190
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Afzetten van de motor
Als de auto niet stilstaat, wordt de
motor niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in
de auto achter als u de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
F
Zet de auto stil.F Zet bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F Zet bij auto's met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P of N.
F Druk ter wijl de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt op
de "START/STOP "-knop.
De motor wordt afgezet en het
stuurslot wordt vergrendeld.
Noodprocedure voor het starten
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en de motor niet start
als u op de knop "START/STOP" drukt:
F
Z
et bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
Z
et bij auto's met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand
P of N. F
O pen het deksel van de armsteun vóór.
F
T
il de bekleding op aan de lip en ver wijder
de bekleding.
F
P
laats de elektronische sleutel in de lezer.
F
H
oud bij auto's met een automatische
transmissie het rempedaal ingetrapt.
F
H
oud bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
volledig ingetrapt.
F
D
ruk op de knop " S TA R T/
STOP" .
D
e motor wordt gestart.
06
Rijden
191
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Noodprocedure voor het afzetten van de motor
In noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet door de
knop "START/STOP" ongeveer drie
seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel
niet wordt herkend
Als de elektronische sleutel zich niet meer in
het detectiegebied bevindt tijdens het rijden of
wanneer u (op een later moment) de motor wilt
afzetten, wordt een melding weergegeven. F
H
oud de knop "START/STOP"
ongeveer drie seconden
ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten (let op:
zonder de sleutel kan de motor
niet meer gestar t worden) .
Contact aanzetten
(zonder te starten)
Druk, met de sleutel van het Keyless entry
and start-systeem in het interieur van de auto,
zonder een pedaal in te trappen op de
knop
"START/STOP " om het contact aan te
zetten.
F
Druk op de knop " START/STOP": de verlichting
en lampjes van het instrumentenpaneel gaan
branden zonder dat de motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de
auto te kunnen vergrendelen.
Bij aangezet contact gaat het systeem
automatisch over op de eco-mode om
te voorkomen dat het laadniveau van
de accu te ver zakt.
06
Rijden
196
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto beslist tegen wegrollen te
beveiligen door de parkeerrem handmatig aan
te trekken. Trek daarvoor aan de hendel A .
Parkeerrem aantrekken,
bij draaiende motor
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Controleer voordat u de auto verlaat of het
verklikkerlampje van de parkeerrem op
het instrumentenpaneel constant brandt.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
he
t branden van het
verklikkerlampje parkeerrem en het
verklikkerlampje P op de hendel A ,
-
d
e melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent om uit te stappen ter wijl
de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een melding op het display (behalve als bij een
automatische transmissie de selectiehendel in de stand P staat).
Bij auto's met een automatische transmissie klinkt het
geluidssignaal niet en verschijnt er geen melding als de
selectiehendel in de stand P staat.
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de motor...)
bepaalt de parkeerrem zelf zijn aantrekkracht.
Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen
zonder de motor te starten, trap dan met
aangezet contact het rempedaal in en zet de
parkeerrem vrij door eerst aan de hendel A
te trekken en deze vervolgens los te laten .
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door het doven van het
verklikkerlampje op de hendel A in combinatie
met de melding "Parkeerrem vrijgezet".
Noodremfunctie
Bij een defect aan de dynamische
stabiliteitscontrole, aangegeven door het branden
van dit verklikkerlampje, kan de stabiliteit bij het
remmen niet worden gegarandeerd.
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij uitzonderlijke
situaties (onwel worden van de bestuurder, rijles geven
(indien wettelijk toegestaan) enz.), kan de auto worden
gestopt door aan de hendel A te trekken en deze vast te
houden.
De dynamische stabiliteitscontrole zorgt ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van de
noodremfunctie verschijnt het bericht "Parkeerrem defect".
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen
dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de
hendel A te trekken en deze weer los te laten.
06
Rijden
200
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handmatig schakelen
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
D
uw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
T
rek de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt de
aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische versnellingsbak automatisch
de
1
e versnelling.
Tijdens het schakelen hoeft u het gaspedaal
niet los te laten.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S .
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" als de motor is
gestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding T .
Terugkeren naar de auto-
adaptieve stand
F Om terug te keren naar het auto-adaptieve
stand kunt u het programma op elk
gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets te
drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
06
Rijden
206
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP".
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak
gaat bij snelheden
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor in de STOP-stand geschakeld
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-
d e auto op een steile helling staat
(beklimming of afdaling),
-
he
t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start (met de
sleutel of met de knop "START/STOP")
niet
sneller dan 10 km/h heeft gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knippert het
lampje "ECO" enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Bij auto's met een automatische
transmissie
gaat bij stilstaande auto
wordt, opgeteld en weergegeven. Elke keer als u het
contact opnieuw aanzet met de sleutel of op de knop
"START/STOP" drukt, wordt deze teller op 0 gezet.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
beneden 20 km/h, of bij stilstaande auto bij
uitvoeringen met de PureTech 130 -motor of
de BlueHDi 115 of 120 -dieselmotor, dit lampje
branden op het instrumentenpaneel en wordt
de motor automatisch afgezet wanneer u de
versnellingsbak in de neutraalstand zet en het
koppelingspedaal loslaat.
dit lampje branden op het instrumentenpaneel
en wordt de motor automatisch afgezet
als u het rempedaal stevig intrapt of de
selectiehendel in de stand N zet.
06
Rijden
207
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-stand
van de motor
Bij auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat
er een lampje branden of verschijnt er een
bericht met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
In dat geval knippert het
lampje
"ECO" enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal. De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak (3 km/h bij de
PureTech 130 -motor en de BlueHDi 115 en
120 -dieselmotoren) en hoger dan 3 km/h
bij een automatische transmissie,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Bij auto's met een automatische
transmissie
gaat dit lampje uit en
wordt de motor automatisch gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de
selectiehendel in de stand D of M staat,
-
d
e selectiehendel in de stand N staat
en het rempedaal is losgelaten, en u
vervolgens de selectiehendel in de stand D
of M zet,
-
u d
e selectiehendel in de stand R
(achteruit) zet.
gaat dit lampje uit en wordt de motor
automatisch gestart als u het koppelingspedaal
volledig
intrapt.
06
Rijden
208
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storingen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld ten behoeve
van het thermische comfort in het interieur, is het
aanbevelenswaardig om het Stop & Start-systeem uit te
schakelen.
U kunt het systeem op elk moment uitschakelen op
voor waarde dat het contact aan staat.
Als de motor op dat moment in de STOP-stand is gezet,
wordt deze onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt de volgende keer dat het
contact wordt aangezet automatisch weer ingeschakeld.
Uitschakelen / Inschakelen
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het
zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle
controlelampjes op het instrumentenpaneel gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er ook een
waarschuwingsmelding worden weergegeven waarin u
wordt gevraagd de selectiehendel in de stand N te zetten en
het rempedaal in te trappen.
Zet in dat geval het contact af en start de motor vervolgens
w e e r.
Het Stop & Start-systeem vereist
de toepassing van een 12V-accu
met specifieke technologische
eigenschappen. Werkzaamheden aan
dit type accu mogen uitsluitend worden
uitgevoerd bij het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
12V-accu .
Bij een storing in het systeem gaat
het controlelampje in de schakelaar
"ECO OFF" eerst knipperen en
brandt vervolgens permanent.
Met de toets op het
dashboard
Als u nogmaals op de toets drukt,
wordt de functie weer ingeschakeld. F
D
ruk op deze toets.
Ter bevestiging van de uitschakeling brandt het
verklikkerlampje van de toets en wordt er een
melding weergegeven. Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer rijadviezen
, met name over
het rijden op overstroomde wegen. Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om
verwondingen als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het verklikkerlampje van de toets dooft en er
wordt een melding weergegeven.
06
Rijden
227
DS4_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
BrandstofInhoud van de brandstoftank: ongeveer 60 l i t e r.
Minimumbrandstofvoorraad
Als de minimumbrandstofvoorraad is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Ta n k e n
F Druk deze toets in tot u de tankklep hoort opengaan.
D
it is gedurende enkele minuten na het
afzetten van het contact mogelijk. Zet het
contact nog een keer aan om de toets
opnieuw te activeren (indien nodig).
F
K
ies bij het tankstation de juiste
brandstofpomp.
Indien uw auto is voorzien van het
Stop & Start-systeem, tank dan nooit
wanneer de motor zich in de STOP-
stand bevindt; zet in dat geval altijd
het contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP" bij een auto met
het Keyless entry and start-systeem.
Als er minder dan 5 liter brandstof
getankt wordt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
Zolang er niet voldoende brandstof is
getankt, gaat elke keer dat het contact wordt
aangezet dit waarschuwingslampje branden,
vergezeld van het geluidssignaal en de
waarschuwingsmelding. Dit geluidssignaal en
deze waarschuwingsmelding worden tijdens
het rijden steeds vaker herhaald naarmate het
niveau dichter bij 0 komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een lege brandstoftank
(diesel)
.
07
Praktische informatie