242
Motorkap
Openen
F Trek de hendel A onder in de portiersponning naar u toe. F
D
uw de veiligheidshaak B naar links en til
de motorkap op.
F
N
eem de motorkapsteun C uit de houder
op de onderzijde van de motorkap.
F
B
evestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
De plaats van de ontgrendelingshendel
in het interieur zorgt ervoor dat de
motorkap niet geopend kan worden als
het linker voorportier is gesloten. Open de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig
met het bedienen van de
veiligheidshaak en de motorkapsteun
(kans op brandwonden).
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F
B evestig de motorkapsteun in de houder
op de onderzijde van de motorkap.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische uitrustingen in de
motorruimte wordt geadviseerd
om blootstelling aan water (regen,
wassen, ...) te beperken.
F
O
pen het linker voorportier.
07
Praktische informatie
250
Roetfilter (diesel)
Afhankelijk van de displayuitvoering, wordt het
verstopt raken van het roetfilter als volgt weergegeven:
- tijdelijk branden van het servicelampje terwijl er een
geluidssignaal klinkt en er een
bericht verschijnt dat het roetfilter
verstopt dreigt te raken.
-
p
ermanent branden van het
roetfilterlampje ter wijl er een
geluidssignaal klinkt en er een
bericht verschijnt dat het roetfilter
verstopt dreigt te raken
of
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje
uitgaat.
Als het lampje blijft branden, is het
brandstofadditiefniveau te laag.
Controles
Luchtfilter en interieurfilter
Oliefilter
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het onderhoudsschema
van de fabrikant aangegeven
intervallen.
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
12V- ac c u
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu
de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
07
Praktische informatie
255
DS4_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Bewaar de flacons of jerrycans
AdBlue® niet in uw auto.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid. Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto
op een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Procedure
F Zet het contact af en ver wijder de sleutel of
druk, als uw auto daarmee is uitgerust, op
de START/STOP-knop om de motor af te
zetten.
F
Til de vloerplaat van de bagageruimte op om
toegang te krijgen tot het AdBlue®-reservoir. Z
et de vloerplaat vast door het koord aan de haak
van de steun van de hoedenplank te bevestigen.
F Maak de zwarte plastic dop los met behulp van de borglip.
F
S
teek uw vingers in de opening en draai
de blauwe dop een zesde omwenteling
linksom.
F
T
rek de dop om hem te ver wijderen
voorzichtig omhoog, zonder hem los te
laten.
Voer de lege AdBlue
®-flacons
of
-jerrycans niet als huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde
container of breng ze naar uw
verkooppunt.
07
Praktische informatie
293
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+)
van de hulpaccu B of de startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de auto
met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu. F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Een aantal functies, waaronder
het Stop & Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van
de accu onvoldoende is.
F
Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
08
Storingen verhelpen
294
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
12V-accu opladen met een acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
F Zet het contact uit.
F
S chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het
massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
08
Storingen verhelpen
295
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten),
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Loskoppelen van de accu
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze
niet correct is geplaatst; herhaal de
procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet na het weer aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
d
e elektrische ruitbediening met
eentrapsbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
d
e instellingen van de autoradio of het
ingebouwde navigatiesysteem.
Accupoolklem met snelsluiting
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
Loskoppelen van de plusklem (+) Weer aansluiten van de plusklem (+)
08
Storingen verhelpen
303
DS4_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
Benzinemotoren
.../S: uitvoering met Stop & Start-systeem.
.../1: uitvoering met banden met lage rolweerstand.
.../2: uitvoering met banden met ultralage rolweerstand.
*
H
et maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de voor waarden die zijn vastgelegd in de Europese
regelgeving (Richtlijn 1999/99/CE).
Motor
V Ti 120PureTech 130 S&S THP 15 0
Versnellingsbak
Handgeschakeld 5 versnellingen
(BVM5) Handgeschakeld 6 versnellingen
(BVM6)Automaat 6 versnellingen
(BVA6)
Type Variant Uitvoering:
NX... 5FS0
5FS0/1 HNYM/S
HNYM/1S
HNYM/2S 5FEA
Cilinderinhoud (cm
3) 159 811 9 9159 8
Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 889611 0
Brandstof LoodvrijLoodvrijLoodvrij
Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max. 12% (kg) 120 0
120 0 800
Aanhanger ongeremd (kg) 640675715
Aanbevolen kogeldruk (kg) 757575
09
Technische gegevens
304
DS4_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
.../S: uitvoering met Stop & Start-systeem.
.../1: uitvoering met banden met lage rolweerstand.
*
H
et maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de voor waarden die zijn vastgelegd in de Europese
regelgeving (Richtlijn 1999/99/CE).
Motor
THP 160THP 165 S&S THP 210 S&S
Versnellingsbak Automaat 6 versnellingen
(BVA6) Automaat 6 versnellingen
( E AT 6 )
Handgeschakeld 6 versnellingen
(BVM6)
Type variant uitvoering:
NX... 5FMA5GZT/S
5GZ T/1S 5GMM/S
Cilinderinhoud (cm
3) 159 8159 8159 8
Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 120121155
Brandstof LoodvrijLoodvrijLoodvrij
Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max. 12% (kg) 800
140 0 1000
Aanhanger ongeremd (kg) 715690 655
Aanbevolen kogeldruk (kg) 757575
09
Technische gegevens