Page 105 of 303
Instrumenten en bedieningsorganen103
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐ ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
De achterruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Buitentemperatuur
R 4.0 IntelliLink-display afgebeeld.
Navi 950-display afgebeeld.
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
Page 106 of 303

104Instrumenten en bedieningsorganenAls de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Afhankelijk van de configuratie van
de auto is het
● R 4.0 IntelliLink-display of
● Navi 950-display
beschikbaar.
R 4.0 IntelliLink
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
betreffende submenu weer te geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Raak + en - om de instellingen te
veranderen.
Navi 950 Druk op HOME, selecteer
Instellingen en vervolgens Tijd en
datum .
Tijd automatisch aanpassen
Het systeem ontvangt voortdurend
informatie over de actuele tijd en
datum.
Activeer Kloksynchr. RDS-signaal om
de tijds- en datuminstellingen auto‐
matisch aan te passen.
Deactiveer Kloksynchr. RDS-signaal
om de tijd en datum handmatig aan te
passen.
Page 107 of 303
Instrumenten en bedieningsorganen105Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om de tijdsin‐
stellingen aan te passen.
Pas de instellingen naar wens aan.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om de
datuminstellingen aan te passen. Pas
de instellingen naar wens aan.
Tijdweergave
Selecteer Tijdnotatie instellen om de
gewenste tijdweergave te kiezen. Er
verschijnt een submenu. Activeer 12
uur of 24 uur .
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 volt-aansluiting in de
voorste console. Klap de afdekking
neer.
Extra 12 volt-aansluitingen bevinden
zich in de achterconsole
en aan de linkerzijde van de bagage‐ ruimte.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De stekkerdozen worden ook
gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Page 108 of 303
106Instrumenten en bedieningsorganenGeen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 159.
Aansteker
De aansteker bevindt zich in de voor‐ ste console. Klap de afdekking neer.
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker
uittrekken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
De verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden aangebracht.
Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Bij sommige uitvoeringen draaien denaalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Page 109 of 303
Instrumenten en bedieningsorganen107Kilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Dagteller
De opgenomen snelheid wordt sinds
de laatste reset weergegeven.
De dagteller telt tot 9999 km en begint
dan weer bij 0.
De auto is uitgevoerd met twee
dagtellerpagina's voor verschillende
tochten.
Selecteer ; door op Menu op de
richtingaanwijzerhendel te drukken. Draai het stelwiel op de richtingaan‐
wijzerhendel en selecteer ;1
of ; 2. Elke dagtellerpagina kan
apart worden teruggesteld door de
toets SET/CLR op de richtingaanwij‐
zerhendel enkele seconden in te
drukken op het betreffende menu.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 110 of 303

108Instrumenten en bedieningsorganenBrandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of dehoeveelheid gas (LPG of CNG) in de
tank, afhankelijk van de geselec‐
teerde brandstof.
Het aantal brandende LED's geeft het
peil in de betreffende brandstoftank
aan. 8 LED's betekent dat de brand‐
stoftank vol is.
Tijdens rijden op gas wordt het peil in de gastank weergegeven.
Melding Te laag brandstofpeil
Nog één LED die wit brandt, geeft aan dat het brandstofpeil laag is.
Tank als de LED rood wordt en Y geel
oplicht spoedig bij.
Tank als de LED rood wordt en Y geel
knippert onmiddellijk bij.
Brandstoftank nooit leegrijden.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Tijdens het rijden op gas schakelt het systeem automatisch over op rijden
op benzine als de gastanks leeg zijn 3 108.Brandstofkeuzeschakelaar
Rijden op aardgas, CNG
Door Y in te drukken kunt u wisselen
tussen het gebruik van benzine en
aardgas. De led 1-status toont de
huidige werkingsmodus.
1 uit:rijden op aardgas1 brandt:rijden op benzine1 knippert:omschakelen is niet
mogelijk, één van de
brandstofsoorten is
leeg
Page 111 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen109Zodra de aardgastank leeg is, wordt
tot aan het uitschakelen van de
ontsteking automatisch op benzine
overgeschakeld.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 208.
Rijden op LPG
Door LPG in te drukken kunt u wisse‐
len tussen het gebruik van benzine en LPG. De led 1-status toont de
huidige werkingsmodus.
1 uit:rijden op benzine1 knippert:voorwaarden voor
overschakelen op
rijden op LPG contro‐
leren. Licht op als aan
de voorwaarden
voldaan is.1 brandt:rijden op LPG1 knippert
5 keer en
dooft:LPG-tank is leeg of storing in LPG-
systeem. Er verschijnt
een bericht op het
Driver Information
Center.
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt tot
aan het uitschakelen van de ontste‐
king automatisch op benzine overge‐
schakeld.
Brandstof voor het rijden op LPG
3 209.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Het aantal brandende LED's geeft de koelvloeistoftemperatuur aan.
maximaal 3
LED's:bedrijfstempera‐
tuur motor nog niet
bereikt4 tot 6 LED's:normale bedrijfs‐
temperatuurmeer dan 6 leds:temperatuur te
hoog
Page 112 of 303

110Instrumenten en bedieningsorganenVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
De resterende levensduur van de olie wordt weergegeven op het Driver
Information Center 3 121.
Selecteer het menu Boordinforma‐
tie ? door op MENU op de rich‐
tingaanwijzerhendel te drukken.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
De resterende levensduur van de olie wordt aangeduid met een percen‐
tage.
Terugzetten
Druk gedurende enkele seconden op SET/CLR op de richtingaanwijzer om
terug te zetten. Het contact moet ingeschakeld zijn maar de motor
moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie
is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).
Service-informatie 3 268.
Controlelampen De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instru‐mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de