wordt aangegeven door het blijven
branden van deze twee verklikkerlampjes op
het instrumentenpaneel.
5
VEILIGHEID
11 2
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
detectie
Bij een koersafwijking wordt u gewaarschuwd
door het branden van een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel en een geluidssignaal:
Storing
Bij een storing gaat dit
verklikkerlampje branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding ter bevestiging op
het display.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
-
knipperen van het linker
verklikkerlampje bij een
afwijking naar links,
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20
seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op
de weg of een niet-officiële markering (bijv.
graffiti).
Er kunnen storingen in de detectie optreden:
-
als de rijstrookmarkeringen weggesleten
zijn,
-
als er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen. -
knipperen van het rechter
verklikkerlampje bij een
afwijking naar rechts.
Inschakelen
-
Druk
op deze knop om het systeem weer
in te schakelen; het verklikkerlampje van
de knop gaat uit.
De twee verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel blijven branden tot
60
km/h.
Uitschakelen
-
Druk op deze knop om het systeem uit
te schakelen; het lampje van de knop
gaat branden.
De status van het systeem blijft na het
afzetten van het contact in het geheugen
opgeslagen. Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
-
Als de auto zwaar is geladen (vooral als
het gewicht slecht is verdeeld).
-
Bij slecht zicht (regen, mist, sneeuw
,
enz.).
-
Bij te veel of te weinig licht (verblindend
zonlicht, duisternis, enz.).
-
Als de voorruit vuil of beschadigd is ter
hoogte van de camera.
-
Als de systemen
ABS, CDS, ASR
of Intelligent Traction Control buiten
werking zijn.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als de Stop-stand van de
Stop & Start-functie wordt geactiveerd.
Het systeem wordt weer ingeschakeld
en controleert opnieuw of aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan als de
auto weer wordt gestart.
Veiligheid tijdens het rijden
11 3
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
Status van het lampje op de toets Melding op het
display Status van het
symbool op het display
g
eluidssignaalBetekenis
Uit ---Het systeem is ingeschakeld (automatisch na elke keer dat de
auto wordt gestart).
Uit Lane Departure
Warning System ingeschakeld Pictogrammen
en
worden permanent weergegeven -
Het systeem is ingeschakeld, maar er wordt niet aan alle
werkingsvoorwaarden voldaan.
Uit Lane Departure
Warning System ingeschakeld -
-Het systeem is ingeschakeld en er wordt aan alle
werkingsvoorwaarden voldaan: het systeem kan
geluidssignalen en visuele waarschuwingen geven.
Uit -Pictogram
knippert Ja
Het systeem is ingeschakeld en herkent de
werkingsvoorwaarden: het signaleert dat de afstand tot de
linker rijstrookmarkering groter wordt.
Uit -Pictogram
knippert Ja
Het systeem is ingeschakeld en herkent de
werkingsvoorwaarden: het signaleert dat de afstand tot de
rechter rijstrookmarkering groter wordt
5
VEILIGHEID
11 8
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
VeIlIgHeIdSgORdelS CABINe
Mocht u achteraf een voorbank in
de auto monteren, dan dient deze
voorzien te zijn van goedgekeurde
veiligheidsgordels.
Vastmaken
Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.
losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
De veiligheidsgordel rolt automatisch
op maar het wordt aanbevolen de
veiligheidsgordel vast te houden terwijl deze
zich oprolt.Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Verklikkerlampje
niet-vastgemaakte
veiligheidsgordels
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt, kan bij
auto's met het Stop & Start-systeem de
START-stand van de motor niet worden
geactiveerd. De motor kan dan uitsluitend
met de contactsleutel worden gestart. Als de bestuurder en/of de voorpassagier
zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt,
gaat bij het starten van de motor dit
verklikkerlampje branden in combinatie met
een alsmaar sterker wordend geluidssignaal.
Deze waarschuwing werkt zowel bij
uitvoeringen met individuele passagiersstoel
als bij uitvoeringen met tweezits
passagiersbank vóór.
De bestuurdersstoel is voorzien
van een veiligheidsgordel met een
pyrotechnische gordelspanner en een
gordelkrachtbegrenzer.
Bij de uitvoeringen met een frontairbag aan
passagierszijde is de veiligheidsgordel van
de zitplaats van de passagier ook voorzien
van een pyrotechnische gordelspanner en
een gordelkrachtbegrenzer.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in, schuif deze
omhoog of omlaag tot de gewenste stand is
bereikt en laat de knop los om de geleider in
deze stand te blokkeren (veiligheidsgordel aan
de zijde van de bestuurdersstoel en de zijde van
de zitplaats van de buitenste voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats
is niet in hoogte verstelbaar.
Veiligheidsgordels
123
Airbags
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
In de stand "OFF" werkt de airbag vóór aan
passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
selecteer dan "ON" om de airbag opnieuw
in te schakelen en zo de veiligheid van uw
voorpassagiers te garanderen.Zij-airbags en window-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering) zijn aan
de zijde van de portieren in de rugleuningen
van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding bij de
voorste zitplaatsen van de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen
de voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden
opgeblazen aan de zijde waar de aanrijding
plaatsvindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel of de
passagiersbank vóór plaatst. Anders kan
een kind bij het opblazen van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Als de airbag vóór aan passagierszijde van
uw auto niet kan worden uitgeschakeld:
plaats beslist geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting voorin. Controle uitschakeling
Als de airbag is uitgeschakeld,
gaat elke keer dat de motor
wordt gestart dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
melding op het display.
StoringNeem als dit verklikkerlampje
gaat branden contact op met
het CITROËN-netwerk om het
systeem te laten controleren.
Zie de rubriek "Technologie aan boord -
Configuratie van de auto".
Deze functie kan met de toets MO
de
worden geconfigureerd; selecteer "OFF" in
het menu "Airbag passagierszijde".
5
VEILIGHEID
139
Motorruimte
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Binnenzijde
Deze handeling mag alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat en het
bestuurdersportier geopend is.
Trek aan de hendel aan de zijkant van het
dashboard.
Buitenzijde
Duw de veiligheidshaak aan de bovenzijde
van de grille omhoog en til de motorkap op.Plaats de motorkapsteun in de houder
alvorens de motorkap te sluiten.
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
MOTORkAP
OP e N e N
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Zet het contact altijd met de sleutel af
als u handelingen onder de motorkap
wilt uitvoeren om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand van het
Stop & Start-systeem te voorkomen.
MOTORkAP S l UIT e N
Motorkapsteun
Maak de motorkapsteun los en steek deze
in de eerste en vervolgens de tweede
uitsparing van de motorkap.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische uitrustingen in
de motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
7
ONDERHOUD
144
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Slijtage remschijven
Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat als dit verklikkerlampje
gaat branden de staat van de
remblokken controleren door het
CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats. Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto in goede
staat te houden. Raadpleeg de voorschriften
in het CITROËN-netwerk of in het
onderhoudsschema van de fabrikant dat bij
dit instructieboekje zit.
CONTROleS
Accu
Laat uw accu voor de winter controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan stankoverlast in het interieur
veroorzaken. Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor informatie over het
vervangingsinterval van de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto (veel
stadsverkeer) daartoe aanleiding geven,
moeten de filters twee keer zo vaak worden
vervangen.
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud -
Motorruimte"
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema van de
fabrikant.
Niveaus en controles
145
Niveaus en controles
Jumper_nl_Chap07_Verifications_ed01-2016
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
gebruiksvoorschrift
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
raadzaam geen gebruik te maken van een
hogedrukreiniger voor het reinigen van de
motorruimte.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht,
of in de winter ijs, vormen op de remschijven
en remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om de
remmen vocht- en ijsvrij te maken. Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door CITROËN specifieke producten
geselecteerd en aangeboden.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich
in de motorruimte, vlak bij het
remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt,
moet het filter worden afgetapt.
Dit kunt u ook (laten) doen bij
elke periodieke onderhoudsbeurt.
Aftappen van water in het filter
-
Sluit een transparante slang aan op de
kop van de aftapschroef 1 .
-
Laat het andere uiteinde van de
transparante slang uitkomen in een
opvangbak.
-
Draai de aftapschroef
2
open.De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren altijd
uitvoeren door gekwalificeerde technici
van het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. -
Zet het contact aan.
-
W acht tot de opvoerpomp stopt.
- Zet het contact af.
-
Draai de aftapschroef
2
vast.
-
V
erwijder de transparante slang en de
opvangbak en maak ze leeg.
-
Start de motor
.
-
Controleer op lekkage.
7
ONDERHOUD