33
C-Zero_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Hoogteverstelling hoofdsteun
F Trek de hoofdsteun omhoog om deze hoger te zetten.
F
D
uw de hoofdsteun omlaag en druk
tegelijkertijd de verstelknop in om de
hoofdsteun lager te zetten.
F
V
er wijder de hoofdsteun door deze in de
hoogste stand te zetten en omhoog te
trekken ter wijl u de verstelknop indrukt.
F
P
laats de hoofdsteun terug door de pennen
in de opening van de rugleuning te steken
en de verstelknop in te drukken. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn ver wijderd. Dit is gevaarlijk, mede
omdat losliggende hoofdsteunen bij
een noodstop kunnen veranderen
in gevaarlijke projectielen. De
hoofdsteunen moeten altijd zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Controleer na het verstellen van de
hoofdsteun of de verstelknop goed
vergrendeld is.
De stand van de hoofdsteun is juist als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich
ter hoogte van de bovenzijde van het
hoofd bevindt.Druk op de schakelaar op het dashboard om
de ver warming van de bestuurdersstoel in te
schakelen.
Het controlelampje van de schakelaar gaat
branden.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
verwarming uit te schakelen.
Schakelaar
stoelverwarming
3
Ergonomie en comfort
38
C-Zero_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Voorzieningen
interieur
1. Dashboardkastje
2. Wegklapbare bekerhouders
D
ruk op het deksel om de bekerhouder te
openen.
3.
12
V- aansluiting (120 W )
H
oud u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan uw apparatuur
te voorkomen.
4.
O
pen opbergvak
5.
U
SB-box
6.
P
ortiervak
Ergonomie en comfort
65
C-Zero_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Antispinregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Stabiliteitscontrolesystemen
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de
auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...) kan
het nuttig zijn het ASR / ESP uit te schakelen,
zodat de wielen weer grip kunnen krijgen.
F
D
ruk op deze knop aan de onderzijde
van het dashboard (bestuurderszijde)
tot het bijbehorende symbool op het
instrumentenpaneel verschijnt.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting. De weergave van dit symbool op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het
ASR en het ESP zijn uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden niet automatisch weer ingeschakeld.F Druk nogmaals op de knop om de
systemen handmatig weer in te schakelen.
Als het symbool op het instrumentenpaneel
verdwijnt, betekent dit dat het ASR en het ESP
weer ingeschakeld is.
De antispinregeling verbetert de tractie van de
wielen om het doorslippen te beperken, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen. De bestuurder mag zich door de
aanwezigheid van het ASR / ESP niet
laten verleiden risico's te nemen of te
hard te rijden.
Deze systemen kunnen alleen goed
werken als de voorschriften van de
fabrikant op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische
componenten en montageprocedures
worden opgevolgd en de
werkzaamheden door het CITROËN-
netwerk worden uitgevoerd.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Als deze lampjes op het
instrumentenpaneel gaan
branden, is er sprake van een
storing in deze systemen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het ASR / ESP
te laten controleren.
Als de wielen te veel spinnen, kan het
differentieel van uw auto beschadigd
raken.
5
Veiligheid
70
C-Zero_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
bescherming van de inzittenden te verbeteren
bij ernstige aanrijdingen. De airbags vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
in dat geval de frontale en zijdelingse
aanrijdingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en dragen zo bij aan
een betere bescherming van de inzittenden
van de auto; direct na de aanrijding ontsnapt
het gas uit de airbags zodat noch het zicht,
noch het eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd,
-
bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarin de auto over de kop slaat, treden de
airbags in sommige gevallen niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor
de bescherming van de inzittenden.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), zullen de airbags niet meer
afgaan. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die daar gevoelig voor
zijn irriterend werken.
De knal die bij de ontsteking van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden allebei opgeblazen, behalve
als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld,
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór ( A), in de
lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen het
dashboard en de inzittende om te verhinderen dat
deze naar voren klapt. De airbags vóór beschermen het hoofd en de
borst van de bestuurder en de passagier bij
een frontale aanrijding.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard, boven het dashboardkastje.
Veiligheid
73
C-Zero_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags.
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in
de buurt van de airbags of in het gebied waar
de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij
het afgaan van de airbag ver wonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in
combinatie met actieve zijairbags gebruikt
kunnen worden. Voor informatie over de
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het CITROËN-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
De airbag wordt namelijk zeer snel
opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er
niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Adviezen
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
5
Veiligheid
98
F Trek aan de hendel 1 aan de linkerzijde onder het dashboard om het klepje van
de aansluiting voor het normaal laden
(rechterzijde van de auto) te openen.
F
N
eem het snoer uit het meegeleverde
tasje. Dit snoer heeft een speciale
stekkeraansluiting met een controlepaneeltje.
F
Steek het ene uiteinde van het laadsnoer in
een stopcontact dat aan de gestelde eisen
voldoet. Tijdens het aansluiten gaan de
3 verklikkerlampjes POWER , FA U LT en
CHARGING op het controlepaneel een ogenblik
gelijktijdig branden. Vervolgens blijft alleen het
groene verklikkerlampje POWER branden.
Als de buitenluchttemperatuur lager
is dan -25°C, is het laden wellicht niet
mogelijk. Raak de metalen uiteinden van het
stopcontact en van het laadsnoer
niet aan (kans op elektrocutie en/of
storingen).
F
D
ruk de borglip 2 opzij om de afdekkap van
de stekkeraansluiting te openen. F
C
ontroleer of er geen vuil of vreemde delen
in de stekkeraansluiting op de auto zitten.
F
V
erwijder de beschermkap van de stekker
van het laadsnoer.
F
S
teek de speciale laadstekker in de
aansluiting op de auto tot deze vastklikt,
raak de knop aan de bovenzijde niet aan.
Gebruik geen verlengkabels,
stekkerblokken, adapters
of programmeerbare
apparatuur.
U mag nooit met natte handen het
snoer of de specifieke laadstekker
aansluiten of loskoppelen (kans op
elektrocutie).
Gebruik het meegeleverde koord voor het
ophangen van het controlepaneel, zodat er
geen druk wordt uitgeoefend op de stekker
van het stopcontact (kans op beschadiging
van het laadsnoer of de stekker).
Praktische informatie
134
C-Zero_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen vervangen
De speciale tang voor het ver wijderen van
zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast in het
dashboard (links).
Toegang:
F
K
lik het deksel los en trek het in zijn geheel
naar u toe.
F
N
eem de zekeringentang los.
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst
de oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
C
ontroleer of het contact in de stand
" LOCK " staat.
F
T
raceer de defecte zekering door de
geleidende draad te bekijken.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de houder te nemen.
F
V
ervang een zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
C
ontroleer of het getal op de zekeringkast
en de stroomsterkte op de zekering
overeenkomen met de waarden in de
onderstaande tabel. CITROËN is niet verantwoordelijk
voor kosten die voortvloeien
uit het verhelpen van storingen
veroorzaakt door het monteren van
extra accessoires die niet door haar
aanbevolen en geleverd worden of
door voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van CITROËN zijn
gemonteerd. Dit geldt met name voor
apparatuur met een stroomverbruik van
meer dan 10 milliampère.
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
Storingen verhelpen
135
C-Zero_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich in het onderste
deel van het dashboard aan de linkerzijde.Zekering Ampère
Functies
1 7, 5 AParkeerlichten vóór en linksachter.
2 15 A12V-aansluiting.
3 -Niet gebruikt.
4 7, 5 AStartmotor.
5 20 AAudio-installatie.
6 -Niet gebruikt.
7 7, 5 ABoorduitrusting, parkeerlichten vóór en rechtsachter.
8 7, 5 AElektrisch bediende buitenspiegels.
9 7, 5 ASupervisor.
10 7, 5 AAirconditioning.
11 10 AMistachterlicht.
12 15 ACentrale vergrendeling.
13 10 APlafonnier.
8
Storingen verhelpen