Page 106 of 174

104
Controleer of het snellaadapparaat met
de kabel geschikt is voor uw auto.F
D
ruk de borglip 4 opzij om de afdekkap te
openen.
F
C
ontroleer of er geen vuil of vreemde delen
in de stekkeraansluiting zitten.
Snelladen*
F Zet de selectiehendel in stand P en trek de parkeerrem stevig aan.
F
S
chakel alle verbruikers uit en zet het
contact van uw auto in de stand "LOCK" .
F
T
rek aan de hendel 3 aan de linkerzijde
onder de bestuurdersstoel om het klepje
van de snellaadaansluiting (linkerzijde van
de auto) te openen. Raak de metalen uiteinden van de
beide stekkers van de kabel niet aan.
Anders bestaat de kans op elektrocutie
en/of storingen door schade.
F
S
luit de laadkabel op de aansluiting in de
auto aan volgens de gebruiksaanwijzing
van het snellaadapparaat.
Gebruik geen
snellaadapparatuur als u een
pacemaker of andere elektrische
medische apparatuur draagt.
Blijf uit de buurt van snellaadpunten
en ver wijder u zo snel mogelijk van het
snellaadpunt als u er toch in de buurt komt.
Vraag desnoods iemand anders om uw auto
voor u op te laden.
*
Volgens uitvoering.
Praktische informatie
Page 117 of 174

115
C-Zero_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Accu laden met een
acculader
F Start de auto met de hulpaccu en wacht enkele minuten.
F
Z
et het contact van uw auto aan en wacht
tot het lampje "Ready" gaat branden.
F
N
eem de kabels in de omgekeerde
volgorde los.
F
P
laats de afdekplaat van de accu terug en
draai de moer vast.
Als het verklikkerlampje "Ready" niet gaat
branden:
F
L
aat de kabels aangesloten.
F
Z
et het contact van uw auto in de stand
" LOCK ".
F
L
aad de tractiebatterij via de normale
laadprocedure op.
F
A
ls het laadstroomcontrolelampje op het
instrumentenpaneel constant brandt, kunt
u de kabels losnemen.
F
W
acht nog minstens één uur.
F
Z
et het contact van uw auto aan tot het
lampje "Ready" brandt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem
blijft bestaan. F
V erwijder de afdekplaat van de accu.
Controleer of het elektrolyt niet
bevroren is.
Controleer het elektrolytniveau en vul
dit bij met gedestilleerd water indien
noodzakelijk.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
controleren van de niveaus .F
D
raai de moer 1 los en til de beugel op.
8
Storingen verhelpen
Page 136 of 174

134
C-Zero_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen vervangen
De speciale tang voor het ver wijderen van
zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast in het
dashboard (links).
Toegang:
F
K
lik het deksel los en trek het in zijn geheel
naar u toe.
F
N
eem de zekeringentang los.
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst
de oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
C
ontroleer of het contact in de stand
" LOCK " staat.
F
T
raceer de defecte zekering door de
geleidende draad te bekijken.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de houder te nemen.
F
V
ervang een zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
C
ontroleer of het getal op de zekeringkast
en de stroomsterkte op de zekering
overeenkomen met de waarden in de
onderstaande tabel. CITROËN is niet verantwoordelijk
voor kosten die voortvloeien
uit het verhelpen van storingen
veroorzaakt door het monteren van
extra accessoires die niet door haar
aanbevolen en geleverd worden of
door voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van CITROËN zijn
gemonteerd. Dit geldt met name voor
apparatuur met een stroomverbruik van
meer dan 10 milliampère.
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
Storingen verhelpen