Page 33 of 277

Sleutels, portieren en ruiten31Handbediende ruitenDe achterportierruiten zijn met de
handslingers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Wees voorzichtig bij het sluiten
van de ruiten. Ervoor zorgen dat
niets of niemand bekneld raakt.
Bedienbaar met contact aan (stand 2)
3 135.
Behouden stroom uit 3 136.
Bedien de schakelaar in de portierbe‐
kleding voor de betreffende ruit. Druk om te openen of trek om te sluiten.
Openen
Kort indrukken: ruit gaat in fasen open.
Lang indrukken: ruit opent automa‐
tisch tot de eindstand. Om de bewe‐ ging te stoppen drukt u nogmaals op
de schakelaar.
Sluiten Kort trekken: ruit gaat in fasen dicht.
Langer trekken: ruit sluit automatisch
tot de eindstand. Om de beweging te
stoppen drukt u nogmaals op de schakelaar.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
daarna meermaals aan de schake‐
laar trekken totdat de ruit in stappen
is gesloten.
Overbelasting
Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Page 34 of 277

32Sleutels, portieren en ruitenStoring
Activeer de ruitelektronica als volgt,
wanneer de ruiten niet automatisch
kunnen worden geopend of gesloten:
1. Sluit de portieren.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Ruit volledig sluiten en de toets nog eens vijf seconden ingedrukt
houden.
4. Ruit volledig openen en de toets nog eens één seconde ingedrukt
houden.
5. Deze handeling herhalen voor alle ruiten.Achterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming van de achterruit
werkt bij een draaiende motor.
Deze wordt na zes minuten automa‐
tisch uitgeschakeld.
Als u tijdens dezelfde contactcyclus nogmaals op Ü drukt, werkt de
verwarming nog drie minuten.
Voorruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De voorruitverwarming werkt samen
met de achterruitverwarming en bij draaiende motor.
Deze wordt na zes minuten automa‐
tisch uitgeschakeld.
Als u tijdens dezelfde contactcyclus nogmaals op Ü drukt, werkt de
verwarming nog drie minuten.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Page 35 of 277
Sleutels, portieren en ruiten33Onderweg moeten de spiegelkappen
gesloten zijn.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.Dak
Zonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van het zonnedak. Er bestaat
verwondingsgevaar, met name voor kinderen.
Bewegende onderdelen tijdens de
bediening goed in de gaten
houden. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Bedienbaar via een wipschakelaar
met contact aan (stand 2) 3 135.
Behouden stroom uit 3 136.
Omhoogbrengen
Houd schakelaar ü ingedrukt totdat
het zonnedak van achteren omhoog
komt.
Openen
Druk in de geheven stand op schake‐
laar ü en laat hem los; het zonnedak
wordt automatisch tot de eindstand
geopend. Om de beweging vóór de
eindstand te stoppen drukt u
nogmaals op de schakelaar.
Page 36 of 277

34Sleutels, portieren en ruitenSluitenHoud schakelaar d ingedrukt in elke
willekeurige stand totdat het zonne‐ dak helemaal is gesloten. Als u de
schakelaar loslaat, stopt de beweging
in elke willekeurige stand.Voorzichtig
Bij gebruik van een dakdrager
controleren of het zonnedak
voldoende speling heeft om
schade tegen te gaan, Het is
alleen toegestaan het zonnedak
open te kantelen.
Let op
Als de bovenkant van het zonnedak nat is, het dak kantelen om het water te laten aflopen en daarna het
zonnedak openen.
Geen stickers op het zonnedak
aanbrengen.
Zonnescherm Het zonnescherm wordt handmatig
bediend.
Schuif het zonnescherm open of
dicht. Het zonnescherm is in elke
stand van het zonnedak te gebruiken.
Overbelasting
Bij overbelasting van het systeem
wordt de stroomvoorziening automa‐
tisch enige tijd onderbroken. Het
systeem wordt beveiligd met zekerin‐ gen in de zekeringenkast 3 211.
Zonnedak initialiseren Als het zonnedak niet kan worden
bediend, de elektronica als volgt acti‐
veren: bij ingeschakelde ontsteking,
het zonnedak sluiten en d gedu‐
rende minstens tien seconden inge‐
drukt houden.
De hulp van een werkplaats inroepen om de oorzaak van de storing te laten
verhelpen.
Page 37 of 277

Stoelen, veiligheidssystemen35Stoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 35
Voorstoelen .................................. 36
Stoelpositie ................................ 36
Stoelverstelling .......................... 37
Rugleuning neerklappen ...........38
Verwarming ............................... 40
Veiligheidsgordels .......................40
Driepuntsgordel ......................... 41
Airbagsysteem ............................. 43
Frontaal airbagsysteem .............47
Zijdelings airbagsysteem ...........47
Gordijnairbagsysteem ...............48
Airbag deactiveren ....................48
Kinderveiligheidssystemen ..........50
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 52
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ......55
Top-Tether-bevestigingsogen ..55Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Page 38 of 277
36Stoelen, veiligheidssystemenHoofdsteunen achter,
hoogteverstelling
Trek de hoofdsteun omhoog en laat
deze vastklikken. Omlaag zetten:
druk op de pal om de hoofdsteun los
te zetten en omlaag te drukken.
Hoofdsteun achter wegnemen
Bijv. bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem 3 50.
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Leg de hoofdsteun in een nettas en
bevestig de onderkant van de tas met
klittenbandbevestigingen aan de
vloer van de bagageruimte. Een
geschikte nettas is verkrijgbaar bij uw
werkplaats.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
Page 39 of 277

Stoelen, veiligheidssystemen37
● Uw zitvlak zo dicht mogelijk naarde rugleuning schuiven. De
afstand tot de pedalen zo instel‐
len dat de benen bij het volledig
intrappen van de pedalen licht
gebogen zijn. De passagiersstoel
voorin zover mogelijk naar
achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreedte
ruimte zitten. Uw dijen dienen
licht op de zitting rusten, zonder
druk uit te oefenen.
● Uw schouders zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. Stel
de hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel contact blijven houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 77.
● Hoofdsteun instellen 3 35.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 41.
Stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
bewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Page 40 of 277
38Stoelen, veiligheidssystemenHoek van rugleuning
Zithoek met het handwiel aanpassen.
Bij het verstellen de rugleuning niet
belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaagRugleuning neerklappen
Standaardstoel neerklappen
Ontgrendelingshefboom naar voren
trekken en rugleuning naar voren
klappen. Vervolgens stoel geheel
naar voren schuiven.
Terugzetten door de stoel geheel
naar achteren te schuiven. Zet de
rugleuning rechtop zonder de
ontgrendelingshefboom te bedienen.
Rugleuning laten vastklikken.